Han Renard

Vlaams minister van Wetenschap en Innovatie Fientje Moerman zet een oude Griek en een bijbelpersonage op leeftijd in om Vlaamse onderzoekers in het buitenland terug naar huis te halen.

Er is een wereldomvattende ‘battle of the brains’ aan de gang. Dat zei dokter Parnash, de spreker uit Karnataka op een internationale bijeenkomst van zogeheten ‘creatieve regio’s’ in het Amerikaanse Maryland een tweetal weken geleden. Ook Vlaanderen, met Flanders District of Creativity, en Vlaams minister Fientje Moerman (VLD), op studiereis in de Verenigde Staten, waren er prominent aanwezig. De Karnataka-regio in India klinkt misschien weinig vertrouwd in de oren, maar dat geldt niet voor haar hoofdstad Bangalore, de onbetwiste kampioen van de outsourcing en de thuishaven van talloze helpdesks, callcenters en administratieve back offices van grote westerse banken en bedrijven.

Het gevecht om de hersenen speelt zich af op het niveau van bedrijven en op het niveau van staten, zei dokter Parnash nog. De talrijke goedkope Indiase ingenieurs en informatici vormen een goedgetrainde en makkelijk inzetbare troepenmacht in deze mondiale strijd. ‘Want de reden waarom ik hier vandaag in mijn dooie eentje Karnataka vertegenwoordig, is omdat de rest van Karnataka het te druk heeft met werken voor de hele wereld’, besloot dokter Parnash ironisch.

De meeste postindustriële staten proberen vandaag de omschakeling te maken naar een kenniseconomie, waarin het menselijk brein de voornaamste motor van economische groei is. Europa zal fors moeten investeren in onderzoek en ontwikkeling om in die wereldwijde kenniseconomie niet achterop te geraken. De beruchte Lissabon Agenda bepaalt dat de R&D-investeringen in de Europese Unie (EU) in 2010 tot 3 procent van het bbp moeten stijgen. Daarnaast zouden er in datzelfde jaar in de EU 700.000 bijkomende wetenschappers aan de slag moeten zijn. Voor ons land betekent dat 20.000 extra onderzoekers. Het staat nu al vast dat Europa die doelstellingen niet haalt.

In de slag om de hersenen staan tal van landen aan de kant van de verliezers. Landen als China, India, en ook regio’s als Vlaanderen, zien jaar na jaar goedopgeleide wetenschappers vertrekken, met name naar de Verenigde Staten, om er hun onderzoek verder te zetten en nooit meer terug te keren. Maar sinds kort hebben sommige van die verliezende landen remigratie- of terugkeerprogramma’s voor hun uitgeweken wetenschappers op poten gezet. En dat lijkt te werken. Chinezen die vroeger na hun doctoraat in de VS bleven hangen, keren nu steeds vaker naar huis terug.

Ook de Vlaamse regering wil nu met Odysseus, een terugkeerprogramma voor Vlaamse onderzoekers, de scheefgetrokken handelsbalans opnieuw in evenwicht proberen te brengen.

Het Odysseus-fonds zal vanaf 2006 over een budget van 12 miljoen euro beschikken. Absolute wereldtoppers die voor het fonds in aanmerking komen, kunnen voor de termijn van hun onderzoek een financiering van 1,2 à 1,5 miljoen krijgen. Voor talentvolle jonge onderzoekers wordt er voorzien in bedragen van 300.000 à 400.000 euro. Kandidaten zullen worden beoordeeld door een (nog samen te stellen) internationale jury volgens het principe van, aldus de minister, ‘de Floraliën van Gent’. Dat houdt in dat juryleden nooit afkomstig kunnen zijn uit hetzelfde land als het ter keuring voorgelegde ‘bloemstuk’.

Inteelt

In de chique Douglas Dillan Board- room van het Metropolitan Museum of Art in New York kwam minister Moerman twee weken geleden haar omgekeerde braindrain- (of braingain-) programma toelichten. In principe staat Odysseus open voor iedereen, maar in het promoverhaaltje is er alleen sprake van Vlaamse onderzoekers. De belangstelling was in elk geval groot: van de 500 Vlaamse wetenschappers die de vertegenwoordiger van de Vlaamse regering in Washington had aangeschreven, had zo’n 80-tal de verplaatsing naar New York gemaakt. Een overwegend jong publiek, dat ondanks kritische reserve toch oprecht geïnteresseerd leek in het terugkeerbeleid van de Vlaamse overheid.

Overigens heeft dat terugkeerbeleid, nog voor Odysseus in 2006 officieel in actie komt, met de komst van de wereldvermaarde stamcelonderzoekster Catherine Verfaillie al een mooie overwinning geboekt. Verfaillie, die sinds 1989 werkt aan de universiteit van Minnesota, zal voortaan haar onderzoek grotendeels aan de KU Leuven voortzetten. Ze kreeg daarvoor een nagelnieuw state-of-the-artonderzoeks- lab, het Stamcelinstituut, dat twee weken geleden in aanwezigheid van Vlaams minister-president Yves Leterme (CD&V) officieel werd geopend. Onaangenaam verrast door de timing, maar niet helemaal uit het lood geslagen, liet de afwezige Vlaamse minister van Wetenschapsbeleid vanuit de Ver- enigde Staten nog snel een videoboodschap opnemen, te vertonen tijdens het mediagenieke evenement in Leuven. Maar om de ‘ tsjevenstreek’ van het kabinet-Leterme ongedaan te maken, was het uiteraard te laat.

Op de bijeenkomst in New York kwamen intussen een aantal wetenschappers over hun persoonlijke ervaringen vertellen. ‘To return or not to return, that’s the question’, zo begon Patrick Callaerts zijn glasheldere presentatie over het dilemma waarmee in het buitenland actieve onderzoekers worden geconfronteerd. Maar anders dan Shakespeares tragische theaterheld, heeft Callaerts uiteindelijk wel een keuze gemaakt. Hij stapte vorig jaar over van de University of Houston (VS) naar het Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie, een van de Vlaamse laboratoria met wereldfaam. ‘Het had ook ergens anders kunnen zijn, maar het VIB deed objectief het beste voorstel.’

Callaerts heeft mazzel gehad, beweert hij zelf, want goede aanbiedingen zijn in Vlaanderen een schaars goed. ‘Jonge onderzoekers krijgen in Vlaanderen geen kansen. Onze universiteiten zijn totaal niet flexibel, het aantal plaatsen is beperkt’, zei Callaerts.

Wie niet tot het selecte clubje van professoren, docenten of hoogleraren behoort, komt moeilijk aan de bak. ‘Die gaat van het ene in de tijd beperkte project naar het andere, en steekt meer tijd in het aanvragen van financiering voor zijn projecten dan in het onderzoek zelf. Na hun doctoraat vertrekken veel jonge onderzoekers dan ook naar het buitenland, dat is de enige manier om als wetenschapper te kunnen doorgroeien’, aldus Callaerts.

Grootste probleem in Vlaanderen blijft dat doorgaans niet de kwaliteit van het onderzoek wordt beloond, maar wel het bezitten van de juiste connecties en de nodige an- ciënniteit. Callaerts: ‘Wie al lang op een stoel zit, wordt alleen daarom tot hoofd van een onderzoekslab gepromoveerd. Onderzoekers die ondermaats presteren, blijven gewoon in functie. Ik heb collega’s gezien die in het Amerikaanse systeem niet zouden overleven. Op die manier wordt de universiteit een beschutte werkplaats voor hooggeschoolden.’

Spekje voor het bekje van minister Moerman, die de Vlaamse universiteiten een verstarde en in zichzelf gekeerde houding verwijt. De ‘inteelt’ aan onze universiteiten maakt dat in bepaalde gevallen maar liefst 70 procent van het academische personeel gestudeerd heeft aan de universiteit waar hij nu werkt.

Tegelijk is Moerman van oordeel dat de wetenschappelijke onderzoekers zich een weg moeten banen buiten de vertrouwde academische wereld. De schotten tussen universiteit en industrie geven in Vlaanderen aanleiding tot een opmerkelijke ‘innovatieparadox’, aldus de minister: er wordt veel en goed onderzoek verricht, maar met een in verhouding laag economisch rendement.

Lange arm

Ondanks interessante professionele kansen, willen heel wat Vlamingen terug naar huis, ook degenen die het in de VS echt gemaakt hebben. Op voorwaarde natuurlijk dat ze hun onderzoek in Vlaanderen in vergelijkbare omstandigheden kunnen voortzetten. Vaak spelen persoonlijke overwegingen daarbij een rol. Vooral als jonge onderzoekers een gezin beginnen te stichten, worden betaalbare scholen, sociale bescherming en nabijheid van familie doorslaggevende argumenten.

Dat geldt in elk geval voor Bart Deplancke, die aan de University of Massachusetts Medical School werkt en op twee oktober vorig jaar vader is geworden. Maar, zegt hij: ‘Vanuit België naar Amerika raken is heel gemakkelijk. Terugkeren is daarentegen bijzonder moeilijk.’ Ook volgens Deplancke kiezen onze universiteiten bij benoemingen zelden voor de objectief beste kandidaat.

‘Er wordt een profiel geschreven op maat van de kandidaat die de universiteit voor ogen heeft. Wie in een bepaald onderzoeksdomein betere papieren kan voorleggen, maar toevallig werkt met peren in plaats van appelen, kan het wel schudden’, voegt de dertigjarige Kevin Verstrepen daaraan toe. Verstrepen is sinds enkele weken professor aan Harvard University, met een eigen budget en eigen medewerkers. Na zijn studies aan MIT boden verschillende Amerikaanse universiteiten hem een professorship aan, maar Verstrepen weigerde aanvankelijk: ‘Ik wilde per se terug naar Vlaanderen.’ Hij dong mee naar een vacature aan de KU Leuven, maar werd afgewezen ‘voor iemand met een korter cv en een langere arm’.

De appreciatie van de aanwezigen in New York voor Odysseus anno 2006 was gematigd positief. ‘Het klinkt mooi,’ zei Patrick Callaerts, ‘al moeten we natuurlijk afwachten wat het in de praktijk geeft.’ Anderen, zoals Bart Deplancke, waarschuwden voor een ‘idolencultus’. Zij vrezen dat het beleid alleen geïnteresseerd is in het terughalen van een paar ronkende namen en veel minder in het verbreden van de basis van jonge onderzoekers.

Naast Odysseus treedt in 2006 ook het Methusalem-fonds in werking. Dat is bij uitstek bedoeld voor Vlaamse onderzoekers die hun strepen al verdiend hebben. Met een beroep op het Methusalem-fonds (3 miljoen euro in 2006) kunnen toponderzoekers structurele financiering voor een periode van zeven jaar in de wacht slepen. Daardoor hoeven ze in principe niet meer om de zoveel jaar op bedelronde. Methusalem is persoonsgebonden: als de onderzoeker uit het project stapt of met pensioen gaat, dooft de financiering van het onderzoek waarover hij de leiding had langzaam uit.

Minister Moerman hekelde tijdens haar studiereis in de VS herhaaldelijk het tekort aan vrouwen in wetenschappelijke studierichtingen, alsook het overwegend mannelijke personeelsbestand van onze universiteiten en onderzoeksinstellingen. Maar in het Vlaamse wetenschapsbeleid is het ook tevergeefs zoeken naar instrumenten die een inhaalbeweging van vrouwen zouden kunnen vergemakkelijken. Niet verwonderlijk misschien, wanneer oude Grieken als Odysseus en hoogbejaarde bijbelfiguren als Methusalem de dienst uitmaken.

Han Renard

In de ‘battle of the brains’ staat ook Vlaanderen aan de kant van de verliezers: het ziet jaar na jaar goedopgeleide wetenschappers vertrekken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content