Volgens media-expert Hans Verstraeten gaat de pers in z’n oorlogsverslaggeving weer collectief uit de bocht. De breaking news-formule laat geen mogelijkheid voor controle en reflectie.

Het verschil is wel dat het CNN-model, dat tijdens de Golfoorlog voor het eerst doorbrak, nu wereldwijd wordt overgenomen en klakkeloos gekopieerd. De breaking news-marathons beheersen nu ook in Europa de schermen, en dat vindt Verstraeten een onverantwoorde format, op het obscene af. Een journalistieke ontsporing noemt hij het zelfs. ‘De aanslagen waren natuurlijk ideaal kijkvoer voor televisie, en dat in real time, wat de emotionele impact overweldigend maakte. Te overweldigend. Maar van de eerste bombardementen op Afghanistan kreeg je niets te zien, tenzij een warrig groen beeld. Als je op dezelfde manier de bommen live had zien inslaan zoals je de vliegtuigen zag crashen, zou de publieke opinie zich al minder door de oorlogsretoriek hebben laten meeslepen.’

Het is volgens Verstraeten inherent aan de formule van de urenlange rechtstreekse marathonuitzendingen dat er zeer snel ongeverifieerde geruchten in de huiskamers worden geslingerd. De machine moet non-stop gevoed worden, zonder dat enige afstand en reflectie mogelijk zijn. Het is een snapshot-verslaggeving, die bij stukjes en beetjes wordt samengesprokkeld, terwijl het publiek erop zit te kijken _ journalistiek als een onafgewerkt product. ‘Er zijn berichten gelanceerd over gekaapte vliegtuigen en vermeende aanslagen, waar achteraf niets meer over te horen viel. Er waren de beelden van dansende Palestijnen, die men voor zichzelf liet spreken, zonder dat iemand wist waar het over ging, wat een enorm opjuttend effect had. Dat vond ik niet alleen journalistiek maar ook ethisch onverantwoord.’

DE ROEP OM OORLOG

De media hebben volgens Verstraeten al meteen na de aanslagen van 11 september de oorlogslogica even hard ondersteund als de militairen. Vanaf de eerste dag stond de pers vol oorlogstaal, alsof men deze oorlog écht moest en zou krijgen. ‘Daar zijn ze volgens mij toch serieus uit de bocht gegaan. Niet alleen in de Amerikaanse maar zelfs in de Belgische media had je meteen die teneur. In feite lieten ze allemaal steeds dezelfde klok horen: de aanslagen waren een aanval op het Vrije Westen, en dus moest het hele Vrije Westen wel terugslaan. Terwijl de WTC-torens en het Pentagon toch meer symbool waren voor de economische en militaire macht. In Amerika waren zelfs media die al te kritische stemmen meteen buitengooiden. Dan blijkt dat niet alleen objectiviteit maar ook pluralisme alleen maar een luxeproduct is voor in vredestijd.’

In Amerika zijn de grote media inmiddels al door president George Bush de les gelezen en hebben ze bepaalde restricties aanvaard. Volgens CNN is in dit conflict neutraliteit onmogelijk. Onder meer de videoboodschappen van al-Qaeda zullen niet langer ongecensureerd worden uitgezonden. Verstraeten: ‘Terwijl CNN in de Golfoorlog nog een monopolie had, heeft de Arabische wereld nu z’n eigen satellietzender, al-Jazeera. Die werd eerder door de Amerikanen bejubeld als de eerste vrije zender van het Midden-Oosten. Maar nu willen ze hem kortwieken omdat hij de spreekbuis van Bin Laden zou zijn. Ik meen dat het journalistiek perfect te motiveren is om naast de toespraken van Bush ook Bin Laden aan het woord te laten.’ Ook in Afghanistan, dat zelf geen zenders heeft, heeft men inmiddels gesnapt dat televisie de ideale pijplijn voor propaganda is.

Doordat zoveel Europese zenders hun wagon aan de CNN-locomotief koppelen, wordt de oorlog hier nu vooral door Amerikaanse ogen bekeken. Journalisten moeten waarheid en propaganda onderscheiden, maar dat gebeurt niet altijd. Ook tijdens de Kosovo-oorlog was het NAVO-discours alomtegenwoordig. Volgens Verstraeten wordt nu gelukkig ‘al veel meer gewezen op de herkomst van het beeldmateriaal’. Maar dat wordt vooral voor Arabische, en minder voor Amerikaanse bronnen gedaan. De media-globalisering biedt ongekende mogelijkheden aan slimme propagandisten. Verstraeten: ‘De nieuwsmallemolen wil veel en snelle informatie. Maar dat gaat ten koste van de journalistieke kwaliteit.’ Ook de behoefte aan instant-duiding à la Mark Eyskens, die meteen na de aanslagen van 11 september al de Derde Wereldoorlog uitriep, laat te weinig ruimte voor reflectie.

De overvloed aan nieuws kan ook snel tot een informatie-indigestie leiden. De overvoede kijker verzuipt in de informatie en haakt af. Toen op 7 oktober de oorlog in Afghanistan begon, was er maar één alternatief programma op de Vlaamse zenders, Big Brother, dat die avond een recordaantal van bijna een miljoen kijkers haalde. Veel meer dan de nieuwsuitzendingen. Enkele dagen later hadden veel kijkers van het journaal al het gevoel dat ze een heruitzending van een oud feuilleton voorgeschoteld kregen. Hans Verstraeten: ‘De mensen kunnen al die extra nieuwsuitzendingen en extra edities van kranten en weekbladen niet verwerken. Er is duidelijk een groot verschil tussen informatie en kennis. Soms kan je zelfs stellen dat hoe meer informatie mensen krijgen, hoe minder kennis ze hebben.’

OP DE EERSTE RIJ

Het publiek moet nu wel het gevoel krijgen dat het erbij is, dat het op de eerste rij zit en geschiedenis meemaakt. ‘Maar ook dat is een illusie’, zegt Verstraeten. Wat de kijker ziet, is niet de oorlog in real time, maar wel CNN in real time. Nietszeggende statements flitsen de wereld rond. Op de avond van 11 september bracht de CNN-reporter al de eerste vergeldingsaanvallen in Kabul, wat pas een half uur later weer ontkend werd. Hans Verstraeten: ‘Overal moeten correspondenten geparachuteerd worden, die soms van niets weten en hun informatie via een oortelefoontje uit de studio krijgen. Ze moeten altijd paraat zijn voor berichten en kunnen zeker geen nieuws gaan checken. Hoe dichter erbij, hoe verder ervan af.’ De rechtstreekse commentaar on the spot, ook al is er geen relevante informatie, is wel altijd goed voor een gevoel van dramatisering.

In elke oorlog is er een mediastrategie. Wat is dat in deze Strike Against Terror? Hans Verstraeten: ‘De humanitaire inkleding, denk ik. Vanaf het begin heeft men alles gedaan om te zeggen dat er tegelijk met de bommen voedselpakketten werden gedropt, dat het om een cleane oorlog tegen precieze doelwitten ging, en dat het absoluut niet tegen de mensen gericht was, niet tegen de Afghanen en zeker niet tegen alle moslims.’ De humanitaire boodschap wordt eindeloos herhaald als een mantra, tot bijna iedereen ze gelooft. Het wezen van een oorlog _ het slagveld en de slachtoffers _ wordt daardoor naar de achtergrond gedrongen. Pas een week na het begin van de oorlog begon de hoera-propaganda over de Amerikaanse successen wat te minderen. Pas toen raakten de eerste berichten over clusterbommen en bloedbaden in de westerse media. Het zal echter al zeer dramatisch nieuws moeten zijn om tegen de duizenden doden van New York op te wegen.

Ook het focussen op de militaire kant van de zaak _ de terminologie à la ‘ collateral damage‘ en de videofilmpjes van geavanceerde wapens _ heeft als effect dat de echte gruwel wordt verdonkeremaand. Hans Verstraeten: ‘De beeldvorming is in een oorlog nu bijna even belangrijk als de krijgsmacht zelf. Op zondag begon men te bombarderen, op maandagmorgen waren er al opiniepeilingen over het effect ervan.’ Het is nu de vraag of men het systeem van de Golfoorlog _ strikte militaire briefings en streng gecontroleerde journalistenpools _ nog zal kunnen herhalen, want over de toenmalige censuur zijn inmiddels boeken volgeschreven. In Vietnam genoten journalisten nog een grote vrijheid, maar in de Golf liepen ze in het gelid. Hans Verstraeten: ‘In de eerste fase heeft de overheid de informatie nu weer kunnen beheersen. Maar als het conflict lang duurt, vertrouw ik erop dat de ware journalistiek het toch zal halen.’

De commercialisering heeft de voorbije tien jaar natuurlijk ook in de pers toegeslagen, en dat heeft onvermijdelijk z’n invloed. Verstraeten: ‘De schrijvende pers ondergaat duidelijk een tabloidisering, zelfs de kwaliteitskranten. En de televisiezenders zijn bang hun kijkers te verliezen als ze het CNN-stramien niet volgen. En om kijkers en lezers is het nu natuurlijk te doen.’ Angst en oorlog verkopen goed. Dat blijkt ook uit de antrax-hysterie. Al meteen na de aanslagen van 11 september klonk het in alle media dat biologische en chemische oorlogsvoering nu dé dreiging was. Verstraeten: ‘Je leek wel gek als je niet meteen een gasmasker kocht.’ Geen wonder dat de media-aandacht ook gekken en criminelen inspireerde. Maar de Amerikaanse miltvuurepidemie sloeg wel het eerst toe in een bolwerk van de sensatiepers. De pers zat zo weer eens op de eerste rij.

Chris De Stoop

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content