DOOR FRANS VERLEYEN

Het spreekt vanzelf. Er is meer tussen hemel en aarde dan de Wetstraat, de bestuurslichamen, de tienduizenden onbekende mannen en vrouwen die samen overheid zijn. In de dagelijkse berichtenstroom over en uit de werkelijkheid zou de politiek slechts een fragment mogen zijn, een bescheiden boom in het bonte bos. De grote meerderheid van de dingen, van de verschijnselen die tot het leven behoren, hebben weinig met regeringen of ambtenarij te maken.

?Het dagelijks nieuws? geeft nochtans een andere indruk. Het begint en eindigt vaak met tijdingen uit de binnen- en buitenlandse politieke wereld. De daar optredende blikvangers hebben hun vaste greep op de zogenaamde actualiteit : regeringsleiders, Europamakers, bestuurders van een nationale bank, diplomaten, militaire stafchefs, wetgevers of administrateurs-generaal krijgen naar verhouding veel meer aandacht dan voor de mensheid kostbare wetenschappers, kunstenaars, wijsgeren of uitvinders. Om een niet te achterhalen reden staan alleen sporthelden nog hoger in de volkse belangstelling dan alle andere soorten prominenten.

Maar zelfs wanneer, zoals vorige week, de Belgische regering voor een vrijwel leeg parlement haar begrotingswerk en beleid tussentijds verdedigt met een inhoudloze toespraak waaraan niemand iets heeft, houdt de informatiemachine zich daar intens mee bezig. Het ?nieuws? rond de gebeurtenis bestaat dan precies uit de onverwachte afwezigheid ervan. De verveling wordt op een eigenaardige manier uitgeroepen tot spanning, het niets tot iets. Die vreemde gang van zaken is verklaarbaar.

Het moderne politieke bedrijf, ook welvaartsdemocratie genoemd, is in heel Europa alomtegenwoordig en saai. Overal zijn gelijkaardige heren en dames aan het werk om ongeveer hetzelfde te doen : een kleine helft van de in de economie voortgebrachte opbrengsten herverzamelen tot overheidsbezit en die geldvoorraad opnieuw de samenleving insturen. Om er wat mee te doen ? Antwoord : een beleid voeren. Van het ene land tot het andere kan dat wat schommelen, maar elke bestuurstechniek volgt dezelfde grote lijnen. Die lopen langs de klassieke ketting van wetgeving, belasting, begroting, besteding en uiteindelijke kastoestand met een tekort of overschot.

In de vijftien lidstaten van de Europese Unie streven de politici min of meer hetzelfde na : de monetaire eenmaking en dus de Maastrichtnorm bereiken, de eigen economie op gang houden, met allerhande uitkeringen de sociale vrede afkopen, de ecologische vervuiling niet uit de hand laten lopen, onderwijs en geneeskunde verschaffen, zoeken naar het midden tussen een wereld zonder grenzen en liefst nog wat nationale identiteit. Burgers vragen vrede, veiligheid en comfort. Conflicten, zeker gewelddadige, worden dan ook zoveel mogelijk vermeden. Uit die combinatie van politieke gezapigheid en technocratie, nooit geheel vrij van corruptie, is de naoorlogse verzorgingsstaat geboren. Het Rijnlandmodel.

In een breed historisch perspectief mag de hedendaagse burger zich dus gelukkig prijzen. Zijn leven is gerieflijker en beter beschermd dan dat van al zijn voorouders. Toch toont hij zich in veel Europese landen moedeloos en ontevreden, soms bijna bitsig. De Britten lijken uitgekeken op het Tory-regime van hun door John Major geleide kabinet, net nu ze zo weinig last van werkloosheid hebben. In Duitsland liggen Helmut Kohl en zijn CDU zwaar onder vuur. De sociale koorts stijgt er even snel als in Frankrijk, Italië, Spanje en Griekenland. België kent de wellicht grootste malaise, uitgedrukt in witte massademonstraties en Renault-woede.

Vruchteloos zeggen al die misprezen regeringen tot hun onderdanen dat ze het, ondanks de zwaar gestoorde arbeidsmarkt en de besparingen, nog nooit zo goed hadden. Met een trommelvuur van dagelijkse maatregeltjes proberen ze nog een beetje in de gunst te blijven. Maar ?de kloof? raakt niet gedicht. Er wringt iets. Partijen, parlementen, ministeries en gezagsdragers worden wantrouwig zoniet met verachting bekeken, beschreven en beoordeeld.

Dat afwijzingsklimaat moet onder meer te maken hebben met de ideologische kunstmatigheid waarin de politiek zichzelf heeft gebracht. Ze groepeert zich over vrijwel heel Europa in partijen met plechtige benamingen en met een zelfbeeld uit de vorige eeuw : liberalen, socialisten, nationalisten, christen-democraten of conservatieve varianten daarvan. Om toegang tot de kiezer te krijgen, moeten politici zich volgens de inhoud van die zware begrippen een eigen jas aanmeten. Eenmaal aan het bewind beoefenen ze echter een vrijwel identieke werkmethode die op zoiets als sociaal-democratie neerkomt : het sturen van de massa richting humanisme, solidariteit, opleiding, arbeid, orde, burgerlijke onderdanigheid en graag een minimum aan vaderlandsliefde.

Op die manier kent de Europese politieke cultuur talloze Dehaenes : bestuurlijke ingenieurs, gebruikers van een typisch ondoorzichtige taal, beheerders van zeer ingewikkelde agenda’s en van menselijke netwerken tot in alle uithoeken van de maatschappij. Weliswaar moeten ze hun loopbaan opstarten via een ideologisch partij-discours. Maar zodra ze eenmaal de macht in handen hebben, dienen ze noodgedwongen over te schakelen op de enig mogelijke werkstijl, die van het ?geen onzin?. Klussen klaren, kastanjes uit hete vuren halen, kamwielen smeren, ogen in de rug hebben. Dat duurt zo tot de dag waarop een andere partij de regeringsmacht weet te veroveren, om nadien precies hetzelfde als haar voorganger te doen.

ALLE DRUKTE TEVERGEEFS

Die wrijving tussen pseudo-ideologische schijn (verbaal versterkt door de media van nu) en reëel politiek management irriteert de bevolking in toenemende mate. Ze heeft door dat de grote woorden onwaar zijn, dat regeren een vak is en de massa leden van de politieke klasse nutteloos. Dat geldt trouwens ook voor de oppositie. Wie goed kijkt en luistert, leert beseffen dat alle naar macht solliciterende partijen misschien geen identiek sociaal wereldbeeld hebben, maar zich als regeerders volkomen gelijk gedragen. Zogezegd met elkaar wedijverende doctrines duiden nog nauwelijks een marsroute aan, ze constateren en verwerken slechts de maatschappelijke feiten.

Daarom is er geen wezenlijk verschil tussen Mitterrand of Chirac, Helmut Kohl of Oskar Lafontaine, Wim Kok of Jean-Luc Dehaene. Ze kunnen elkaars politieke cultuurpatroon, waarin bewogenheid verboden is, niet ontlopen. Wellicht maken ze juist daarom zoveel vergeefse drukte.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content