Kunststoffen blijven de achilleshiel van de recycling-industrie. Afval voorkomen door correct materiaalgebruik lijkt de beste oplossing. De verpakkingssector geeft het voorbeeld. De maximumgrens voor recycling van huishoudelijke verpakkingen is bijna bereikt.

De Vlaamse afvalstoffenmaatschappij OVAM schat dat dertien procent van het plasticafval in ons land wordt gerecycled. En dat is (te) weinig, in vergelijking met andere materialen zoals metaal of papier.

De meeste kunststoffen hebben de vervelende eigenschap dat ze moeilijk op een rendabele manier hergebruikt kunnen worden. Neem bijvoorbeeld ABS, acrylonitril-butadieen-styreen. Dat is de kunststof waaruit legoblokjes zijn gemaakt, maar ook telefoontoestellen, behuizingen van computerschermen en de skibox op je auto. ABS heeft de bruikbare eigenschap dat het bestand is tegen schokken, de meeste organische oplosmiddelen en extreme weersomstandigheden. Maar ABS heeft ook de hoogst oninteressante eigenschap dat het niet gerecycled kan worden. De enige oplossing is verbranden, waarbij de vrijgekomen warmte het enige bruikbare element is. Verbranding met energierecuperatie, heet het in recyclingtermen.

Sommige kunststoffen komen wel in aanmerking voor recycling. GallooPlastics, een dochterbedrijf van Galloo in Menen, startte daarvoor twee jaar geleden een project dat uniek is in de wereld. Veelgebruikte plastics zoals polystyreen en polypropyleen worden gemalen, gewassen en gescheiden. Het eindproduct zijn zwarte korrels. Die worden gebruikt voor het vervaardigen van bijvoorbeeld tapijten, autobatterijen, dopjes voor flessen en shampooflacons.

De beste oplossing is dan ook om bij de productie al rekening te houden met de mogelijkheid tot recycling van de materialen. In de verpakkingssector heeft men dit al enkele jaren begrepen. Midden jaren ’90 organiseerde de sector zich in de vzw FOST Plus. Die coördineert de inzameling en verwerking van huishoudelijke verpakkingen.

De oprichting van FOST Plus paste in een Europese richtlijn. Die verplicht elke lidstaat om minstens 50 procent van de huishoudelijke verpakkingen te recyclen en voor minstens 80 procent een nuttige toepassing te vinden. Het Groene Punt-logo is het symbool van de richtlijn en verzekert meteen ook de financiering ervan. Bedrijven betalen een bijdrage naargelang van de verpakking die ze kiezen om hun producten op de markt te brengen.

Ondertussen heeft België de Europese richtlijn ruimschoots bereikt (zie grafiek). Slechts 11 procent van onze huishoudelijke verpakkingen wordt nog gestort. In theorie moet het mogelijk zijn het te storten percentage tot nul te reduceren. Maar in de praktijk is dat een onrealistische doelstelling. Henri Meiresonne, gedelegeerd bestuurder van FOST Plus, legt uit waarom: ‘Vier procent méér recyclen, zou de burger 40 procent méér kosten. De vraag is dus of die maatschappelijke last opweegt tegen de kleine winstmarge in recycling. Studies van de Europese Unie wijzen uit dat het theoretische recyclingoptimum voor de meeste lidstaten varieert van 45 tot 70 procent. In België zitten we daar met 80 procent dus al ver boven. De belangrijkste redenen zijn de juiste keuze van onze verpakkingsmaterialen en de goede medewerking van de burger bij de inzameling.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content