De gemeente Lokeren wil zero tolerance invoeren. De Brusselse politie denkt aan dezelfde aanpak voor bepaalde wijken. Waar staat die nul tolerantie wel voor?

Het modewoord betekent dat politiediensten en overheid in hun veiligheidsbeleid – of een gedeelte ervan – een streep trekken. Wie erover gaat, hangt onverbiddelijk. Geen verzachtende omstandigheden, geen overmacht, geen schuld van derden, gewoon pakken. Het begrip zero tolerance of nul tolerantie komt uit de Verenigde Staten en daar is het al jaren ingeburgerd. President Bill Clinton voerde, bijvoorbeeld, in 1995 de zero tolerance in voor jongeren achter het stuur; als ze met twee (of méér) promille alcohol in hun bloed rijden, verliezen ze gegarandeerd hun rijbewijs.

Clinton hield meteen een stok achter de deur voor onwillige staten die dit iets te veel van het goede vinden. Wanneer zij in oktober van dit jaar hun lokale wetgeving niet hebben afgestemd op de nationale orders, verliezen ze tien procent van hun subsidies voor de aanleg en het onderhoud van snelwegen. Blijven ze volharden in de boosheid, dan gaat er elk jaar nog eens tien procent van af.

Zero tolerance wordt ook in ruime mate toegepast in New York, waar de misdaadcijfers de jongste twee jaar spectaculair daalden. De aanpak is er onder meer vertaald in three strikes and you’re out. Anders uitgedrukt: een recidivist moet na zijn derde overtreding waar een gevangenisstraf op staat, niet meer rekenen op een voorwaardelijke veroordeling, hij gaat effectief de cel in. Ook Nederland dweepte een tijdlang met de nul tolerantie voor stadswijken met een aanzienlijke drugsoverlast. Finaal kwam er geen zero tolerance, wel een reeks repressieve wetten die lokale besturen kunnen invullen, afgestemd op “lokale behoeften”. Amsterdam, Rotterdam, maar ook Vlissingen en Terneuzen maakten er onder meer gebruik van.

Het principe van de nul tolerantie klinkt als muziek in de oren van de verontruste burger die zijn huis en tuintje bedreigd ziet door drugsdelinquenten, ontspoorde allochtonen, jonge criminelen en ander tuig van de richel. Helaas, het lanceren van de kreet zal de gemoedsrust van die burger niet bevorderen, zelfs het invoeren van de nul tolerantie voor bepaalde gebieden van het politioneel beleid zou niks helpen. Zero tolerance gaat namelijk uit van een aantal premissen, die bij ons lang niet vervuld lijken.

DE BOEF IS VOOR DE POLITIE THUIS

De harde aanpak vraagt in de eerste plaats overleg. Overheid, politiediensten en de burger dienen nauwkeurig te bepalen waar ze de streep juist gaan trekken. “Met dit soort overleg hebben wij nauwelijks ervaring”, geeft Roger Van de Sompel toe, een rijkswachtkolonel die de zero-toleranceaanpak in New York grondig bestudeerde. “In landen als Groot-Brittannië vormt de politie een emanatie van de bevolking; burgers kregen daar politionele bevoegdheden. Bij ons is de politie altijd een verlengstuk van de overheid geweest. Daarom kennen wij die overlegcultuur veel minder, ook al zijn er heel goeie aanzetten toe geweest, bijvoorbeeld binnen de rijkswacht. Wij proberen onze stijl om te buigen, maar ondanks alle inspanningen durf ik niet zeggen: wij zijn nu een zeer bevolkingsgerichte politiedienst. In die omstandigheden zero tolerance zonder meer invoeren, kan volgens mij niet.”

Zo’n rigoureus beleid gaat er ook vanuit dat alle neuzen in dezelfde richting wijzen: overheid, burger, politiediensten, justitie. Op het eerste gezicht lijkt in ons land vooral dat laatste element – het gerecht – de zwakste schakel. “Als justitie niet volgt, geeft dat alleen nog méér frustratie bij politiemensen”, stelt Eugeen Van Kerckhoven, woordvoerder van de minister van Justitie, nuchter vast. “Dit is het klassieke verhaal: politie pakt boefje op, levert het af, maar boefje is eerder thuis dan de politieman. Ongelukkig genoeg is dit soms de realiteit.”

Van Kerckhoven begrijpt dat een lik-op-stuk-beleid aanlokkelijk kan lijken, vooral voor stedelijke probleemwijken, “maar het gaat daar om veel meer dan een politiebeleid. Hoe hoger de graad van verstedelijking, hoe méér criminaliteit, dat weet iedereen. Hoe pak je die criminaliteit aan? Met betere huisvesting, tewerkstelling, sociale preventie… Zero tolerance is daarbij slechts een van de mogelijke middelen, niet meer. Misschien kan het in sommige Brusselse wijken, maar ik zie nul tolerantie niet werken in, bijvoorbeeld, Westerlo. In Lokeren? Dat doet me zo’n beetje denken aan de meester die zijn klas niet onder controle heeft, de directeur komt erbij en geeft iedereen dan maar strafstudie.”

De woordvoerder ziet veeleer heil in een uitbreiding van de bestaande coördinatiesystemen, zoals het fameuze vijfhoeksoverleg waaraan de drie politiediensten, de gerechtelijke en bestuurlijke overheid deelnemen. Zo breng je, volgens Van Kerckhoven, het strafrechtelijk beleid een stukje dichter bij de burger. Hij kijkt ook uit naar een advies – het komt er na de vakantie – van het College van Procureurs-Generaal over een ministeriële nota over stedelijke criminaliteit. “Er bestaan nu al een reeks uniforme richtlijnen. Bijvoorbeeld: wie betrapt wordt op méér dan 170 per uur, is nu overal in het land zijn rijbewijs kwijt. Dit soort richtlijnen krijgen wij misschien ook voor stedelijke criminaliteit.”

OOK DE BEDRIJVEN MOETEN MEE

De zero tolerance impliceert een aantal zeer praktische ingrepen met een niet onaardige budgettaire weerslag. Het betekent onder andere méér plaats in de gevangenissen, méér politiemensen op straat of binnen de politiediensten, beter geschoold kaderpersoneel. Na amper vier jaar nul tolerantie in de stad New York was, bijvoorbeeld, 60 procent van het kaderpersoneel van de lokale politie verdwenen. De vervanging kostte scheppen geld. Bovendien moet de burger bereid zijn een heel andere prijs voor de harde aanpak te betalen, met name een soms letterlijk zeer potig optreden van politiemensen. Zegt Van de Sompel onomwonden: “Veronderstel dat de overheid poneert: nul tolerantie nu en voortaan tellen alleen resultaten. Politiemensen zijn dan geneigd om op het randje te gaan lopen, soms zelfs erover. Zij gaan ervan uit dat het beleid bijna onvoorwaardelijk achter hen staat.”

Toch schrijft de rijkswachtkolonel de zero tolerance niet helemaal af. Hij noemt het een middel dat wellicht het proberen waard is, ook al omdat de aanpak blijkbaar werkt in New York. “Met die nuance: daar waren een heel aantal randvoorwaarden vervuld. Een voorbeeldje: bedrijven investeerden enorm in verwaarloosde wijken. In zulke omstandigheden moet zero tolerance zeker op korte termijn resultaten opleveren.”

Roger Van de Sompel voelt zich allesbehalve geroepen om de nul tolerantie als alleenstaande maatregel te verdedigen. En zelfs al voer je die in in ideale omstandigheden, ingebed in een strategie van community policing, blijf je volgens hem zitten met een maatschappelijk deficit. “In gevangenissen tikt dan een ware tijdbom. Is die three strikes zo’n goeie oplossing? Je plukt mensen zomaar uit de samenleving maar ik vraag me af hoe je die er later weer in krijgt zonder kleerscheuren.”

Wat doe je intussen met Lokeren? De rijkswachtkolonel zucht. “Ik hoor dat het beleid ten opzichte van allochtonen in Lokeren – voor zover er al sprake kon zijn van een beleid – niet schitterend was. Is dan alles opgelost als je er zero tolerance tegenaan gooit? Dan haal je de voorhamer boven. Plus: je bent als politie bezig met de bestrijding van symptomen waarvoor andere actoren uit de samenleving verantwoordelijk zijn. Dat lijkt mij zéér gemakkelijk. Dan zero tolerance voorstellen als een wondermiddel, is larie en apekool.”

Jos Grobben

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content