Eric De Vlaeminck over het wereldkampioenschap veldrijden zondag in Zolder.

Op de televisiebeelden van de trainingsritten in Zolder was te zien hoe bondscoach Eric De Vlaeminck zelf gezwind meereed. Twee jaar geleden gaf De Vlaemincks weegschaal 94 kilo aan en besloot hij te gaan lijnen. Geen koekjes en geen pralines meer, en ook geen mayonaise. Tien kilo ging eraf, ‘maar toen leek het alsof ik niet verder kon. Ik moet opnieuw gaan fietsen, dacht ik. Maar dat viel niet mee. Na veertig, vijftig kilometer was ik uitgeput en vooral moe in de armen. Ik monteer een triatlonstuur, dacht ik, dan kan ik liggend fietsen. Tien dagen later was ik opnieuw 1,5 kg lichter. Van dan af ging het makkelijker. Uiteindelijk ben ik in twee jaar tijd 24 kg vermagerd.’

Over dat wereldkampioenschap in Zolder: gaan de Belgen met z’n drieën op het podium staan?

Eric De Vlaeminck: Als de sport eerlijk is, wel. Met twee ben ik ook tevreden, maar ik durf hopen op drie. Een unicum zal het niet zijn, nee. Vorig jaar bij de juniores kwamen de eerste drie uit Tsjechië. En ik ben zelf ooit als wereldkampioen gehuldigd met twee Belgen naast mij.

Waar komt deze Belgische hoogconjunctuur vandaan? Talent dat op hetzelfde ogenblik tot wasdom gekomen is?

De Vlaeminck: Elders is er ook talent: in Zwitserland, Italië, Tsjechië. Toen ik bondscoach werd (in 1989, nvdr.), stelde ik ook vast dat er veel talent was, maar veel jongeren gingen toen verloren voor het veldrijden. Omdat ze overschakelden naar het mountainbiken, want dat is een olympische sport. Of omdat ze zich naar de weg lieten overhevelen. Ik heb daar begeleiding tegenover gezet. En ik heb voortdurend op ze ingepraat: blijf bij het veldrijden.

Sven Nys was het grootste talent. Waar staat hij nu?

De Vlaeminck: Sven heeft één been dat korter is dan het andere, zegt hij. Daardoor had hij last van zijn achillespees. Sedert vorige winter draagt hij steunzolen. Ik heb er met zijn moeder over gesproken. Die zei: ‘We laten hem doen, je kunt toch niet zeggen dat zijn benen ongelijk zijn, want dan is hij dezelfde jongen niet meer; dus zeggen we nu dat hij perfect is.’

Nys is heel ernstig met zijn vak bezig, maar vindt zelf ook dat hij niet agressief genoeg rijdt..

De Vlaeminck: Het is moeilijk hè, dat evenwicht vinden tussen agressiviteit en zachtaardigheid. Ik vind dat hij nu goed bezig is. Alleen, hij rijdt voor Rabobank, een grote ploeg, hij werkt met Jan Raas en dokter Leinders. Maar minder met De Vlaeminck. Dat is zijn fout. De Vlaeminck heeft méér ervaring dan al die anderen samen. Wat Sven moet doen, is gewoon terug bij mij komen.

Bart Wellens, het andere talent van die generatie, traint nu onder Paul Ponnet. Dat leverde een sterk seizoenbegin op, maar daarna zakte hij naar achter.

De Vlaeminck: Paul Ponnet is theoretisch heel sterk. Hij kan alles uitleggen en is perfect geschikt om opleiding te geven. Maar hij mist praktijkkennis. Bart kan die nooit bij hem opdoen.

Ook die moet eens langskomen?

De Vlaeminck: Ik zit te wachten.

Wat mist hij?

De Vlaeminck: Als ik dat nu zeg, weet die trainer dat ook, hè. Maar ik zal het zeggen: hij mist een stevige basisconditie. Daar moet hij in de zomer aan werken. Volgens mij gaat hij er niet regelmatig genoeg tegenaan . Hij heeft geen seizoenplanning, al zegt hij van wel. ( monkelt) Ik moet er wel voor zorgen dat ik niet iedereen tegen mij in het harnas jaag. Maar ze moeten weten dat ze bij mij terechtkunnen. Niet allemaal tegelijk natuurlijk. Als ik vijf renners heb en ze volgen alle vijf mijn raadgevingen op, wie zal er dan winnen? Zo redeneren ze zelf ook. Wat doen ze dus? Ze proberen het verschil met een andere trainer te maken.

Wellens durft tussendoor wel eens een zak friet te eten, wordt beweerd.

De Vlaeminck: Sedert halfweg vorige zomer heeft hij het eten van friet afgezworen. En ’s morgens neemt hij ook geen spek met eieren meer. Maar ik ben er niet zo zeker van. Een tijdje heeft hij het wellicht volgehouden. Bart is een goeie kerel, hoor. Maar niet geconcentreerd genoeg. Je zult het zien: hij is de enige die vijf seconden vóór de start nog staat te grappen. Dat kan niet.

Uittredend wereldkampioen Erwin Vervecken daarentegen pakt de zaken heel intelligent aan.

De Vlaeminck: Ja, Erwin. Vroeger zijn we in de clinch gegaan met mekaar, omdat hij zo verstandig is. Ik had het moeilijk met hem: Erwin wist het altijd wel. We spraken met mekaar via de kranten om; ik zei dit, hij antwoordde dat. Eindeloos. En belachelijk. Ik besefte dat ook wel. We hebben toen een gesprek gehad: dat gaan we toch niet meer doen? Die afspraak respecteren we allebei. Ik heb veertig jaar ervaring in het veldrijden, maar hij is er altijd van overtuigd geweest dat hij het zonder mij kon. Hij is er geraakt. Maar tegelijk heeft hij ook altijd vertikt om zijn tekort te verbeteren: hij zit te laag op zijn fiets. Dat wil hij niet horen, na al die jaren nog altijd niet. Tot op vandaag heeft hij zijn zadel geen halve millimeter naar boven gebracht. Hij zegt dat hij zo goed zit.

Hij is ondertussen wel wereldkampioen geworden.

De Vlaeminck: Hij is inderdaad wereldkampioen geworden en hij wordt het waarschijnlijk nog eens. Maar voor mij heeft hij zijn gelijk daarmee nog niet bewezen. Hij kon op dit ogenblik al twee wereldtitels behaald hebben. Het is zoals met Nys: met één kort en één lang been kun je evengoed winnen als met twee benen die even lang zijn. Althans volgens coach De Vlaeminck. Wat Erwin aangaat, hij fietst ook sterk met een lager zadel, maar het heeft hem méér tijd en energie gekost om hetzelfde niveau te bereiken.

Roept het soms weerstand op in het milieu dat hij hogere studies gedaan heeft?

De Vlaeminck: Nee, hoegenaamd niet. Ik zie de rijkste families op crossen verschijnen. Managers van wie de zoon meedoet. Blijkbaar vinden ze dat goed voor hun uitstraling. Ik kan dat zo goed niet formuleren, maar ’t is voor hen een prestigekwestie, denk ik.

Vervecken bouwt zijn carrière ook goed op.

De Vlaeminck: Maar dat kan beter. Hij is te lang bij de liefhebbers blijven hangen, hij had eerder moeten overstappen. Op zeker ogenblik leer je niets meer. Ik zou zeggen: hij is wereldkampioen geworden ondanks het feit dat hij zo lang amateur was. Zijn leeftijd vangt die handicap ondertussen op.

En op kampioenschappen komt hij altijd goed voor de dag.

De Vlaeminck: Erwin zegt dat hij zijn hartslag op die dagen met acht slagen voelt verhogen in vergelijking met andere topcrossen. Opgevoerde adrenaline door de spanning van de wedstrijd die eraan komt, zeker? Zoals iets zo hard willen dat het in vervulling gaat.

Sven Nys zei onlangs: ‘De kampioenschappen komen eraan, Vervecken en De Clercq staan er weer.’ Met een licht geïrriteerde ondertoon, leek het.

De Vlaeminck: We hebben het over medische begeleiding, neem ik aan. Ik denk dat iedereen weet welke die andere dingen zijn. En ik denk ook dat diegenen die van een ander zeggen dat ze andere dingen hebben, zelf méér dingen hebben. Het is vaak een manier om verontschuldigingen te zoeken voor het eigen falen.

Het was Nys die het zei.

De Vlaeminck: Dat zou me verwonderen. Ik ga het hem vragen.

Mario De Clercq is bijna einde carrière, maar hij blijft bijzonder sterk.

De Vlaeminck: Mario is begonnen als veldrijder en heeft daarna de stap naar de weg gezet. Ze hielden hem voor dat hij een beter wegrenner dan cyclocrosser zou zijn. Mario zelf zegt dat hij altijd goed geld verdiend heeft.

Bij Lotto.

De Vlaeminck: Maar hij was knecht daar. Later is hij opnieuw beginnen veldrijden. Lotto wou daar niets van weten: Mario had een vaste plaats in de ploeg, ze konden hem niet zomaar vervangen. Dat was de uitleg. Natuurlijk zat hij op dat ogenblik met een geweldige achterstand op de andere veldrijders. Hij kwam techniek en materiaalkennis te kort. Je moet bijvoorbeeld een goed grondgevoel hebben. Kunnen inschatten wanneer je moet beginnen lopen en wanneer je weer in het zadel kunt springen, hoe snel je de bocht kunt nemen, wanneer je dreigt te gaan glijden. Zelfs toen hij de eerste keer wereldkampioen werd, was Mario technisch nog niet op niveau. Hij is ondertussen ouder geworden, maar wat hij verliest door zijn leeftijd wint hij dubbel terug door zijn verbeterde techniek. Zijn benen zijn bijvoorbeeld niet meer zo sterk, maar hij moet ook niet meer zo hard duwen, omdat hij beter stuurt. Hij heeft ook een geweldig trainingsparcours: de Kluisberg, met afdalingen tegen 70 km per uur, tussen bomen, over wortels. Had hij die techniek vijf jaar geleden gehad, zou hij een nog schitterender palmares bij mekaar gefietst hebben.

Voor het eerst is er gepraat over stewards op het wereldkampioenschap. Dat was nadat Groenendaal tijdens de wedstrijd in Diegem op de vuist was gegaan met een toeschouwer.

De Vlaeminck: Het veldrijden hoeft geen stewards. Bij elke wedstrijd heb je mensen uit de buurt zelf, maar vooral ook een publiek dat zich van wedstrijd naar wedstrijd verplaatst. En die zien er wel op toe dat het niet uit de hand loopt. Na Diegem waren ze ook geneigd om te zeggen: goed voor één keer, maar het mag niet meer voorvallen.

Als ze stewards inzetten, moeten ze ook de tentjes met jeneververkoop verbieden.

De Vlaeminck: Die standjes spelen een rol. Ze brengen wel wat op voor de organisator en ze horen bij het veldrijden. Het is een wintersport, hè. Je staat in de kou en het smaakt. Wat in Diegem is gebeurd, had een andere oorzaak. Het had te maken met het wereldkampioenschap enkele jaren geleden in St.-Michiels-Gestel, waar de Belgen volgens de media niet in ploegverband reden.

Niet alleen volgens de media. Nys ging niet achter zijn ontsnapte Nederlandse ploegmaat Groenendaal aan.

De Vlaeminck: Ik heb nog altijd geen aanwijzing dat er toen iets verkeerds is gebeurd. Sven Nys was jong, hij reed voor Rabobank en heeft er even niet aan gedacht dat hij in een nationale trui reed. Tijdens de wedstrijd zelf heeft hij nog geprobeerd dat recht te zetten, maar toen was het kalf al verdronken. De jongen was er zelf het hart van in.

Veldrijden moet een olympische discipline worden, heeft Eric De Vlaeminck laten horen.

De Vlaeminck: Jacques Rogge heeft daarop geantwoord dat de filosofie van sneeuw en ijs niet van toepassing is op het veldrijden. Hij ziet het veldrijden eerder als een zomersport. Daar heb ik mij in vastgebeten. Ik heb onmiddellijk contacten gelegd met renners en organisatoren. We zullen een comité vormen om ervoor te zorgen dat het veldritseizoen in augustus al van start kan gaan. Bij mijn weten is er geen reglement dat zoiets verbiedt.

Het gaat er vooral over dat het veldrijden internationale uitstraling mist om olympisch te kunnen worden.

De Vlaeminck: Ik zou me beter moeten informeren over de precieze voorwaarden waaraan sporten in dat geval moeten voldoen. Maar op het wereldkampioenschap in Zolder komen 22 verschillende landen aan de start. Dat is toch een referentie.

Opmerkelijk: een vrouw is voorzitster van de commissie veldrijden binnen de Internationale Wielerunie UCI.

De Vlaeminck: Een ex-atlete. Ze heeft die job overgenomen van onze voorzitter, Laurent De Backer. Dat juich ik toe: het is een stap verder. Het is beter dat je voorzitter een ex-atlete is dan een schoenfabrikant. Je moet haar die kans zeker gunnen. Ik zou mijn vrouw ook graag zo’n positie aanbieden.

De wielerbond moet blijkbaar ook op zoek gaan naar een nieuwe coach voor het veldrijden. Tegen wanneer?

De Vlaeminck: Ik zou graag op mijn 58ste met brugpensioen gaan. Dat is in maart 2003. Maar ik zou graag de jeugd blijven begeleiden. Mijn vrouw heeft me op die idee gebracht. Je mag niets meer bijverdienen, zegt ze, maar je zou toch nog iets om handen moeten hebben. Een dag of drie per week. Dan heb ik ook nog een reden om naar de koers te gaan.

Piet Cosemans

‘En ik denk ook dat diegenen die van een ander zeggen dat ze andere dingen hebben, zelf méér dingen hebben.’

‘De Vlaeminck heeft meer ervaring dan al die anderen samen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content