Zwitserland koestert schatten uit de Tweede Wereldoorlog in zijn bankkluizen. En ook in Brussel wordt nog wat nazi-goud beheerd.

ONMETELIJKE FORTUINEN, edele metalen, edelstenen, waardepapieren, kunstwerken, geld en andere goederen heeft nazi-Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog in bezet Europa geroofd. Veel daarvan verdween spoorloos. Af en toe steekt daar een stormpje over op, zoals de voorbije weken. Nieuwe informatie duikt daar echter zelden bij op. Er verschenen al tal van studies over de zaak en in 1984 stond het verhaal van het monetaire goud de door de nazi’s gestolen goudreserves van de Europese Nationale Banken al in Knack te lezen.

En telkens weer heeft Zwitserland het gevreten. De banken van dit eeuwig neutrale land hebben ongetwijfeld goede zaken gedaan met de nazi’s en ze houden de ware omvang daarvan opgesloten in de oninneembare vesting van hun bankgeheim. Maar de morele verontwaardiging daarover brengt nu zelfs de Zwitserse regering in verlegenheid. Daarom kondigde ze een wetswijziging aan, die enig concreet onderzoek van deze bankkluizen eindelijk mogelijk moet maken.

SCHIJNTJE.

Maar er heerst ook veel verwarring over wat er nog aan met de nazi-rooftochten verbonden goed in Zwitserland aanwezig kan zijn : door Duitsland verrichte betalingen tijdens de oorlog (waarvoor ze ook ruim 9.000 ?Belgische? goudstaven gebruikten), deposito’s van joden uit Duitsland en elders die de holocaust niet hebben overleefd, goud en geld dat door de nazi’s bij het einde van de oorlog veilig werd gesteld, monetair goud, goederen die van particulieren, bedrijven en overheden werden gestolen, enzovoorts. Over het goud sloten de geallieerden na de oorlog een akkoord met Zwitserland, waarbij Bern 250 miljoen Zwitserse frank betaalde en daarmee was de kous definitief af. Daar deden de Zwitsers een goede zaak aan, want het was een schijntje van wat werkelijk in Zwitserland aanwezig zou zijn.

Veel goud was echter ook verdwenen ; van het monetaire goud kon slechts een goede helft bij de Reichsbank in Duitsland worden gerecupereerd. De rest was al door de nazi’s als betaalmiddel gebruikt, in de chaotische nadagen van de oorlog ?verdween? nog een pak door toedoen van Duitse en ook Amerikaanse soldaten, enzovoorts. Het Amerikaanse leger, dat een groot deel van het goud terugvond, dacht er zelfs een moment aan om het gewoon als oorlogsbuit voor zichzelf te houden. En, niet te vergeten, het Rode Leger sleepte al zoveel goud uit bezet Duitsland weg, dat de Sovjetunie na de oorlog liet weten dat ze niet eens een officiële claim op teruggevonden monetair goud wou leggen.

De rest van het goud werd al kort na de oorlog pro rata van de erkende schade-eisen onder de tien benadeelde landen verdeeld. Ze kregen zowat 60 procent terug van wat hen ontstolen was. Voor de verdeling zorgde de Tripartite Commission for the Restitution of Monetary Gold. Die commissie bestaat nog altijd en houdt kantoor in de Britse ambassade in Brussel. Ze heeft een secretaris-generaal (nu de Britse diplomaat Emrys Davies) en wordt beheerd door de economische attachés van de Amerikaanse, Britse en Franse ambassades. Volgens een beurtrol zitten ze de commissie voor zes maanden voor (het is nu de beurt aan de Fransman).

Twee landen hadden geluk bij de verdeling en kregen àl hun gestolen goud terug : Hongarije en… België. Het Hongaarse goud, 28,4 ton, werd nog op de trein in beslag genomen in Tirol vooraleer het Berlijn kon bereiken, en integraal aan Budapest teruggegeven. België had vrijwel zijn gehele goudreserve al vóór de oorlog in veiligheid gebracht in onder andere New York, Londen en Zuid-Afrika. Een deel, zowat 240 ton, werd in depot gegeven bij de Banque de France in Parijs maar door het collaborerende Franse Vichy-regime aan de nazi’s gegeven.

Na de oorlog moest Frankrijk erkennen dat de Banque de France als depothouder ten volle verantwoordelijk was voor dat Belgische goud. Het bezorgde België al van eind 1944 dan ook net zoveel goud terug als de Nationale Bank in Parijs had gedeponeerd. Wat België toekomt uit de gold pool van de Tripartite Commission, ging dan ook naar Frankrijk. Vorige week raakte ook bekend dat de nazi’s grote hoeveelheden diamant bij joodse diamantairs in Antwerpen in beslag namen. Na de oorlog kreeg België via de Amerikanen toch al 166.000 karaat industriële diamant terug.

DESTROYER.

Dat de Tripartite Commission al een halve eeuw bestaat, heeft te maken met enkele disputen. Pas in 1976 kreeg Polen een voorraadje geleverd, want dit land kreeg alleen het goud uit Dantzig toegewezen, wat pas kon eens de Duits-Poolse grens definitief vastlag. In 1982 kreeg Tsjechoslovakije zijn aandeel, nadat de Verenigde Staten het goud gebruikten als onderpand voor een eis tot vergoeding voor de nationalisering van Amerikaans bezit in dat land.

Groot-Brittannië blokkeerde dan weer de restitutie aan Albanië, want het wou schadeloosstelling voor het verlies van een destroyer die in 1947 voor de Albanese kust op een mijn liep, waarbij 47 zeelieden omkwamen. Deze kwestie werd pas in 1992 definitief geregeld, maar de officiële overdracht van het goud aan Albanië heeft nog altijd niet plaatsgehad.

Eens deze kwestie geregeld, kan de Tripartite Commission nog altijd de boeken niet sluiten. Ze beheert nog 5,5 ton goud, die als reserve achter de hand werd gehouden. De Britse minister van Buitenlandse Zaken Malcolm Rifkind suggereerde vorige week dat dit goud misschien, om morele redenen, aan joodse organisaties kon worden overgedragen. Maar deze vrome gedachte kan nog op grote problemen stuiten. Daarvoor moet immers het Verdrag van Parijs van 1946 worden herzien, waarmee (onder meer) de Tripartite Commission werd opgericht. En dat betekent dat de achttien landen die dat Verdrag hebben ondertekend, daar hun instemming aan moeten verlenen.

Marc Reynebeau

België had geluk : het kreeg al zijn goud al snel weer terug.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content