De beleidsnota van minister van Justitie Verwilghen werd vorige week in de bevoegde kamercommissie op de korrel genomen: ook door de meerderheid.

De persdiensten van minister van Justitie Marc Verwilghen (VLD) hadden nochtans goed gewerkt. Nog voor zijn beleidsnota voor het begrotingsjaar 2000 in de kamercommissie voor Justitie werd besproken, brachten de kranten uitvoerig de kijk van de minister op de kwestie. Toen zijn beleidsnota daarna in de kamercommissie voor justitie grondige kritiek kreeg, was dat voor de meeste redacties geen nieuws meer. Welgeteld twee journalisten bleven de hele dag de bespreking volgen. Verwilghen maakte een slechte beurt in de commissie.

Verwilghens beleidsnota voor het begrotingsjaar 2000 heeft alvast het voordeel van de duidelijkheid. Daardoor konden de christen-democraten de contradicties en de tekorten in het overwegend blauwe plan des te beter aanstippen. De stilte van de groenen in het debat was al even oorverdovend als de kritiek van de socialistische regeringspartners. De Volksunie kwam niet tussenbeide. Het Vlaams Blok was voorspelbaar en de liberalen gedroegen zich enthousiast.

Als commissievoorzitter zette kamerlid Fred Erdman (SP) meteen de toon. Hij wees minister Verwilghen erop dat zijn beleidsplan weinig aandacht besteedt aan de mensenrechten en “dat er méér dan 300.000 mensen bekommerd zijn om problemen met onderhoudsgeld, huurgeschillen, burentwisten en dies meer”. Een duidelijke verwijzing naar de Witte Mars, waaraan Verwilghen een groot deel van zijn populariteit dankt, maar waardoor de nadruk te zeer op het strafrecht kwam liggen.

Erik Derycke (SP), na jaren ministerschap terug als kamerlid, waarschuwde voor mogelijke ontsporingen waartoe de snelrechtprocedure leiden kan: “Wij moeten niet toegeven aan maatschappelijke druk. We moeten daarentegen tijd nemen, want we wrikken hier aan een van de peilers van de maatschappelijke, zelfs grondwettelijke rechten en vrijheden. Als wetgever zijn wij ons onvoldoende bewust van de impact van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)”, aldus kamerlid Derycke. En hij stelt onder andere voor om niet van snelrecht maar van ‘heterdaadrecht’ te spreken en vooral het begrip heterdaad zeer nauwkeurig in de wet te definiëren. Precies om repressieve willekeur te vermijden.

Minister Verwilghen stemde in met de kritiek van kamerlid Derycke: “Wij zijn in het verleden te laks geweest ten overstaan van de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg of het Arbitragehof in Brussel. Hogere regelgeving heeft voorrang en pacta sunt servanda“, zei de minister van Justitie en hij gaf toe dat “de spanningen tussen de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht niet altijd motiverend waren”.

Derycke merkt immers op dat “wij een stuk van ons politiek onvermogen op het gerecht hebben geprojecteerd, zonder dat het kon reageren. Het is onze plicht nu voor stabiliteit te zorgen en te zien of alles wel coherent in elkaar past.” De incoherenties in de beleidsnota van justitie haalt gewezen minister van Justitie Tony Van Parys (CVP) eruit met de precisie van een chirurg.

ALTERNATIEVE MEERDERHEID

“Koken kost geld”, zei Derycke. Van Parys toonde aan dat er vooralsnog geen of toch onvoldoende geld voorzien is. En Verwilghen bevestigde dat. Maar er is meer geld op komst: 68,5 miljard frank tegen het einde van deze regeerperiode in 2002. Justitie zal in 2000 goed zijn voor 46,3 miljard frank. Dit is een verhoging met 3,5 miljard frank. “Niet meer dus dan voorzien in het meerjarenplan van de vorige regering. Dit betekent ook dat de minister van Justitie geen frank krijgt van de 75 miljard extra die premier Verhofstadt belooft uit te delen”, berekende Van Parys. Dat Van Parys zich ergerde aan de toename met 25,1 miljoen voor de vrijzinnigheid – “de snelst stijgende post binnen het departement” – en aan de vooropgestelde doorlichting van de begrotingspost voor de bedienaars van de erkende erediensten, was te verwachten. Van Parys wees echter vooral op een aantal besparingen die haaks staan op de intenties van de minister van Justitie. Zo vermindert de vergoeding voor de rechtshulp met 100 miljoen (tot 908 miljoen frank). Precies nu de rechtshulp net hervormd is en de minder gegoede rechtzoekenden meer dan ooit behoefte zullen hebben aan pro deo-advocaten als het snelrecht in zijn huidige vorm ingevoerd wordt. (En als men wil vermijden dat het in scherprecht ontaardt.)

Van Parys merkte fijntjes op dat de toenmalige voorzitter van de commissie justitie Antoine Duquesne (PRL) – nu minister van Binnenlandse Zaken – ooit voorstelde het bedrag voor de rechtshulp op te trekken naar 2,5 miljard frank. En, zei Van Parys, “het formeel engagement met de balies voor een bedrag van 1 miljard is nu zelfs verbroken”.

Ook de ondersteuning van de alternatieve gerechtelijke maatregelen krijgt minder geld. Dat is niet erg consequent. Minister Verwilghen pleit namelijk ook voor een herstelgerichte aanpak van daders en slachtoffers en voor alternatieve sancties. Blijkbaar is het uitbouwen van het elektronisch huisarrest (45 miljoen frank extra) een grotere prioriteit. Op die manier wordt ook de privatisering van een stuk justitie mogelijk, maar daar had Van Parys het niet over. Hij wees er wel op dat minister Verwilghen geen frank uittrekt voor zijn snelrecht en voor zijn Veiligheidsplan in het algemeen. Zoals de minister van Justitie opmerkte, blijft het immers wachten op de kostprijsberekeningen en vooral op de behandeling van de teksten in het parlement.

Kamerlid Van Parys was niet de enige die in dit verband ziet “welk tijdbommetje collega Erdman onder het snelrecht-ontwerp van de regering heeft gelegd door te stellen dat rekening gehouden dient te worden met de opmerkingen van de Raad van State en dat de gehanteerde begrippen niet zomaar in de Memorie van Toelichting maar in de wet zelf gedefiniëerd moeten worden. Wat gebeurt er dan als de wijzigingen zo wezenlijk zijn dat de minister van Justitie in de problemen komt?” Zoals bekend heeft minister Verwilghen zijn lot verbonden aan de invoering van het snelrecht tegen Euro-2000 in mei. Maar het is praktisch onmogelijk om overal tijdig voor de gepaste mensen en middelen te zorgen. Zelfs in de veronderstelling dat regering en parlement die wet in de komende weken goedkeuren. Ook hierover bood Van Parys namens de CVP desnoods een alternatieve meerderheid aan. Intussen werd nog maar eens herinnerd aan de kritiek van de (vooral) Franstalige socialisten en groenen op een aantal plannen van Verwilghen. Of het nu het snelrecht, een nieuwe wapenwet, een wettelijke regeling voor de spijtoptanten, het gebruik van bijzondere opsporingstechnieken of andere hete hangijzers betreft.

“De CVP-fractie is absoluut voorstander van deze wetgevende initiatieven en zal ter zake de minister van Justitie steunen. Het is evenwel zeer de vraag of in de huidige regering een meerderheid voor deze initiatieven gevonden wordt”, zei Van Parys.

HET DEBAT MOET NOG BEGINNEN

Het wordt met de dag duidelijker hoe artificieel de consensus van de acht partijen was toen de toenmalige rooms-rode regering met de steun van VLD, PRL/FDF en Volksunie op 24 mei 1998 – ontredderd door de ontsnapping van Marc Dutroux – overhaast het Octopusakkoord sloot. Vooral de christen-democraten herinneren nu vanuit de oppositie aan het feit dat iedereen getekend heeft. Zij maken het minister van Justitie Verwilghen extra moeilijk als hij (terecht) het een en ander van naderbij wil bekijken vooraleer het akkoord verder uit te voeren. Hij denkt daarbij aan de installatie van de Hoge Raad voor de Justitie, de zogeheten verticalisering, zeg maar de opwaardering van de parketten ten koste van de parketten-generaal, de installatie van een federaal parket, het voorleggen van een Federaal Veiligheidsplan eind december en zo meer. Paradoxaal genoeg verwijt kamerlid Van Parys de minister niet vlug genoeg te gaan en van koers te veranderen. En zo kan elke zeiler inderdaad op de klippen gejaagd worden.

Nog moeilijker wordt de regisseursrol die minister Verwilghen van de regering kreeg om zijn Federaal Veiligheidsplan uit te werken; liefst zonder te veel nadruk op het justitieel-repressieve aspect. De minister van Justitie wil dat zijn Federaal Veiligheidsplan ook het raamwerk wordt van het Nationaal Veiligheidsplan en van de Zonale Veiligheidsplannen. Ook daarover rijzen niet alleen bij de christen-democraten maar ook bij de socialistische en groene regeringspartners fundamentele vragen. Al is er totnogtoe alleen de waarschuwing van Joëlle Milquet (PSC) “de rol van de minister van Justitie niet te verwarren met die van Binnenlandse Zaken”. En haar vraag waar minister Verwilghen, in het kader van zijn Federaal Veiligheidsplan, zal aangeven “welke publieke en private partners in de veiligheidszorg op een integrale wijze zullen moeten samenwerken”. In Verwilghens antwoord heet het dat “vooral de lokale veiligheidsplannen met de privé-sector zullen moeten worden gerealiseerd”. Zoals in bijgaand verhaal wordt uiteengezet, schuilt achter dit antwoord echter een ideologisch geladen debat – dat vorige week in het parlement niet gevoerd werd.

foto 9

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content