De voorbije maanden vielen er een aantal opvallende veroordelingen voor meineed.

IN KORTRIJK werd onlangs een man schuldig bevonden aan meineed. Hij legde een getuigenis af over zijn betrekkingen met een vrouw, maar viel deerlijk door de mand toen hij geen correcte beschrijving van haar geslachtsdelen kon geven. De vertoornde rechter smeerde hem drie maanden voorwaardelijk aan de broek. In dezelfde periode werd, ook door de Correctionele Rechtbank van Kortrijk, een vrouw veroordeeld, die tijdens een boedelbeschrijving bij de notaris opzettelijk het bezit van zes kasbons en twee spaarboekjes verzwegen had. Volgens de verdediging had zij schrik van haar gewezen echtgenoot en zat zij onder de kalmeermiddelen. De rechter gaf haar toch drie maanden voorwaardelijk en 10.000 frank boete voor meineed en valsheid in geschrifte.

Vervolging voor meineed of valse getuigenis blijkt in de praktijk wel vaker te spelen bij boedelbeschrijvingen en verzegelingen, en vooral dan in erfeniskwesties. In het Rechtskundig Weekblad besprak de Leuvense professor Raf Verstraeten, die strafprocesrecht doceert, een typisch geval. Toen in Roeselare Adille V. overleed, werden in het sterfhuis de zegels gelegd door de vrederechter. De weduwe verklaarde onder ede dat er geen liggend geld of waardepapieren waren. Na klacht van familieleden bleek dat zij voor enkele miljoenen aan kasbons en obligaties verstopt had, en dat zij tot overmaat van ramp de reisduiven van haar overleden man in zeven haasten verkocht had. Ook het bestaan van een bankkluis werd verzwegen. De weduwe werd voor meineed veroordeeld.

Professor Verstraeten : ?Dat zijn delicate zaken. In een aantal gevallen kan de herinnering door de tand des tijds vervaagd zijn. Maar in dit geval was het bedrieglijk opzet bewezen, waardoor de rechten van de andere erfgenamen in gevaar gebracht werden. Ook het verzwijgen van een gedane schenking werd al als valse getuigenis gezien. Merkwaardig is dat de dame niet kon veroordeeld worden voor het zwaardere misdrijf van verduistering verduistering binnen de eigen familie wordt niet bestraft, om geen vetes aan te wakkeren maar wel voor meineed. Meineed wordt immers beschouwd als een misdrijf tegen de openbare trouw, omdat het de goede werking van onze justitie aantast.?

BOVENAARDS.

Een eedaflegging wordt sinds mensenheugnis als een probaat middel aanzien om iemand tot oprechtheid en integriteit aan te sporen. Dat geldt trouwens voor alle soorten van eerbiedwaardige functies : advocaten, notarissen, deurwaarders en leden van de rechterlijke macht moeten een eed afleggen. Artsen leggen de eed van Hippocrates af. Maar de eed speelt nog altijd zijn voornaamste rol in het procesrecht. Voor burgerlijke, correctionele en politierechtbanken zijn getuigen verplicht de eed af te leggen : ?Ik zweer in eer en geweten dat ik de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.? Voor het Hof van Assisen zweren getuigen dat zij zullen spreken ?zonder haat en zonder vrees, de gehele waarheid en niets dan de waarheid.?

De traditie van de eedaflegging heeft natuurlijk vooral een religieuze geschiedenis, en tot 1974 bestond het wezensbestanddeel van de formule nog altijd uit de aanroeping van God : ?Zo helpe mij God.? In de Middeleeuwen moesten veel bewijsmiddelen het hebben van Gods tussenkomst. In extreme gevallen werden verdachten gekneveld in het water gegooid om te zien of God ze zou laten bovendrijven, zoniet waren ze schuldig. Toen de mening zich verbreidde dat men niet altijd een bovenaardse ingreep mocht verwachten om het recht te doen zegevieren, begon men meer en meer waarde te hechten aan getuigen, en die getuigen moesten door het aanroepen van God tot waarachtigheid worden aangezet. Zoniet zouden ze zondigen en Gods toorn over zich neerhalen.

Een valse getuigenis wordt dan ook al sinds eeuwen als een zwaar misdrijf beschouwd. Karel V beval in zijn edict van 1531 dat de rechter de straf voor valse getuigenissen ?arbitrairlijk? mocht bepalen. Joost de Damhoudere meende dat een leugenachtige getuige een misdaad begaat ?jeghens God, jeghens den juge en jeghens zijnen even naersten.? Indien de aanroeping van God uit de eed werd weggelaten, werd de getuigenis zelfs nietig verklaard. Dat gold niet voor het weglaten van de andere traditionele formaliteiten : opstaan bij de eedaflegging, de rechterarm opsteken, het hoofd ontbloten en dies meer.

Vooral na de Tweede Wereldoorlog kwam de mentaliteit op dat men in een pluralistische maatschappij mensen niet mocht dwingen om op God te zweren. De rechtspraak begon meer en meer alternatieve formules toe te laten. Zo liet de Rechtbank van Eerste Aanleg in Antwerpen in 1949 toe dat een doopsgezinde (Mennoniet) die van zijn religie geen eden mag afleggen toch aan de wet voldeed door de woorden ?ik zweer? en ?zo helpe mij God? te vervangen door ?ik beloof het?. Wat Israëlieten betreft, was de wetgever trouwens al vorige eeuw met besluiten gekomen die speciale eedformules goedkeurden. Een getuige die daarop een beroep wil doen, moet dat zelf aan de rechter melden.

AFSCHRIKKINGSEFFECT.

De godsaanroeping werd pas definitief opgeheven door de wet van 27 mei 1974 tot wijziging van de eedformule en van de plechtige verklaringen in gerechtelijke en bestuurlijke aangelegenheden. De vraag was toen of er daarna niet nog méér gelogen zou worden, en of de eed, waarvoor de band met het sacrale toch essentieel was, überhaupt nog wel zin had ? Professor Verstraeten : ?Ik vind zeker dat de eed nog zin heeft. De intimidatie komt nu niet meer van Gods toorn, maar van de strafmaat. Die heeft een afschrikkingseffect en zal zeker mensen nog aanzetten om de waarheid te vertellen. Ik heb geen reden om te denken dat er nu meer gelogen zou worden dan vroeger.?

De strafmaat is relatief zwaar. In politiezaken is meineed of valse getuigenis goed voor een gevangenisstraf van drie maanden tot een jaar ; in burgerlijke zaken twee maanden tot drie jaar ; en in correctionele zaken zes maanden tot vijf jaar. In assisenzaken kan meineed theoretisch zelfs levenslange dwangarbeid opleveren, indien de verdachte door de schuld van de meineed veroordeeld werd. Geldboetes komen er bovenop bij verzwarende omstandigheden : als de valse getuigenis afgelegd wordt in ruil voor geld, geschenken of diensten. Een spectaculair voorbeeld daarvan deed zich in Frankrijk voor, waar Bernard Tapie voetbalclub Valenciennes omkocht. Ex-minister Jacques Mellick bezorgde hem een vals alibi, en kreeg later voor meineed een jaar voorwaardelijk en twee jaar ontzetting uit zijn politieke rechten.

Ook in België kan men voor meineed uit de rechten ontzet worden : het recht om openbare ambten te vervullen, om verkozen te worden, om eretekens of adellijke titels te dragen… en om in rechte te getuigen. Kortom, men mag geen eed meer afleggen. Behalve die ?ontzetten?, zijn nog enkele categorieën niet verplicht tot eedaflegging : echtgenoten, zelfs na echtscheiding, bloedverwanten in opgaande of neerdalende lijn, en kinderen onder de vijftien jaar. Bovendien hebben verdachten natuurlijk altijd het recht om te zwijgen : onder ede getuigen in zijn eigen zaak is sowieso verboden. Verstraeten : ?Ook informanten van politiemensen zijn niet altijd verplicht te getuigen. Maar volgens het Hof van Straatsburg kan dat indruisen tegen de rechten van de verdediging. Daarom zie je, in landen zoals Duitsland, informanten nu getuigen vanachter een scherm, met stemvervorming…?

De valse getuigenis of meineed mag dus niet zomaar het gevolg zijn van verstrooidheid of vergeetachtigheid, maar moet met bedrieglijk opzet begaan zijn, en bovendien moet het om objectieve feiten gaan en niet om wat subjectieve indrukken. De getuige kan een valse getuigenis ook nog intrekken en veranderen tot het sluiten van de debatten in de rechtszaak ; pas daarna is het misdrijf onherroepelijk. Tijdens het vooronderzoek is een valse getuigenis helemaal niet strafbaar, omdat de getuige anders voor het blok gezet zou worden. Hij zou niet mogen terugkeren tot de waarheid, zonder zichzelf van meineed in beschuldiging te stellen. Dat contraproductieve effect speelt in zekere zin ook nog tijdens de rechtszaak zelf.

LEUGENDETECTOR.

Professor Verstraeten : ?Als de rechter argwaan heeft, kan hij de getuigenis laten voorbijgaan en er gewoon geen rekening mee houden in zijn uitspraak. Vaak gebeurt het zo. Maar als hij het al te gortig vindt, kan hij het proces opschorten, en de valse getuigenis ofwel zonder verwijl berechten dus als zogenaamd zittingsdelict ofwel de zaak naar het openbaar ministerie verwijzen.? De rechter kan een meinedige zelfs terstond doen aanhouden. Als de meineed pas later bekend wordt, kan een proces nog herzien worden. Het bekendste voorbeeld is de zaak- Irma Laplasse, waarvoor de herzieningsprocedure precies omwille van meineed gestart werd. Professor Verstraeten : ?Meineed is een van de drie gronden voor herziening. Dat geldt alleen bij veroordelingen, niet bij vrijspraken. Als men dankzij een valse getuigenis vrijgesproken is, blijft men vrij, want men mag geen tweemaal voor hetzelfde vervolgd worden.?

Om het waarheidsgehalte van een getuigenis te testen is het niet toegelaten de getuige, zelfs met zijn toestemming, aan technische proeven te onderwerpen zoals de in Amerika opgekomen leugendetectoren. Verstraeten : ?Leugendetectoren hebben in België geen juridische waarde. Terecht meen ik, want ik geloof niet in die proeven. Een leugendetector registreert subtiele lichamelijke reacties die tijdens een getuigenis zouden optreden. Ik denk dat sommige leugenaars koelbloedig genoeg zijn om het toestel te misleiden, en dat sommige oprechte getuigen zo nerveus zijn dat ze als valse getuigen uit de test zouden komen.?

C.D.S.

De rechtbank kan meineed zonder verwijl berechten en leugenachtige getuigen terstond doen aanhouden.

Meineed is een grond tot herziening van het proces, zoals in de zaak van Irma Laplasse.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content