Geen enkele politiehervorming rendeert als magistraten onvoldoende toezicht uitoefenen op het politiewerk en speurders er een potje van maken. Bijvoorbeeld, zoals in het onderzoek van de X’en: een eerste analyse.

N athalie werd geboren op 16 juni 1965. Soms heeft ze de fysiek van een anorexialijder. De vrouw wordt al jarenlang psychiatrisch behandeld, onder meer in het Brusselse Erasmus-ziekenhuis. Ze vertelt verwarde verhalen. Daarom stuurde de gerechtelijke politie bij het parket in Brussel haar ook al wandelen.

Ten einde raad, en vergezeld van haar psychologe, klopt ze aan bij de Brusselse Bewakings- en Opsporingsbrigade (BOB) van de rijkswacht. Ze belandt op de Première Section de Recherche Criminelle (1SRC) bij opperwachtmeester Theo Van Dyck.

We schrijven dan juni 1996. De aanhouding van Marc Dutroux dateert van twee maanden later, van augustus 1996.

Nathalie is geen X – ze kreeg in Neufchâteau het nadien aan Dutroux gekoppelde dossier 110/96 op haar naam. Toch begint de X-saga met de verhalen van Nathalie; zij is de eerste van de psychisch gestoorde getuigen, die met verzinsels, vervalsingen en mises-en-scènes aanvankelijk iedereen om de tuin leidde. Later kreeg Vlaanderen er een X1 en X4 bij, Brussel een X2, Wallonië een X3.

Bij Nathalie was het verhaal beter gestopt. Aan de X’en hebben een aantal speurders, magistraten, psychiaters, therapeuten, strafrechtspecialisten, criminologen, parlementairen, leden van een parlementaire onderzoekscommissie en journalisten veel geloofwaardigheid verloren. Bij gebrek aan beroepsernst bliezen ze oude mythes nieuw leven in en wakkerden bij het publiek de Dutroux-psychose aan.

Welnu, als er al misdaden bestaan, waarmee Dutroux en trawanten niets vandoen hebben, dan wel de sadistische orgieën, waarover de X’en – als slachtoffer en zelfs als dader – getuigden. Door het geknoei van soms ziekelijk gefascineerde en lichtvaardige speurneuzen, werden die vrouwen in de voorbije twee jaar ook nog eens door allerlei volk voor eigen doeleinden misbruikt – daar schuilt trouwens de ware tragiek van de X’en.

Momenteel onderzoekt het gerecht op verschillende niveaus hoe de betrokken speurders en magistraten de X-enquêtes op hol (en op kosten) joegen. Dat ging als volgt.

DE BARONES BEMOEIT ER ZICH MEE

Theo Van Dyck staat bekend als een gedegen speurder. Maar Nathalie komt ook terecht bij een gefrustreerd man. Het vruchteloze onderzoek naar de moordovervallen van de zogenaamde Bende van Nijvel heeft ook Van Dyck verbitterd achtergelaten. Hij beet zich destijds vergeefs in dat dossier vast. Van Dyck droomt er nog altijd van de Bende te ontmaskeren; daarin staat dezeBOB’er zeker niet alleen.

Nathalie vertelt hem aanvankelijk over haar persoonlijk leed. Ze heeft incestueuze problemen met haar vader.

Bij Van Dyck rijst plots de vraag: werkte de vader van Nathalie destijds niet voor de Luikse wapenfabriek FN? Net als Juan Mendez-Blaya, die op 6 of 7 januari 1986 in zijn auto werd neergeschoten omdat hij mogelijk iets te veel over de Bende wist. Ineens is de belangstelling van Van Dyck gewekt.

Dan verschijnt Dutroux aan de oppervlakte.

Dát onderzoek is amper opgestart, of ook Nathalie begint enkele figuren uit de Dutroux-affaire met mannen uit haar eigen omgeving te compromitteren. Ze vertelt hoe die haar, met medeplichtigheid van haar vader en van Jean-Michel Nihoul, van kindsbeen af misbruikten.

De getuigenissen van de vrouw blijken als vanouds incoherent. Overduidelijk laat ze zich inspireren door de media.

Toch nemen Van Dyck en zijn teamgenoot, eerste wachtmeester Joël Gérard, haar gruwelverhalen ernstig. Dat komt ook omdat een branie van de 3SRC, adjudant Patriek De Baets, en zijn ploeg sinds september geconfronteerd worden met de al even bloedstollende story’s van X1: een getuige uit het Gentse, die in Neufchâteau opgenomen wordt in het dossier 109/96. Daarbovenop bemoeit ook Marie-France barones Botte, de (toen nog) gelauwerde kinderrechtenactiviste, zich met de zaak. Sinds het losbarsten van de Dutroux-affaire beweert Botte dat goed georganiseerde netwerken van kinderprostitutie in ons land kunnen rekenen op invloedrijke medeplichtigen. Ze gelooft dat ze haar forse uitspraken door Nathalie kan laten onderbouwen.

Barones Botte en opperwachtmeester Van Dyck besluiten om zich over Nathalie te ontfermen. Van Dyck wijkt amper van de zijde van de vrouw af, toert soms dag en nacht met haar rond, in binnen- en buitenland en desnoods zonder toelating. Dat allemaal in de hoop de bevestiging te vinden van wat de vrouw vertelt.

Het moét gewoon waar zijn. Want zie, ineens blijkt dat Marie-France op 9 oktober en Nathalie op 10 en nog eens op 14 oktober aan een aanslag ontsnappen. De vrouwen krijgen politiebescherming. Het hele land geraakt geleidelijk in de ban van “de connexe dossiers 109 en volgende”.

Enkele journalisten hebben er weet van dat Brusselse BOB’ers, voor rekening van procureur des konings Michel Bourlet en van onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte, ijzingwekkende getuigenissen opnemen. Dat gebeurt meestal ’s nachts in de rijkswachtlokalen aan de IJzerenkruisstraat. De speurders behandelen de betrokken vrouwen als kroongetuigen.

De meeste journalisten wensen dit zo delicaat genoemde onderzoek niet te doorkruisen. Temeer omdat de vrouwen tijdens hun verhoren, beetje bij beetje, ook vooraanstaanden als kinderbeulen aanwijzen, van wie de namen niet zomaar gepubliceerd kunnen worden. Toch is er al vrij vroeg sprake van prominenten die justitie op de hielen zit. En van getuigenissen over “jongens en meisjes die vanaf hun prille kinderjaren, al dan niet met de medeplichtigheid van hun ouders, overgeleverd werden aan dikwijls notoire en altijd welstellende burgers, die zich tijdens intieme feestjes her en der in het land ontpopten tot fanatieke volgelingen van de marquis de Sade”, zoals Knack de zaak op 6 november 1996 omschreef.

Intussen is onderzoeksrechter Connerotte in Neufchâteau vervangen door Jacques Langlois. Dat tempert echter de ambities van Patriek De Baets niet. De adjudant heeft sinds de jaren tachtig, meestal als gespierde arm van de Biezondere Belastinginspectie (BBI), een aantal ophefmakende fraudezaken aangepakt. Hij wil meer. Als “chef” van een ploeg van de 3SRC, ook de derde Criminele Opsporingssectie (3COS) genoemd, wil hij met zijn mannen voortaan de dossiers 109 en 110 coördineren; onder leiding (?) van de hem gunstig gezinde procureur Bourlet en van nationaal magistraat André Vandoren. In werkelijkheid zal De Baets zich gedurende de daaropvolgende maanden ook als de leider van het onderzoek gedragen: tot schade en schande van menigeen, niet in het minst van de magistraten die hem laten begaan.

IN OPDRACHT VAN PRINS VINCENT

Na enkele hallucinante ondervragingen van Nathalie onder hypnose, wordt Theo Van Dyck in januari 1997 door een hersenbloeding getroffen.

Het dossier-110, op naam van Nathalie, verhuist naar een nieuwe ploeg speurders, die opereren onder leiding van Baudouin Dernicourt en Philippe Pourbaix. Die constateren algauw dat de getuigenissen van Nathalie onsamenhangend en indien niet onmogelijk, dan toch onwaarschijnlijk zijn. En dat Theo Van Dyck en zijn ploeg er een potje van gemaakt hebben.

Intussen raakt Nathalie almaar meer in de war. Als ze uitpakt met een met bloed geschreven, anonieme dreigbrief aan haar, zijn de speurders ten einde raad. Daarom wordt, met de toestemming van Langlois, op 14 februari een weekend georganiseerd in Ovifat, een vakantiedorp in de buurt van Malmédy. Daar moet Marie-France Botte, met wie Nathalie goed opschiet, het verhaal nog eens losweken.

En daar gebeurt het, dat Nathalie in het holst van de nacht de kamer van Botte binnenstrompelt. Ze draagt sporen van slagen op de rechterwang en de oogkas. De barones alarmeert prompt de rijkswachtploegen, die dachten dat zij beide vrouwen alleen konden laten.

Nathalie verklaart dat ze, zoals gebruikelijk, via haar semafoon opgeroepen werd, zich daarna volgens de ingetikte postcode naar Verviers begaf. Daar werd ze afgetroefd door Claudio, terwijl een van de (bij naam genoemde) kopstukken van de “Dolo” toekeek. De “Dolo” is een vooral omwille van de Dutroux-affaire beruchte Brusselse bar. Volgens Nathalie zijn het twee van de mannen, die haar afdreigen sinds ze met haar verhaal naar de rijkswacht stapte. Ze doen dit, zegt ze, in opdracht van de Belgische prins, die haar ooit zwanger maakte, haar kind ontnam en haar van kindsbeen af seksueel misbruikt; onder andere met Nihoul en in het milieu van de “Dolo”. Ook dat staat in het verslag waarin Marie-France Botte eind februari 1997 haar gesprekken met Nathalie samenvat voor de gerechtelijke instanties.

Nathalie beweert daarin verder dat ze voor het eerst seksueel misbruikt werd op Kerstmis 1971. Ze was toen vijf en een half jaar. Ze heeft het over zes daders, onder hen haar vader en Vincent, zoals ze de prins in de wandel noemt. Dagen na elkaar werd zij toen misbruikt.

Nadien volgden er nog van die dagen, en nog andere meisjes dan Nathalie werden geslachtofferd. Het decor veranderde: in Brussel, Waterloo, Oostende, bij haar grootmoeder op de zeedijk. En ook het gezelschap wisselde, maar haar vader en Vincent waren altijd van de partij.

Negen jaar was Nathalie, toen de zaken verergerden. Ze vertelt over een landgoed in Laarne, bij Gent. Daar werden, op een tafel, een tiental meisjes van elf tot veertien jaar, een na een verkracht door zo’n twintig gemaskerde mannen, onder leiding van iemand met een grote zwarte mantel. De mannen vermengden het bloed van een vermoorde baby – een meisje – met dat van een lam. Ze dwongen de aanwezige kinderen een put te graven in de tuin. Daar werden de baby en het lam samen ingegooid. Volgens Nathalie herhaalde dat ritueel zich naderhand geregeld.

Tot Vincent haar introduceerde in het milieu van de “Dolo”. Daar kwamen er Brusselse Franstalige politici van verschillende partijen, en nog andere notabelen bij te pas. Zonder Nihoul te vergeten.

Begin van de jaren tachtig – Nathalie was toen achttien – daagden zelfs een rijkswachtgeneraal in blauw en andere heren in kaki uniform op. Ze spraken over geld, veel geld, over wapens en over het ruilen of het verstoppen ervan. En over personen die ze zouden sanctioneren, als zij hen zouden verklikken.

Kortom, Nathalie evoceert hier het verband dat sommige speurneuzen, zoals Van Dyck en De Baets, van oudsher leggen tussen de Bende van Nijvel en mogelijke afpersingen naar aanleiding van al dan niet misdadige seksfuiven.

GESCHREVEN MET HAAR EIGEN BLOED

Ongeacht de ongerijmdheden in Nathalies wilde verhalen – bijvoorbeeld, gezien de seksuele geaardheid van enkele notabelen die ze brandmerkt -, valt vooral op hoezeer de componenten van haar verhaal gelijken op die van de X’en. Aanvankelijk is er de vader die incest pleegt en de moeder die laat begaan of zich zelf incestueus gedraagt. Dan duikt een man op die hen behandelt als een pooier, en hen door andere mannen laat misbruiken op een steeds meer gruwelijke wijze. De sadisten krijgen steeds bekendere namen, de seksorgiën ontaarden in slachtingen.

Begin 1997 durft niemand nog luidop denken aan de bedrieglijke wisselwerking tussen de getuigen en hun ondervragers. Wél rijst de vraag of Nathalie echt zelf alle 41 vrouwenbeulen noemde, die Marie-France Botte in haar verslag opsomt. En of haar “relations par groupes de personnes” wel aannemelijk zijn. Het is immers niet evident dat een aantal van die notabelen samen partouzeren, als zij dat al zouden doen.

Terloops noemt Nathalie trouwens ook nog de man die haar in oktober aanrandde. Kort na het weekend in Ovifat ontdekken enkele Brusselse BOB’ers, die eveneens voor het gerecht in Neufchâteau werken, echter dat Nathalie de aanslagen op haar leven zelf ensceneerde. Dat zij de dreigbrief met haar eigen bloed schreef, zoals zij voordien ook een vals zwangerschapsattest maakte. En dat ze zich die nacht van 14 op 15 februari 1996 in Ovifat zelf verminkte.

Aan de hand van dit voorbeeld gaat rijkswachtmajoor Marcel Guissard, de coördinator van de onderzoeksploegen in Neufchâteau, op vrijdag 25 april 1997 de 27 aanwezige magistraten en speurders waarschuwen voor de manipulatie van en door de getuigen. Hij pleit voor een grondige analyse van hun verklaringen; liefst door andere speurders dan zij die hen ondervragen.

Majoor Guissard is niet de enige die argwaan koestert tegenover de aanpak van de X’en, in casu van X1. Bourlet uitgezonderd tonen de meeste betrokken onderzoeksmagistraten van Antwerpen, Brussel en Gent zich zeer sceptisch. Maar tijdens dezelfde vergadering acht professor Paul Igodt X1 geloofwaardig: ” X1 semble crédible”.

Professor Igodt is diensthoofd Psychiatrie in het Leuvens Universitair Ziekenhuis en hoofddocent in de psychiatrie aan de faculteit Geneeskunde en de faculteit Psychologie en Pedadogische Wetenschappen van de KU Leuven. Met zijn medewerker(s) liet hij X1 praten. Hij hoorde haar onder andere Nihoul en een (eveneens door Nathalie geciteerde) gewezen eerste minister noemen als enkele van haar beulen. Hij stelde weinig hiaten vast in haar verhaal, en vond evenmin aanwijzingen van hysterie, mythomanie of border-line, een eufemisme voor psychisch gestoord gedrag. Tegelijk een voorbarige en achterhaalde conclusie.

IK VERONDERSTEL DAT ALLEE JA

Als Bourlet en Connerotte eind september 1996 de eerste samenvattingen ontvangen van de getuigenverklaringen van X1 bij de ploeg-De Baets in Brussel, kan het dossier voor Neufchâteau niet meer stuk. De pro justitia’s van eerste wachtmeester Philippe Hupez en De Baets klinken in het Frans al even overtuigend als hun reputatie. In Neufchâteau verstaan ze echter geen Nederlands. Zeker het taaltje dat De Baets en X1 onder elkaar spreken, is voor hen koeterwaals. De ondervragingen op video worden bovendien letterlijk uitgeschreven.

Het eerste getuigenis van X1, op 20 september 1996, klinkt – hoe dramatisch ook – nog relatief persoonlijk. Gaandeweg worden de verhoren vaak grotesk en onwezenlijk.

X1 (geboren op 29 januari 1969) vertelt dat haar grootmoeder in Knokke haar, toen ze twee à vier jaar was, orale en anale seks aanleerde met mens en dier. Nadien namen klanten haar mee naar seksfuiven. Nog later – ze was tussen twaalf en zestien jaar – leerde X1 in Gent, waar ze bij haar ouders was teruggekeerd, de 27 jaar oudere Tony kennen. Die ontmaagde haar en leende haar tegen betaling uit aan anderen. Al tijdens het eerste verhoor duidt ze Nihoul, die ze kent van televisie, op foto aan als een van haar beulen. Zo ligt alweer het verband vast met het onderzoek in Neufchâteau, en dat zal al maar grover worden.

In de daaropvolgende nachtelijke en uitputtende verhoren beschuldigt X1, naast Nihoul, ook zijn gewezen echtgenote Anny Bouty, Marc Dutroux, een vooraanstaand uitbater van filmzalen, een bekend burgemeester van een kustgemeente, een in opspraak geraakte Brusselse advocaat, van wie ze de foto kort tevoren in Humo had gezien, een niet onbesproken confrater van hem. Enzovoort. Met de herkenning op foto van Jean-Paul Raemaekers, een tot levenslang veroordeeld en in Namen opgesloten pedofiel, wordt het dossier-109, waarin onder andere X1 is opgenomen, gelieerd met het dossier-111, waarnaar De Baets al in het verhoor van X1 van 29 september hengelde. Dezelfde Raemaekers zal in december de voorzet geven tot de duurste en meest nutteloze – maar in de geest van de tijd onvermijdelijke – graafwerken in ’s lands misdaadgeschiedenis; die in Jumet.

Al bij de eerste verhoren blijkt hoe moeilijk een getuige, zoals X1, te ondervragen valt. Maar ook hoe gemakkelijk zulke vrouwen tot bepaalde getuigenissen gebracht kunnen worden. Als voorbeeld: een letterlijk weergegeven passage uit het verhoor van X1 op 29 september 1996 door Patriek De Baets.

Hebt ge die instelling de laatste tijd gezien op televisie of zoiets?

X1: Ja

Ja. En in welke zaak werd die besproken?

X1: Dat weet ik niet. Dat van, van alle die dingen zeker van euh, met Nihoul en Dutroux en wat weet ik allemaal. Ik veronderstel dat allee ja, ik weet niet meer precies wat verband dat het was want euh ik ben zo een beetje misselijk naar de badkamer gaan wandelen ja.

Herinnert gij u wie dat die zaak uitbaatte?

X1: Schudt het hoofd (nvdr).

Zoudt gij die mensen herkennen? De uitbaters moest ge ermee geconfronteerd worden op foto of zoiets?

X1: Ik weet het niet. Ik weet het niet.

Wij spreken altijd over de periode van 81/82.

X1: Pff…

Ge zijt dan dertien veertien jaar.

X1: Ja zoiets zeker. Ik kan ouder geweest zijn hoor, ik weet het niet meer.

Wat?

X1: Ik kan ouder al geweest zijn ook allee ja, ik weet het niet, ik weet het niet.

Zijt ge vanuit die instelling niet naar een huis geweest daar in de omgeving?

X1: Ik ben zodanig veel overal naartoe gevoerd geweest hé dat ik het eigenlijk …(korte stilte; nvdr.) Hoeveel er in de buurt waren, weet ik niet hoor.

Nee nee ik vraag ….

X1: Ik ben nog mee geweest dikwijls ja..

Naar die club maar vanuit die club zijt ge nooit overgebracht geweest naar een huis in de onmiddellijke omgeving?

X1: In de onmiddellijke omgeving pff…

Zelfs in dezelfde straat?

X1: (korte stilte; nvdr.) Dat zou kunnen maar ik kan het mij… ik weet niet hoe het met de andere meisjes gesteld was, maar ik was op dat moment nog weinig bewust van de omgeving hoor. Ik had geen tijdsbesef niet meer.

Dat allemaal behalve gij en Flo waren er nog andere meisjes?

X1: Ja

Gaan we een Tie-Break doen?

X1: Yes

Yes?

Hierna volgt een pauze van 00.38 Hr tot 01.12 Hr.

Deze passage illustreert hoe X1 tot verklaringen wordt aangezet, maar ook hoe ze gegevens uit de vragen opneemt om haar verhaal te stofferen. Hier wordt namelijk het verband gelegd tussen de “Dolo” in de Atrebatenstraat, 145 en het appartement van Nihoul in dezelfde straat, nummer 124. Het gaat echter om een foutief verband. Nihoul heeft er voor 1984 nooit gewoond en evenmin zijn domicilie gehad, terwijl de feiten waarover X ondervraagd wordt, zich wel degelijk voor 1984 voordeden.

En zo gaat het achttien verhoren verder. Van kwaad naar erger. In die mate dat de meeste antwoorden van X1 al vervat zitten in de vragen die haar gesteld of de gegevens die haar voorgeschoteld worden.

De dubieuze wisselwerking die er is tussen Van Dyck en Nathalie, treedt al even snel in tussen De Baets en X1. De publicatie van de namen van de personen, die X1 van de gruwelijkste moorden beschuldigt, zou trouwens op zich al volstaan om elk zinnig mens meewarig te doen glimlachen.

SPEURDERS ZIJN GEEN THERAPEUTEN

In haar vierde verhoor, op 25 oktober 1996, schuift X1 enkele van de daders uit haar eerste verhoren ook het barbaarse misbruik van en de moord op Véronique in Gent in de schoenen – terwijl het meisje in werkelijkheid aan een hersentumor overleed.

Tijdens dat verhoor leidt X1 haar versie van de moord op Carine Dellaert in. Dit meisje verdween eind augustus 1983 in Gent en werd twee jaar later in een aalput in de buurt teruggevonden.

Voor de ploeg-De Baets en X1 dit verhaal uitwerken – dat door de Gentse BOB, in rechtstreeks overleg met procureur des konings Jean Soenen en zijn eerste-substituut Nicole De Rouck, vrij snel (maar niet zonder veel speurwerk) ontkracht zal worden -, brengt X1 op 31 oktober een andere moordzaak aan. Die is voor een kritische analyse van het onderzoek al even significant. X1 heeft het over een moord in 1981, in een bedrijf in Zaventem, op een tweejarig meisje, van wie zij beweert dat het wel eens haar eigen dochtertje Cheyenne geweest kan zijn. X1 was toen amper twaalf jaar.

Tijdens haar verhoor van 6 november voert X1 voor het eerst enkele nieuwe daders ten tonele. Het gaat om een Waals minister, die nadien nationaal carrière zal maken, een premier en een al eerder genoemd Brussels advocaat. Als haar ondervragers haar echter een reeks foto’s tonen, laat ze de foto van de advocaat liggen bij de personen die zeker niet bij de moord betrokken waren. Pas als de speurders haar zeggen wie op die foto staat, wijst ze ineens de advocaat in kwestie als mededader aan. Intussen zijn wel de drie rijkswachters, die nog in haar versie van 31 oktober voorkomen, uit haar verhaal van 6 november verdwenen. Maar geen nood.

Op 22 november 1996 geven de advocaten Michel Graindorge en Xavier Magnèe, die evenals zijn door X1 beschuldigde confrater als bij toeval in dat Zaventems bedrijf thuis is, een persconferentie over de Bende van Nijvel. Daarin noemen ze de namen van negentien rijkswachters of ex-rijkswachters “die iets te vertellen of op te biechten hebben in verband met de Bende van Nijvel”.

Adjudant De Baets laat in de archieven zoveel mogelijk foto’s van de genoemde rijkswachters opzoeken. En als hij die dan op 30 november aan X1 voorlegt, herkent ze prompt vijf kindermoordenaars in de fabriek in Zaventem. Dat twee van de zeven personen, die ze aanduidt, pas in 1976 geboren zijn en zich moeilijk schuldig konden maken aan misdaden in het begin van de jaren tachtig, stemt De Baets blijkbaar niet tot nadenken.

Zo wordt de lijst van daders al vlug langer. Allemaal op aanwijzing van X1 en zonder andere onderzoeksdaden, dan diegene die haar verhalen kunnen bevestigen. Het heet immers dat X1, evenals andere X’en, beter niet tegengesproken worden omwille van hun Meervoudige Persoonlijkheids Stoornissen (MPS). Want dat had De Baets in september 1996 ontdekt, toen hij op de BRTf-televisie gefascineerd raakte door de uitleg van Dirk Vanmarcke. Deze verpleger vestigde zich als zelfstandig psychotherapeut in Kessel-Lo en gelooft niet alleen in MPS waarbij patiënten hun traumatische ervaringen aan een ander ik of zelfs aan meerdere alter ego toeschrijven. Vanmarcke neemt ook aan dat er in België “tientallen netwerken bestaan, waarbij één netwerk soms meer dan honderd mensen, vaak hooggeplaatste figuren, telt. Er is een harde kern die op die manier de extremiteiten van het perverse wil exploreren, maar verder dienen de satanische rituele misbruiken vooral om macht te krijgen over andere leden, om hen te compromitteren en te chanteren.”

Op 4 december 1996 voegde Vanmarcke er in Knack aan toe: “België staat op het punt om dit als eerste land te bewijzen, dat zal in de komende maanden blijken.”

De man kon het weten: vrij kort na hun eerste ontmoeting in Kessel-Lo had De Baets, Vanmarcke en een van zijn patiënten aangeworven als ervaringsdeskundige. Ze dienden de ondervragingen van X1 bij de rijkswacht in Brussel te begeleiden.

Bijna onmiddellijk gedraagt De Baets zich als een overijverige leerling, een leerling-tovenaar zelfs. Dit leidt dan tot ondervragingen van X1, zoals die van 13 november 1996.

Hoort gij reacties?

Ondervraagde knikt bevestigend terwijl ze met haar hoofd op tafel ligt (nvdr.).

Hoort ge iets wat ge kunt herhalen? Komt ge terug bij ons?

Ondervraagde knikt bevestigend (nvdr.).

X1: Maar ik wil het niet herhalen.

Laat het iemand anders herhalen?

Ondervraagde knikt negatief (nvdr.).

Toe! Geef het vrij, los het!

X1: Ik wil niet zo zijn.

Gij zijt zo niet. Gij weet dat ge zo niet zijt en wij weten dat ook. Maar wij moeten weten wat dat zij zeggen. Wij willen weten hoe slecht dat die anderen zijn. Verstaat ge?

Ondervraagde knikt bevestigend (nvdr.).

Wie zegt er wat? Is het te moeilijk?

X1: Het is moeilijk ja. Wreed moeilijk.

Kunt gij het schrijven, is dat beter? Kan het dichtertje schrijven? Hm?

Ondervraagde knikt bevestigend (nvdr.). Verbalisant geeft papier en pen aan ondervraagde (nvdr.).

Is het gemakkelijker? Laat hem schrijven, laat u gaan.

Ondervraagde schrijft enkele regels op papier (nvdr.).

Is het moeilijk? Gaat het?

X1: Hm?

Gaat het? Hebt ge geschreven wat ge niet kon, wat er niet kon verteld worden? Gaat het?

Ondervraagde knikt bevestigend (nvdr.).

Hebt ge genoeg geschreven?

X1: Ik denk dat het zo een beetje de sfeer schept. Het zal wel echt moeten gaan voordat ik eraan begin te twijfelen.

Tot zover slechts een van de vele passages waarin de ondervragers van X1 een of meerdere van haar tientallen alters – in dit geval dichtertje – aanspreken. Waarbij X1 daarop inspeelt om ontwijkend te antwoorden of om elementen uit de vragen voor latere antwoorden te weerhouden.

Een aantal ondervragers zijn zodanig in de weer met de X’en en hun fantasmen, dat enkele speurders en magistraten de meest elementaire scepsis en controles achterwege laten. Dit zal echter pas maanden later blijken, als een eerste kritische blik op de X’en en de documenten over de verhoren mogelijk wordt.

Intussen is het De Baets wel gelukt in december 1996 in Brussel een aparte “antenne Neufchâteau” te doen installeren. Daarin draaien een vijftigtal rijkswachters dag en nacht. Nog eens evenveel rijkswachters worden exclusief gereserveerd voor de bescherming van de X’en. De Baets doet de meeste waarnemers geloven dat de dossiers 109 en volgende met de nodige ernst zijn samengesteld. Quod non, dus.

Met de X’en uit de bol.

“Het is moeilijk ja. Wreed moeilijk.”

Pas als de speurders zeggen wie op de foto staat, wijst X1 de man aan als dader.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content