Hoe harder Spanje om vrede riep, hoe dichter Aznar bij Bush ging staan. Over twee maanden krijgt hij wellicht de rekening gepresenteerd.

Wie zonder toestemming Spaanse troepen oproept voor een vreemde mogendheid, riskeert volgens het Spaanse strafwetboek vier tot acht jaar cel. En ministers die zonder formele oorlogsverklaring ten strijde trekken, kunnen voor vijftien tot twintig jaar achter de tralies. Dus hangt José Maria Aznar een zware gevangenisstraf boven het hoofd, redeneert europarlementslid José Maria Mendiluce, voormalig topfunctionaris bij het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de VN.

Op 20 maart, toen de eerste bommen op Bagdad vielen, diende Mendiluce een klacht in tegen de premier en zijn minister van Buitenlandse Zaken Ana Palacio, een initiatief zonder voorgaande in de jonge Spaanse democratie. ‘Ik hoop dat het ook de laatste keer is’, legt Mendiluce uit. ‘Als politicus en als burger ben je verplicht alle mogelijke wapens aan te wenden, niet alleen de politieke, maar ook de juridische.’

De klacht kwam niet zomaar uit de lucht vallen. In dezelfde week had Baltasar Garzón, de rechter die Pinochet opjaagde, al verklaard dat een oorlog zonder VN-dekking illegaal was. Sindsdien besteden Spaanse kranten ruim aandacht aan de vraag of Aznar nu al dan niet op de beklaagdenbank moet. Het tekent het isolement waarin de premier is terechtgekomen. Zelfs El Mundo, die bij andere gelegenheden zijn conservatieve sympathieën niet onder stoelen of banken steekt, valt hem nu af.

Begin februari had een opiniepeiling in El Pais al duidelijk gemaakt dat twee derde van de bevolking tegen een militaire interventie in Irak is. Op 15 februari, toen in de hele wereld het verzet tegen Bush’ oorlogsplannen op gang kwam, trokken zeker drie miljoen mensen door de Spaanse straten. Nooit had het land zoveel manifestanten gezien, alleen al in Madrid en Barcelona waren ze met telkens 1 miljoen. Sindsdien is het protest tegen Aznars positie niet meer geluwd. Een maand lang werd bijna onophoudelijk betoogd, de eerste dagen na het begin van de oorlog zelfs dagelijks, honderdduizenden manifestanten, op 22 maart opnieuw meer dan 1 miljoen betogers in het hele land.

GEEN KRIMP

Maar de premier gaf geen krimp. Naarmate de oorlog dichterbij kwam, zagen zijn landgenoten hem steeds vaker in het gezelschap van George W. Bush en Tony Blair, met de cruciale top op de Azoren als orgelpunt. Dat hij slechts een duizendtal soldaten met een strikt humanitaire opdracht naar de Golf stuurde, werd nauwelijks nog als een verzachtende omstandigheid beschouwd. ‘Hij steunt de oorlog zonder ook maar de minste politieke consensus, tegen de overgrote meerderheid van de bevolking in’, zegt José Maria Mendiluce. Aznars populariteit bevindt zich dan ook op het laagste peil sinds hij in 1996 aan de macht kwam.

Ondertussen naderen de verkiezingen. Over minder dan twee maanden kiezen de Spanjaarden nieuwe gemeenteraden en regionale regeringen, een belangrijke barometer voor de parlementsverkiezingen die ook al over twaalf maanden plaatsvinden. Mocht Spanje vandaag naar de stembus trekken, dan werd de Partido Popular (PP) door de socialistische oppositie (PSOE) weggeveegd, zeggen de peilingen. Binnen de PP groeit de onrust. Vijf conservatieve gemeenteraadsleden stapten al op uit hun partij, ex-minister van Arbeid Manuel Pimentel volgde op 23 maart hun voorbeeld. ‘Het is maar normaal dat de Partido Popular de rekening gepresenteerd krijgt bij de verkiezingen’, zegt Mendiluce, zelf burgemeesterskandidaat in Madrid voor de groenen. ‘In zijn arrogantie en megalomanie heeft Aznar zich vergist. Hij heeft het protest onderschat. En hij heeft gedacht dat de oorlog een bliksemoffensief zou worden, dat het niet alleen een militaire overwinning zou worden, maar ook een politieke overwinning voor hemzelf.’

Rudy Pieters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content