Diverse studies toonden aan dat ruimteactiviteiten minimale schade veroorzaken aan het leefmilieu.

De werkgroep van het American Institute of Aeronautics and Astronautics(AIAA) berekende de ozonaanstasting in de stratosfeer door uitlaat van chloriden wereldwijd beschouwd op 0.0065 tot 0.024 procent. De ozonaantasting bleek iets hoger te liggen op de gematigde breedtegraden van het noordelijk halfrond, waar de lanceringen van de ruimtependel en van de Titan plaatshebben. De gemiddeld negen shuttle- en zes Titanlanceringen per jaar doen het chloor in de stratosfeer tussen 30 graden en 60 graden noorderbreedte toenemen met zo’n half procent. Tijdens de lancering en de klim door de atmosfeer, kan de ozonaantasting in de omgeving van de rookpluim zeer hoog oplopen, tot meer dan 80 procent. Maar volgens het verslag keert de toestand heel snel, binnen twee tot drie uur, weer naar het normale peil. De vraag, die hier niet wordt beantwoord, is of dit gebeurt doordat de omringende lucht de ?gaten? opvult ofwel door de vorming van nieuwe ozon.

Wat de zure regen betreft, schat het AIAA het wereldwijde aandeel van raketten in het geheel van menselijke oorzaken op minder dan 0,1 procent. Ook de bijdrage van ruimteraketten tot het broeikaseffect ligt aan de uiterst geringe kant : de hoeveelheid CO2 die raketten in de atmosfeer uitstoten, bedraagt 0,00004 procent van alle antropogene CO2- en 0,0000005 procent van de totale CO2-productie, natuurlijke bronnen inbegrepen.

In 1995 financierde de Amerikaanse luchtmacht (USAF) een reeks studies over ruimtevaart en leefmilieu. Die toonden aan dat ruimteactiviteiten toch een zekere rol spelen bij de vernietiging van de ozonlaag. Enerzijds produceert de terugkeer van ruimteschroot in de atmosfeer scheikundige samenstellingen die het ozon in de stratosfeer aantasten. Anderzijds maken de lanceerraketten zelf, op weg naar de ruimte, jaarlijks achthonderd ton chloor en duizend ton aluminiumoxyde vrij. De belangrijkste schuldigen daarbij zijn de Amerikaanse ruimtependel en de raketten Titan, Delta, Ariane 4 en straks ook Ariane 5 allemaal uitgerust met vaste stuwstoffen.

In april 1996 berekende het Franse Centrum voor Ruimteonderzoek (CNES) zelf wat er bij een lancering van de Ariane-5 allemaal geloosd wordt in de nabije omgeving van de ruimtehaven Kourou in Frans-Guyana : 460 ton stuwstof (twee boosters van 230 ton elk), die in 125 seconden opbranden tot een gaswolk. De schadelijke bestanddelen van deze wolk bestaan voor 21 procent uit zoutzuur (een chloorverbinding) en 34 procent aluminiumdeeltjes.

In opdracht van de Europese ruimtevaartorganisatie Esa verrichtte het Departement Scheikunde van de Universiteit van Cambridge een onderzoek naar de invloed op de atmosfeer van de uitlaatproducten (chloor, H2O of waterstoom en de aluminiumsamenstelling Al2O3) bij een lancering van de nieuwe Ariane-5 raket. De geleerden concludeerden dat tien lanceringen per jaar gedurende twintig jaar slechts een te verwaarlozen verstoring van het ozon in de stratosfeer veroorzaken : een afname van het stratosferische ozon met 0,1 procent of één viermiljoenste van de totale ozonschade door alle menselijke activiteiten samen. Weliswaar zou deze lichte verstoring zelfs vijf jaar na het stoppen van de emissies nog niet volledig hersteld zijn.

Amerikaanse wetenschappers stellen momenteel een zeer gevoelige detector samen die vanaf 1997 op een satelliet gemonteerd wordt en het mogelijk zal maken de gevolgen van ruimtelanceringen voor de leefomgeving nauwkeurig te meten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content