Wereldkampioenen in het sorteren van afval zijn we. De rest van Europa kan er een puntje aan zuigen. Toch is elke smoes goed om de regels te omzeilen, dumpen onze bedrijven tonnen afval in Wallonië en gebruiken we Brussel zonder blozen als nationale stortplaats.

Misschien kan ons afval wel weer in één zak. Met dat signaal joeg Vlaams minister van Leefmilieu Kris Peeters (CD&V) een paar weken geleden de helft van Vlaanderen de gordijnen in. Zijn wij dan niet de beste afvalsorteerders ter wereld? Moeten we er niet trots op zijn dat 70 procent van ons huishoudelijk afval wordt gerecycleerd? En vooral: waarom hebben we ons tuinhuis in godsnaam bijna tien jaar lang volgestouwd met lompe afvalzakken, PMD-zakken, een bananendoos voor papier en karton en een plastic bak vol glas?

De minister werd verkeerd begrepen, luidde het. Hij laat alleen onderzoeken of er in de steden niet weer meer huishoudelijk afval in dezelfde zak kan, zoals de Antwerpse afvalintercommunale Isvag voorstelt. ‘Ik heb nooit gezegd dat sorteren geen zin heeft of niet meer wenselijk zou zijn’, zegt Peeters. ‘Wel heb ik gezegd: kan het niet beter?’

Als Vlaams minister van Leefmilieu is Peeters bevoegd voor het afvalbeleid, maar de dagelijkse verantwoordelijkheid ligt in handen van de gemeenten. De meeste hebben daartoe de krachten gebundeld in afvalintercommunales, die er elk op hun eigen manier voor zorgen dat de straten en pleinen niet dichtslibben door de bijna 1 miljoen ton huishoudelijk afval die we jaarlijks produceren. Niet dat ze dat zomaar naar eigen goeddunken mogen doen: de enige creativiteit die Europa de lidstaten toestaat is om de Europese normen nóg strenger te maken.

Ons afvalbeleid is gestoeld op de zogenaamde ‘ladder van Lansink’, die een rangorde voor de verwerking van afval vooropstelt: voorkomen, hergebruiken, recycleren en composteren, verbranden met energierecuperatie, verbranden zonder energierecuperatie, en dan pas storten. Die ladder lijkt Vlaanderen alvast in de juiste richting te voeren. Onze huishoudelijke afvalberg groeit sinds een paar jaar niet meer aan, we sorteren het gros van ons afval en amper 16,3 procent ervan wordt nog gestort. Een lichtend voorbeeld zijn we! Tenminste: wat de 10 procent van ons afval betreft dat door gezinnen wordt geproduceerd. De Vlaamse bedrijven scoren een stuk slechter. Die storten nog veel van hun afval, desnoods in Wallonië of in het buitenland als het daar toevallig goedkoper is. Officieel verdwijnt 20 procent van het gevaarlijk bedrijfsafval en 5 procent van de ongevaarlijke fracties over de grens. Zo zijn Duitse verbrandingsovens financieel bijzonder aantrekkelijk. Eigenlijk mag afval niet worden uitgevoerd om verbrand te worden, maar grote bedrijven lossen dat op door hun afval in het buitenland langs een sorteercentrum te laten passeren. Ondernemers zijn trouwens niet de enige Vlamingen die een achterpoortje moeilijk kunnen weerstaan.

Sinds de jongste eindelijk het huis uit is, woont Annie alleen in een tweekamerflat in Antwerpen-Noord. In haar keukentje doet de kattenbak van wijlen Felix dienst als papiercontainer. Op het balkon, waar ze in de zomer weleens een middagdutje doet, staat de zak met restafval. Daarin propt ze ook plastic waterflessen en karnemelkkartons. Een blauwe zak? Waar zou ze die dan wel moeten zetten?

‘Elke week rijdt door de Antwerpse straten eerst een vuilniswagen die de blauwe zakken met PMD ophaalt, daarna een kar voor de witte restafvalzakken en dan ook nog één die GFT-afval inzamelt’ zegt Philip Heylen, voorzitter van de Antwerpse intercommunale Isvag. Hij vraagt zich dan ook al jaren hardop af of het niet voordeliger zou zijn om het restafval, de PMD-zakken en eventueel het groente-, fruit- en tuinafval (GFT) in één keer op te halen en te investeren in een verwerkingsinstallatie die in onze plaats sorteert. ‘Dat zou niet alleen een betere dienstverlening kunnen betekenen voor onze inwoners, maar ook het sluikstorten helpen indijken’, zegt hij. Heylen denkt aan de installatie die hij jaren geleden voor het eerst in Duitsland zag. ‘Om het gewicht te verminderen van het restafval dat moet worden verbrand, wordt het eerst biologisch gedroogd’, zegt hij. ‘Daarna kunnen dingen die niet in het restafval thuishoren er heel nauwkeurig uit worden gedistilleerd. Op die manier zouden bijvoorbeeld ook restafval en PMD van elkaar kunnen worden gescheiden.’ In Geel is zo’n installatie van de intercommunales IOK en Igemo momenteel aan het proefdraaien.

Jacques Soenens van de West-Vlaamse intercommunale Imog ziet niet veel soelaas in dergelijke systemen. ‘Misschien kunnen die machines nog een laatste beetje recyclagemateriaal uit het restafval halen, maar ze zullen nooit hetzelfde resultaat behalen als bij selectie aan de bron’, zegt hij. ‘Als je deftige materialen uit afval wilt recycleren, moet je met een goede grondstof beginnen. Van hutspot kun je alleen nieuwe hutspot maken.’ Hij gaat er prat op dat de mensen in ‘zijn gemeenten’ heel correct sorteren. In de net geleverde PMD-berg blinken gedeukte petflessen, drankkartonnetjes met het rietje er nog in, een verdwaalde grijze wasmand, groene Sprite-flessen, blikjes waar nog wat frisdrank uitgulpt. Her en der schittert een felrode Spa-fles. Eigenlijk mogen die helemaal niet in de PMD-zak, net als de grijze Cola Light-flessen of de bruine plastic bierflesjes. Soenens: ‘Er worden niet genoeg flessen in die kleuren gemaakt om ze te kunnen recycleren. Ze kunnen dus alleen maar verbrand worden. Dáár zou de verpakkingsindustrie beter eens over nadenken.’

Ook botervlootjes en yoghurtpotjes worden in Harelbeke onverbiddelijk uit het PMD gewipt. Aan het pleidooi om ook die in de blauwe zak te stoppen, heeft Soenens geen boodschap. ‘Je kunt natuurlijk alle kunststoffen samen in één zak laten steken’, zegt hij. ‘Maar wat kun je dan nog aanvangen met de hutspot die je na de verwerking krijgt? Je kunt toch geen tuinbanken blíjven maken?’

Jos schuift de gordijnen open, geeuwt ongegeneerd, werpt een blik op de rood-witte schoorsteen. De oven draait al. Hij zet de computer aan en surft naar de site van Isvag. Hij klikt de meetkamer aan. ‘Dioxine: 0,008 ng TEQ/Nm3’. Ruim onder de norm dus. Hij streept de datum door op zijn kalender: nog minstens 2465 dagen voor de oven sluit.

‘Hoeveel we ook recycleren, er blijft altijd wel iets over dat moet worden verbrand’, zegt Christof Delatter van de dienst Afvalbeleid van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en coördinator van Interafval, dat alle Vlaamse intercommunales groepeert. Toch durft geen enkele politicus zijn nek nog uit te steken om een nieuwe verbrandingsoven te vergunnen. Daarmee zou hij meteen de hele buurt en een handvol milieubewegingen op zijn dak krijgen. Zogenaamd alternatieve systemen zijn beter te verkopen, hoewel de overheid ook daar geen eenduidige uitspraken over doet. ‘Ik vraag nu al jaren aan de opeenvolgende ministers van Leefmilieu om te onderzoeken voor welk systeem we het best kiezen’, zegt Philip Heylen van Isvag. ‘Anders blijven we nog vijftien jaar lang onze ovens verbouwen en vernieuwen zonder een keuze te maken voor een alternatief.’

De alternatieve systemen zoals de installatie in Geel, geven het afval een voorbehandeling waardoor een kleinere hoeveelheid moet worden verbrand. Uit een studie van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) is gebleken dat zowel klassieke als alternatieve systemen op het vlak van energie- en milieuprestatie vergelijkbaar zijn. Alternatieve installaties leveren wel vaak meer energie op, maar zijn dan ook vlot 15 tot 20 procent duurder. Heylen: ‘We moeten ons afvragen of we dat maatschappelijk verantwoord vinden. Als we het belangrijk vinden om zo weinig mogelijk te verbranden, dan is elke extra gram die we eruit halen een meerwaarde en moeten we bereid zijn om daar voor te betalen.’

Heylen wil ook weten waar hij aan toe is met de omstreden verbrandingsoven van Wilrijk. De oven werd in 2000 na aanhoudend protest van de omwonenden gesloten om de installatie te kunnen aanpassen. Veel hoop was er toen niet dat de site in Wilrijk snel van het etiket ‘Tsjernobyl van Vlaanderen’ af zou raken. Toch keerde het tij nadat toenmalig minister van Leefmilieu Vera Dua (Groen!) Isvag in 2001 toestemming had gegeven om weer op te starten. Intensieve communicatie met de buurtbewoners, het respecteren van de strengste emissienormen en een nieuwe bedrijfseconomische wind, gaven Isvag een nieuw elan. Amper draaide de installatie weer of minister Dua opperde dat de oven het best vervroegd werd gesloten omdat hij niet in een woonwijk thuishoort. De deadline van 2002 werd 2005 en ondertussen is duidelijk dat de oven tot 2011 kan openblijven. Heylen: ‘We kunnen rustig afwachten, beginnen te sparen eens de installatie is afbetaald en gewoon verder doen. Laten we eerlijk zijn: als we hier na 2011 gewoon blijven zitten, zullen we een behoorlijke opbrengst hebben. Maar ik vind dat we na 2011 moeten vertrekken en bijvoorbeeld op de Hooge Maey, nu een stortplaats van de stad Antwerpen, een nieuwe installatie moeten bouwen. Maar dan moeten heel binnenkort knopen worden doorgehakt.’

‘Hoeveel we ook verbranden, er blijft altijd iets over dat moet worden gestort’, zegt Soenens van Imog. ‘Al is het maar de as die overblijft na verbranding of inert afval, zoals beton- of steenpuin.’ Dat zijn nochtans niet de enige resten die op het stort terechtkomen. Noodgedwongen worden afwijkingen toegestaan op het stortverbod voor brandbare, niet-recycleerbare afvalstoffen. Uit het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 2003-2007 blijkt dat er eind dit jaar ongeveer 1.183.000 ton capaciteit in de roosterverbrandingsovens zal zijn, terwijl er 1.897.000 miljoen ton huishoudelijk en bedrijfsafval zal worden aangeboden. We blijven dus met meer dan 700.000 ton zitten. ‘Omdat een aantal installaties die in het afvalstoffenplan zijn gepland nog niet zijn gerealiseerd, kan het stortverbod nog niet volledig worden uitgevoerd en zullen er nog verschillende jaren afwijkingen moeten worden toegestaan’, zegt minister Peeters. ‘Maar het blijft mijn bedoeling het storten terug te dringen.’

Marco Borsato schalt door de luidsprekers. Maar de dames aan de band horen het amper terwijl de inhoud van duizenden PMD-zakken onder luid machinegedreun aan hen voorbijraast. Groen bij groen, doet de één. Alle drankkartons samen, is de job van haar buurvrouw. Niemand let op een verdwaald botervlootje en een kapotte schaar die vanzelf naar de verbrandingsoven worden gevoerd.

‘Afval is mijn stiel, al 28 jaar’, zegt Jacques Soenens. In die tijd is hij opgeklommen tot grote baas van de afvalintercommunale Imog, die 230.000 mensen in Kortrijk en elf omliggende gemeenten bedient. In Zwevegem dampen de composthopen naast een met afval volgestorte kleiput, in Harelbeke draaien de verbrandingsoven en het sorteercentrum op volle toeren. In de afvalbunker, waar uitpuilende vuilniswagens hun lading uitstorten, wriemelen honderden vliegen tussen de tonnen yoghurtpotjes, volle luiers, half opgegeten chocoladerepen en ander amper te onderscheiden keukenafval. Twee in wit plastic verpakte mannen vegen de bontgekleurde smurrie meters lager in vergaarbekkens. ‘Twintig jaar geleden zag het restafval nog groen door al het gras dat in de zakken werd gepropt’, zegt Soenens. ‘Tegenwoordig sorteren de meeste mensen hun afval zo goed mogelijk. En wij doen de rest.’ Hij gaat er prat op dat Imog ‘alles’ doet, behalve het afval bij de inwoners ophalen dan.

Dat geldt bijlange niet voor elke intercommunale. In de Vlaamse Ardennen organiseert IVLA bijvoorbeeld alleen de aanbestedingen voor de ophaling en verwerking van het afval uit de aangesloten gemeenten. Met andere woorden: het huishoudelijk afval is daar een zaak van privé-bedrijven. ‘Het is goed dat beide systemen naast elkaar bestaan’, zegt Christof Delatter. ‘De aandeelhouders van een privé-bedrijf willen winst maken en dus wordt er op efficiëntie gefocust. In een intercommunale daarentegen hebben politici het voor het zeggen. Zij worden meteen door hun kiezers op het matje geroepen als de dienstverlening slecht of te duur is. Omdat zowel intercommunales als privé-bedrijven dezelfde diensten aanbieden, moeten ze allebei inspanningen leveren om heel effi- ciënt te zijn én een goede dienstverlening te bieden. Ik hou mijn hart vast voor de gevolgen als Europa de overheden op een dag verplicht hun afvalverwerking uit te besteden. Dan zal de kostprijs ontsporen of de kwaliteit van de dienstverlening achteruitgaan.’

Alleen de gemeenten Knokke-Heist, Aarschot en Tienen werken niet met hun buurgemeenten samen in een intercommunale. Aarschot stapte in 2000 uit de intercommunale Interleuven en gaf zijn afval uit handen aan het privé-bedrijf Sita. ‘Wij hadden steeds meer moeite met het machtsmonopolie van de intercommunale’, zegt de Aarschotse schepen van Leefmilieu Els Vinckx (CD&V). ‘Elk jaar overschreden ze het bedrag dat wij voor ons afval hadden begroot, en kwamen dan geld bijvragen. Dat was niet houdbaar. Bovendien hadden ze geen oren naar onze voorstellen. De andere gemeenten doen dat ook niet, was steevast het antwoord.’

Elke woensdagavond sjouwt Tom zich vloekend een hernia aan drie barstensvolle grijze vuilniszakken. Een vijftigtal Pampers, een liter of tien kattenbakvulling, keukenafval van vijf slokoppen. 4,5 euro en een slecht humeur kost hem dat. Vooral als hij elke keer opnieuw geconfronteerd wordt met dat ene magere zakje dat bij de buren op de stoep staat.

‘Neen tegen de dure vuilniszak!’ In sommige gemeenten hielden de actiecomités hun protest maandenlang vol. Maar het mocht niet baten: halverwege de jaren negentig voerde de ene gemeente na de andere zware heffingen op huishoudelijk afval in. Er kwamen PMD-zakken, papier en karton en glas werden apart opgehaald. De mensen moesten leren sorteren, en dure zakken voor restafval waren daarbij een stok achter de deur.

De prijs van het afval varieert van plek tot plek. Sommige gemeenten geven hun inwoners jaarlijks een aantal zakken gratis, andere rekenen tot 2,5 euro per zak aan. ‘Het is onmogelijk om overal dezelfde prijzen te hanteren’, zegt Christof Delatter van VVSG. Afvalophaling is nu eenmaal veel goedkoper in Gent, waar veel mensen dicht bij elkaar wonen, dan in de Westhoek.’ Toch hoopt hij dat de Vlaamse overheid zal proberen om de grootste verschillen weg te werken. Al zullen de gemeenten onvermijdelijk de afvalfactuur aan hun inwoners blijven doorrekenen: via een jaarlijkse heffing, door dure huisvuilzakken of via het Diftar-systeem waarbij de factuur van de burger wordt berekend op basis van het gewicht van zijn afval.

Hoe selectiever afval wordt ingezameld, hoe meer de kosten voor de gemeenten worden opgedreven. Tenzij een intercommunale – en de meeste doen dat – samenwerkt met de organisaties die afvalproducenten vertegenwoordigen. FOST Plus houdt zich bijvoorbeeld bezig met de inzameling en recyclage van verpakkingen, BEBAT doet hetzelfde met gebruikte accu’s en batterijen, en Recupel werd na de invoering van de terugnameplicht opgericht om de verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparaten te organiseren. Samenwerken met die organisaties is voor een gemeente of intercommunale bijzonder voordelig. ‘FOST Plus betaalt bijvoorbeeld de kosten van de ophaling van PMD volledig terug en neemt ook de kosten voor de installatie van glasbollen op zich’, zegt Jacques Soenens van Imog. ‘Als je met FOST Plus werkt, word je ontlast van PMD, glas en het percentage verpakkingen in het papier en karton. Bovendien slinkt je restafvalberg, waardoor de ophaling daarvan ook goedkoper wordt. Intercommunales die daar niet aan meedoen, zijn gewoon koppig.’ Aanvankelijk was het veeleer angst dan koppigheid die sommige gemeenten ervan weerhield. Ze geloofden niet dat hun inwoners zonder morren hun afval zouden willen sorteren. Bovendien zagen veel politici het aanvankelijk niet zitten om glasbollen op hun straten en pleinen te installeren, zoals FOST Plus vraagt. Ze zagen al voor zich hoe chauffeurs hen zouden uitschelden als ze weer eens een lekke band hadden door over glasscherven te rijden, of hoe buurtbewoners voor hun kabinet zouden staan betogen tegen het stinkende zwerfvuil rond de glascontainers. Geleidelijk zijn de meeste intercommunales bijgedraaid.

De verwerking van GFT- en restafval zijn kosten die intercommunales, en dus de gemeenten, zelf moeten dragen. ‘De kostprijs speelt dan ook mee in de keuze van het soort verwerking’, zegt Vlaams-parlementslid Rudi Daems (Groen!), die tot vorig jaar adjunct-kabinetschef was bij toenmalig Vlaams minister van Leefmilieu Dua. ‘Via heffingen en andere maatregelen probeert de overheid de marktwerking wel een beetje bij te sturen. Het kost bijvoorbeeld maar 30 tot 40 euro om een ton afval te storten, terwijl het 100 euro kost om die naar de verbrandingsoven te brengen. Door de invoering van heffingen en de afbouw van stortplaatsen, wordt het afval echter meer richting verbrandingsovens geduwd.’

Hoe ze hun kasboek ook uitpluizen, het huishoudelijk afval blijft een aanzienlijke kostenpost voor elke Vlaamse gemeente. Zelfs als ze hun afval heel vergaand sorteren. Zoals in het milieupark van Deerlijk, waar in het ‘Milieustraatje’ ook oude cd’s, plastic bloempotten en allerlei folies apart worden ingezameld. Meestal zijn de kosten van de ophaling en recyclage groter dan de opbrengsten. Alleen schroot brengt vandaag bijna eenderde meer op dan tien jaar geleden door de grote vraag naar metaal vanuit China. ‘Ach, eens iets geld waard is, brengen de mensen het echt niet meer naar het containerpark’, zegt Soenens. ‘Dat is ook logisch, want het is niet de bedoeling dat wij winst gaan maken, hè.’

Jozef en Francine zijn opgetut voor hun dagelijkse wandeling. Je weet maar nooit wie je tegenkomt. Francine leunt zwaar op de arm van haar man. In zijn andere hand draagt Jozef twee plastic GB-zakjes. Bij het eerste bushokje propt hij ze in het oranje vuilnisbakje. Visafval kunnen ze toch geen twee weken in huis houden? Dat gaat stinken. Bang om gesnapt te worden, is Jozef niet. ‘Op een viskop staat geen naam’, zegt hij.

‘Deze week hebben we al drie kapotte koelkasten van de straat geplukt’, zegt Annick Maes van de Intercommunale Durme-Moervaart (IDM). Vooral bij de glasbollen laten mensen de vreemdste dingen achter: plastic tasjes vol gistende etenswaren, een fiets zonder voorwiel, een televisie met gebarsten beeldbuis. ‘Het gaat om een kleine maar harde kern van mensen die delen van hun afval illegaal blijven dumpen’, aldus Maes. Vorig jaar ruimde IDM per inwoner 0,776 kilo sluikstort op. Uit verschillende regionale cijfers blijkt dat 5 tot 10 procent van de mensen zich weleens aan sluikstorten bezondigt. Uit onwetendheid of gemakzucht, omdat ze niet op de volgende ophaling willen wachten of omdat ze de vuilniszakken te duur vinden.

In de regio van IDM werd een paar jaar geleden een Diftar-systeem ingevoerd: om de zes maanden krijgen de mensen er een factuur op basis van het gewicht van het afval dat ze hebben aangeboden. Het lijkt haast logisch dat in de IDM-gemeenten vooral zware stukken restafval illegaal worden gedumpt. Maar volgens Maes is dat helemaal niet zo. ‘We vinden vaak dingen op straat die mensen eigenlijk gratis naar het containerpark hadden kunnen brengen’, zegt ze. ‘Blijkbaar sleuren ze hun aangevreten matras liever naar een gracht dan naar een containerpark.’

12 tot 15 procent van al het zwerfvuil kan worden geïdentificeerd aan de hand van brieven, bankafschriften of andere documenten die tussen de aardappelschillen zitten. De daders krijgen dan vaak wel een proces-verbaal gepresenteerd, maar uiteindelijk worden de meesten geseponeerd. Natuurlijk heeft iedereen wel gehoord van die Gentse strafrechter die eind vorig jaar in één adem 54 sluikstorters tot werkstaffen en geldboetes van 550 tot 2500 euro veroordeelde. Om andere sluikstorters te ontmoedigen, zal dat wel gewerkt hebben, maar het is niet de gangbare praktijk. Noch politie noch justitie heeft de mankracht om elke sluikstorter te vervolgen. Daarom dokterde IDM een eigen systeem uit waarbij de politie pas in laatste instantie ter hulp wordt geroepen: bij elke gemelde sluikstort proberen de mensen van IDM de dader te identificeren voor ze de boel opruimen. De sluikstorter krijgt dan van de betrokken gemeente een heffing van makkelijk 250 euro in de bus. Pas als die heffing niet wordt betaald, wordt er een pv opgemaakt.

Mensen die telkens weer keurig dichtgebonden zakjes met etensresten in gemeentelijke afvalbakjes dumpen, zijn moeilijker terug te vinden. Meestal gaat het om oudere mensen, vastgeroest in hun gewoonten. Veel uitgekookter zijn al die keurig in het pak gehesen bedienden die hun oude kranten op kantoor in de papiercontainer dumpen of hun Ice Tea-blikjes thuis een week lang opsparen om ze op vrijdag nonchalant bij de frisdrankautomaat in de personeelskantine achter te laten.

Vanzelfsprekend bestaan er geen exacte cijfers in verband met sluikstorten op kantoor. Wel staat vast dat het vooral in Brussel een echte plaag is, en niet alleen in de afvalcontainer van bedrijven of in papiermanden onder overvolle bureaus. Vlamingen en Walen die elke dag in de hoofdstad komen werken, brengen ook weleens hun rest-afval mee. Op zich is dat niet nieuw, alleen zijn ze de jongste tijd zo hoffelijk om eerst netjes de voorgeschreven witte huisvuilzak te gaan kopen en die thuis te vullen. Op weg naar het werk droppen ze die zakken dan op straat, in de container van een flatgebouw of voor de deur van hun werkgever. ‘Bijna de helft van al het sluikstorten in Brussel gebeurt door mensen die van buiten het hoofdstedelijk gewest komen’, zegt de Brusselse staatssecretaris van Openbare Netheid Emir Kir (PS). ‘Dat vormt vooral een probleem op alle grote toegangswegen naar de stad.’

De reden staat voor hem als een paal boven water: de prijs van de huisvuilzakken. In de negentien gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betalen de inwoners 2,50 euro voor een rol van tien zakken. Dat is pakken minder dan in de meeste Vlaamse en Waalse gemeenten. Kir wil daarom binnenkort met zijn Waalse en Vlaamse ambtsgenoten overleggen hoe ze hun afvalbeleid meer op elkaar kunnen afstemmen. Niet dat het ernaar uitziet dat de andere gewesten hun zakken weer goedkoper zullen aanbieden. En het Brussels Hoofdstedelijk Gewest lijkt – tot grote treurnis van Groen! – alsnog niet geneigd om zware heffingen op zijn zakken in te voeren. ‘Wij hebben een paar jaar geleden bij de invoering van de witte zakken al gewaarschuwd dat Brussel vroeg of laat als stort zou worden gebruikt als we de prijs zo laag hielden’, zegt Brussels parlementslid Adelheid Byttebier (Groen!). ‘Maar we stonden daar alleen mee. De anderen waren bang dat de gewone, niet gegoede burger dat niet zou kunnen dragen.’

a Armand kleeft een rode sticker op een blauwe PMD-zak. ‘Er zitten Pampers in godbetert’, zegt hij. Hij springt weer op de vuilniswagen. ‘Vanmorgen barstte een grijze zak in de handen van mijn maat open. Weet je wat erin zat? Een dode keffer.’ Waarom mensen zulke dingen doen. ‘Omdat wij Vlamingen zijn, zeker.’

Door Ann Peuteman

Veel Vlamingen beschouwen Brussel als de nationale stortplaats.

12 tot 15 procent van het zwerfvuil wordt geïdentificeerd aan de hand van brieven of bank-afschriften die tussen de aardappelschillen zitten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content