België is in Europa een van de koplopers op het stuk van bemiddeling tussen daders en slachtoffers van misdrijven. Een deel van die sessies wordt begeleid door vrijwilligers. ‘Dat we daar niet eerder opgekomen zijn!’
‘Ons land krijgt internationaal veel aandacht vanwege de veralgemeende toepassing van bemiddeling bij strafzaken, óók na heel ernstige misdrijven’, zegt Ivo Aertsen, professor aan het Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC) van de K.U. Leuven. ‘Wij kennen niet enkel een wettelijk verankerde bemiddeling in alle gerechtelijke arrondissementen, het gebeurt ook bij allerlei soorten misdrijven, voor slachtoffers van zowel minder- als meerderjarige plegers, en in alle fasen van de strafrechtspleging. Bovendien geldt bemiddeling allang niet meer als alternatieve vorm van afhandeling. Ze wordt een steeds meer gangbare praktijk in ons land.’
Professor Aertsen is voorzitter van de stuurgroep van de Bemiddelingsdienst Arrondissement Leuven (BAL). Vrijwilligers bemiddelen er in 20 procent van de dossiers met minderjarige daders. Op het eerste gezicht geen evidente keuze. ‘Eigenlijk is het eigenaardig dat we daar niet eerder aan gedacht hebben’, zegt Aertsen. ‘Het Verenigd Koninkrijk en de Scandinavische landen zijn ons erin voorgegaan. In België zijn we het gewoon om strafzaken over te laten aan officiële instanties en hun professionals. De afstand met de rechtsbeleving in de samenleving is niet makkelijk te overbruggen. De vrijwilligerswerking is precies een initiatief om de samenleving te betrekken bij de manier waarop je met misdrijven en conflicten kunt omgaan.’
Een van die vrijwilligers is Marie De Coster, boekhoudster van beroep maar tegenwoordig bemiddelt ze bij BAL tussen slachtoffers en minderjarige daders van criminele feiten, zoals slagen en verwondingen, diefstallen en overvallen, en verkrachting. ‘Toen ik 50 was, werd het bedrijf waar ik werkte afgeslankt. Ik had altijd al in de sociale sector willen werken, en engageerde me als vrijwilliger voor organisaties voor minderbedeelden en voor jongens in de prostitutie. Intussen schreef ik voor mijn opleiding gezinswetenschappen een proefstuk over het herstelrecht. Daar hoorde ik voor het eerst over bemiddeling tussen daders en slachtoffers Zo ben ik in 2005 bij BAL terechtgekomen.’
Kandidaten worden gescreend door een jury van vier professionals. Van hen wordt verwacht dat ze zich engageren voor een opleiding van vier uur per week, en daarna even vaak beschikbaar zijn voor bemiddelingssessies. ‘Tijdens de opleiding kregen we ontzettend veel informatie, en vooral veel praktijkgerichte, methodische oefeningen’, aldus De Coster. ‘Na vier maanden opleiding liepen we mee met professionele bemiddelaars. Pas na die observatiestage, telkens met nabespreking, begonnen we zelf taken op te nemen in dossiers.’ In sommige gevallen brengen de bemiddelaars de dader en het slachtoffer samen rond de tafel, maar vaak gaat het om pendeldiplomatie. ‘We gaan heen en weer tussen beide partijen om te verkennen of ze tot een overeenkomst kunnen komen. Die moet nadien hoe dan ook worden bekrachtigd door het gerecht. In het begin werkten we onder rechtstreekse supervisie van de professionele bemiddelaars, geleidelijk aan gingen we zelfstandig werken. Maar we kunnen altijd terugvallen op de professionele staf. Zij nemen de dossiers ook nog door voordat ze naar het gerecht gaan.’
Van de eerste lichting van twaalf vrijwilligers zijn er drie jaar later nog zes aan de slag. Ze nemen een vijfde van alle dossiers met minderjarige daders voor hun rekening bij de Bemiddelingsdienst Arrondissement Leuven. De dienst wil binnenkort van start gaan met een tweede lichting. Vrijwilligers kunnen de capaciteit van een bemiddelingsdienst immers aanzienlijk uitbreiden, en hebben vaak meer tijd voor een extra huisbezoek. Werkingsmiddelen zijn voorlopig nog een probleem. De provincie Vlaams-Brabant en Proximus Foundation sponsorden de beginfase en de verdere uitwerking van het project.
LEEMTE VAN JUSTITIE VULLEN
‘Onderschat vrijwilligers niet’, waarschuwt professor Aertsen. ‘Ze kunnen, mits ze de nodige ondersteuning krijgen, ook complexe situaties aan.’ Veel van de vrijwilligers die intekenen in het project, hebben trouwens al relevante ervaring. Door een baan als therapeut, door opleidingen of ander vrijwilligerswerk. ‘Het is soms moeilijk om de weerstand van het slachtoffer en de dader te doorbreken, maar dat geldt natuurlijk net zo goed voor professionele bemiddelaars’, aldus De Coster. ‘In een van mijn dossiers – ik heb er intussen al in twintig bemiddeld – was een meisje zozeer gekwetst door haar vroegere vriend dat ze wel wilde maar niet kón geloven dat zijn excuses oprecht waren. Pas na een lang en emotioneel proces kon ze die jongen weer in de ogen kijken. Wanneer er – vaak na veel boosheid en wederzijdse beschuldigingen – toch wat begrip ontstaat, dan kan er iets gebeuren tussen mensen. Het geeft enorm veel voldoening om getuige te zijn van zo’n kantelmoment.’
Al zijn sommige daders niet altijd even inschikkelijk, en blijven ze hun daden rechtvaardigen. ‘Dan kom je in een veldslag vol wederzijdse verwijten terecht’, zegt De Coster. ‘Vergeet niet dat de lijn tussen dader en slachtoffer soms dun is. Ik denk aan de twee jongeren die met elkaar hadden gevochten. De ene had de andere nog harder geraakt dan de andere. Tja, dan is de ene de dader en de andere het slachtoffer. Hoe raak je dan als bemiddelaar door die muur van wederzijdse beschuldigingen en zelfrechtvaardiging? Eerst ga je pendelen, maar na een tijdje is het toch heilzaam om met die twee rond dezelfde tafel te gaan zitten. Dan komen de ware verhalen naar boven: “Ik had dat niet mogen doen”, en “Ik weet het, maar ik heb jou ook vaak gepest.”‘
Soms is de lijn tussen dader en slachtoffer natuurlijk wel duidelijk. Het gebeurt dat de boosheid bij een slachtoffer te groot is voor een rechtstreeks gesprek tussen de partijen. De Coster: ‘Ik herinner me een allochtone man die in elkaar was geslagen. Hij was zo gekrenkt in zijn trots en zelfwaarde, dat hij veel erkenning nodig had voor zijn boosheid. Dat is heel belangrijk bij bemiddeling: het slachtoffer krijgt erkenning voor wat het doormaakt, of er nu een rechtstreeks gesprek plaatsvindt of niet. Als het dossier alleen door het gerecht wordt afgehandeld, blijven slachtoffers vaak in de kou staan.’
En precies dat maakt vrijwilligers zo valabel, meent professor Aertsen. ‘Ze staan een stap dichter bij de gewone burger. Noem het een manier om een conflict terug te plaatsen in zijn natuurlijke omgeving: die van mensen die moeten samenleven.’
‘De meeste mensen reageren er goed op, wanneer ik ze vertel dat ik vrijwilliger ben’, zegt De Coster. ‘Af en toe legt iemand me op de rooster, die wil dan eerst van alles weten over mijn opleiding. Maar anderen zijn bezorgd: “Uw onkosten worden toch wel terugbetaald?” Of: “Chic van u.” Soms heb ik de indruk dat het feit dat ik zelf een gewone burger ben de drempel verlaagt. Je geeft de slachtoffers de boodschap: ja, een medeburger heeft je leed berokkend, maar een andere burger helpt je hiervoor een oplossing te zoeken. Niet alleen de dader en het slachtoffer zijn betrokken partij bij een misdrijf of conflict. Dit moet ook een appel zijn aan het adres van de samenleving.’
DOOR RIA GORIS/foto Photo news