Ingrid Van Daele
Ingrid Van Daele Ingrid Van Daele is redacteur bij Knack

Naast muziek beluisteren, studeren, sport beoefenen en lanterfanten, is een budget beheren een belangrijk element in het leven van jongeren.

Het cliché leeft dat jongeren verkwisters zijn, dat ze niet met geld overweg kunnen. En soms is dat nog waar ook. De helft van de tieners krijgt een budget dat ze zelfstandig moeten beheren. Velen van hen halen het einde van de maand niet. Maar hebben ze het ooit geleerd?

Voor Peter Adriaenssens, docent kinderpsychiatrie aan de faculteit van de KU Leuven, is geld beheren nochtans slechts een fractie van een ruimer leerproces. De thuisbasis is een leerschool waar kinderen zich voorbereiden op het mechanisme van de samenleving. Ze leren er evengoed hoe zich te verhouden tegenover de anderen, studies, als tegenover drugs, het materiële, geld.

In dialoog met hun ouders moeten kinderen hun limieten aftasten: ‘Ouders moeten grenzen trekken die mee-evolueren met de leeftijd van de kinderen. Samen moeten ze kunnen bespreken aan wat die hun geld zullen besteden, ook al hebben ze dat zelf verdiend.’

Het begint van kindsbeen af. Kleintjes tussen zes en negen gaan winkelen samen met hun ouders. Ze tonen een uitgesproken voorkeur voor bepaalde producten en sturen de aankopen – de grootste huilebalken zijn heer en meester over de winkelkar. Volgens VUB-kinderarts Johan Marchand, gespecialiseerd in psychosomatiek en adolescenten, is het de periode bij uitstek om kinderen te leren omspringen met geld. Zoals ze een eigen kamer en persoonlijke spulletjes koesteren, houden ze ook van hun eigen geld. Met een kleine spaarsom leren ze omgaan met pasmunt en begrijpen wat dingen kosten. Hoeveel zakgeld sta je kinderen toe? Adriaenssens: ‘Een som die niet hoger ligt dan de getallen waar ze mee kunnen rekenen. Een nadeel van elektronisch betalen of de Protonkaart vandaag is dat het geldverkeer niet langer is gevisualiseerd.’

Vanaf negen tot dertien jaar worden leeftijdgenootjes bij de aankopen belangrijker, zoals blijkt uit onderzoek van het Gentse Kids & Teens Marketing Research Center. Ze laten zich al gemakkelijker door bepaalde merken verleiden. Nadien, tot hun zeventiende werken kinderen aan hun identiteit en beginnen zich voluit tegen hun ouders af te zetten. Volgens Marchand stellen ze een blijvende steun op prijs: ‘Wie kinderen van veertien 500 frank geeft per week, geeft hen een dubbele boodschap. Enerzijds geef je hen het gevoel dat ze op eigen benen kunnen staan, wat ze maar al te graag willen. Maar het gevoel dat ze dat ook moeten doen en geen steun meer zouden krijgen, schrikt hen af.’

Conflicten hoeven ouders niet uit de weg te gaan, vindt Peter Adriaenssens: ‘Het is essentieel dat ouders kinderen met hun standpunt confronteren. Het is niet in het belang van het kind hem meteen geld toe te stoppen wanneer hij kleren wil kopen van 3000 frank. Hij kan op zoek gaan naar iets minder duur en vergelijkbaar en zijn ouders er opnieuw over aanspreken. Door te discussiëren, zal hij een eigen visie ontwikkelen.’

De achttienjarigen ten slotte streven naar een zo groot mogelijke onafhankelijkheid. Zestig procent van de jongeren heeft een inkomen uit een of andere vakantiejob. Peter Adriaenssens vindt het nettobedrag dat ze er opstrijken, soms onevenredig hoog vergeleken met dat van een gewone werknemer. ‘Vaak wordt het integraal aangewend als een vakantiebudget, dat niet zelden groter is dan dat van de ouders. Zo krijgen sommige jongeren een vertekend beeld van de werkelijkheid. Nochtans zou een vakantiejob vanuit financieel oogpunt pedagogisch kunnen zijn. De maatschappij zou een symbolische belasting kunnen heffen om jongeren het basismechanisme bij te brengen. Het relatief hoge loon tast bij sommigen zelfs de studiemotivatie aan.’

Zorgwekkender echter zijn de verschillende wegen langs waar het geld instroomt. Gezinnen worden kleiner. Er circuleren meer middelen. En er komt geld binnen van twee grootouderparen. Dat is veel geld voor weinig kinderen. Grootouders zouden creatiever kunnen zijn in wat ze schenken aan hun kleinkinderen en bijvoorbeeld investeren in een spaarplan, of aandelen kopen, zoals het moderne oma’s betaamt.

Grootouders kunnen veel opvangen, maar ze kunnen ook boycotten. De ouders moeten de controle behouden over wat er gebeurt, zoniet maken de kinderen zich van hun ouders los. Vooral bij pubers kan dat tot problemen leiden.

Maar, hoe goed ouders ook hun best doen – als het hen een troost kan zijn – 93 procent van de kinderen eigent zich jaarlijks wel eens iets onterecht toe. Toch zijn kinderen die echt stelen, degenen die nooit met geld hebben geëxperimenteerd. Jongeren met gedragsstoornissen die zich uiten in hun omgang met geld, zullen ook andere gedragsproblemen vertonen.

Wanneer jongeren echter de waarde kennen van geld, kan het – ondanks de negatieve connotatie – volgens Adriaenssens geen kwaad hen er af en toe mee te belonen wanneer ze zich bijzonder hebben ingezet. Als het maar niet de enige vorm van beloning wordt en het niet als een doel wordt vooropgesteld.

Alles vervalt wanneer de kijk op geld niet past in het uitgavenpatroon van het gezin. Ouders die zelf de hele tijd uit de bol gaan, mogen een redelijke houding van hun tieners vergeten.

Reacties: deknip@knack.be

Ingrid Van Daele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content