Decennia lang gold Wolfgang Koeppen als de grote ?verstomde? van de naoorlogse Duitse literatuur. Impressies van een cruise tonen aan dat hij tot op hoge leeftijd hoopte een laatste roman te schrijven.

Het werd een ?vreemde reis? die schrijver Wolfgang Koeppen in het voorjaar van 1988, acht jaar voor zijn dood, drie weken lang in de ?eilandenwereld van het Verre Oosten? ondernam. Zij voerde de schrijver onder meer naar Birma en Sri Lanka. Van bij de aanvang kreeg de uitstap te lijden van merkwaardige incidentjes en toevalligheden.

Koeppen, toen 81, had in zijn appartement in München een reusachtige hutkoffer volgestouwd. Maar die paste niet in de lift, hij moest aan een touw door het raam worden neergelaten. Na een van zijn ?mooiste vliegervaringen? wachtte de schrijver in Singapore een onvriendelijke ontvangst : ?U staat niet op de lijst !? Na een busrit door de verzengende hitte ging hij eindelijk aan boord van de stomer Odessa. Daar stelde hij vast dat zijn koffer was verdwenen. En meteen ook zijn schrijfmachine. Pas na vier dagen op zee vond hij zijn gereedschap terug.

Koeppen had zich voorgenomen om tijdens die cruise eindelijk nog eens aan een roman te beginnen. Hij had zijn uitgever, Siegfried Unseld van het Frankfurtse Suhrkamp, alvast 125 bladzijden beloofd : ?Ik typ elke dag in mijn hut vijf bladzijden.?

Hij was echter pas aan de slag met zijn aftandse schrijfgerei of zijn buren maakten al hun beklag : zij waren met vakantie ; het luide gehamer op de machine verstoorde hun middagrust ; herinneringen aan hun kantoor thuis hadden ze hier niet vandoen. Koeppen zelf sliep slecht. De busexcursies, die door het reisschema waren voorgeschreven, ervoer hij als een verschrikking. ?De wijn was slecht.? En ook zijn medereizigers konden de oude schrijver niet interesseren.

HIJ HAATTE SCHEMERLICHT

Niettemin kon de aanblik van een jonge Engelse hem en passant boeien. ?Een oude Engelsman waakte echter streng over haar,? noteerde Koeppen later gefrustreerd. Een vrouwelijk bemanningslid, met wie hij zeer graag van boord was weggevlucht, ?beantwoordde zijn groet niet?.

Het is nooit duidelijk geworden of Koeppen aan boord van de Odessa tot schrijven is gekomen. Enkele onduidelijke antwoorden tijdens interviews verschaften daarover geen opheldering.

Bij zijn dood in een Münchens bejaardentehuis in maart 1996, kort voor zijn negentigste verjaardag, liet Koeppen een woning achter die totaal overhoop lag : een chaos van boeken, stapels kranten, reisbrochures, doktersrekeningen, brieven en kattebelletjes van divers pluimage. Op een grote werkplank stonden vijf schrijfmachines. Aan de zolderingen hingen alleen maar naakte peertjes : Koeppen haatte schemerlicht.

Op zijn thuisadres aan de Widenmayerstrasse in München had Koeppen zolder noch kelder. En alles moest worden bewaard. Blijkbaar kon hij van niets afstand doen : met de papieren die men in de woning aantrof, werden vijftig kartonnen dozen gevuld. Op dit ogenblik worden ze bekeken en geordend door een bibliothecaris.

Een eerste onderzoek bracht al heel wat manuscriptbladzijden en handgeschreven reisnotities aan het licht. Deze leveren het bewijs dat Koeppen tijdens zijn laatste reis inderdaad heeft geschreven, in weerwil van zijn eenzaamheid en misnoegdheid.

Twee dagboeknotities, geheugensteuntjes uit Sri Lanka en Jordanië, zijn bijzonder hermetisch. Hoewel het hier slechts om enkele voorontwerpen gaat, worden ze toch al gekenmerkt door het bijna amechtige ritme van het legendarische Koeppen-proza, dat soms aan telegramstijl doet denken. Deze ontwerpen maken in elk geval duidelijk dat Koeppen zijn hoop om aan boord van het schip een volledige roman te schrijven, al na enkele dagen heeft laten varen. Het ontbrak de schrijver andermaal aan discipline.

Al heel vroeg in zijn loopbaan was hij een ?luierik? (Koeppen over Koeppen), een schrijver zonder systeem, het tegendeel van de romanciers die met geduld en een lange adem aan een oeuvre bouwen. Max Tau, Koeppens eerste lector, moest al in het begin van de jaren dertig zijn toevlucht nemen tot dwangmaatregelen om de jonge schrijver ervan te overtuigen zijn eerste roman te voltooien. Hij sloot hem zonder plichtplegingen op in zijn Berlijnse woning, mèt schrijfmachine en papier. Maar Koeppen staakte. Hij had het in zijn hoofd gehaald dat hij alleen in Italië kon schrijven en maakte zich met zijn laatste redacteurswedde uit de voeten (hij had tot dan toe bij de Berliner Börsen-Courier gewerkt). Die onderneming leidde niet tot het gewenste resultaat. Pas later, na zijn terugkeer in Berlijn, voltooide Koeppen zijn geniale debuutroman ?Eine unglücklichte Liebe? (1934).

DE VERSTOMDE

Heel zijn leven lang zocht Koeppen naar een plaats waar het schrijfwonder, het grote vertelwonder zich nog eenmaal zou voltrekken. ?Ik kon maar schrijven,? beantwoordde hij onverdroten elke lastige vraag over dat onderwerp, ?als ik voor een maand of drie, vier naar een geschikt oord kon reizen. Dan kwam ik gegarandeerd met het boek terug.? Maar het kwam nooit verder dan aanzetten, schetsen en fragmenten. ?Ik ben de architect die de werf schuwt. Het huis is getekend, de plannen zijn in grote lijnen uitgezet.? En ook : ?De aanzet zegt alles. Elk woord dat erna komt, is er een te veel.?

Geen wonder dat alle in memoriams over Koeppen het in de eerste plaats hadden over het ongeschrevene, over het ondertussen legendarisch geworden ?zwijgen? van de romancier. De ?grote geblokkeerde? of de ?verstomde?, zoals de kranten Koeppen noemden, had aldus het Das Sonntagsblatt roem verworven met zijn niet-schrijven. De Süddeutsche Zeitung blies met de nodige zin voor paradox en pathetiek Koeppens zwijgzaamheid op tot ?modaliteit van zijn schrijven?. Zijn dood heeft ?deze verborgenheid en dit zwijgen? nog versterkt, schreef, niet minder overspannen, de Neue Zürcher Zeitung.

Marcel Reich-Ranicki, die sinds jaar en dag een verdediger is van Koeppen, had het in een recent boek in bescheidener bewoordingen over het stilzwijgen van de romancier. Die schreef ?zeer ongaarne, om niet te zeggen met tegenzin?. Koeppen, ?gezegend met alle denkbare gaven en met een uitzonderlijk talent?, was het slachtoffer van een fataal zwakke wil, van een ?nauwelijks om te buigen neiging tot traagheid en lethargie?.

Misschien had Koeppen naar een of ander literatuurtheoretisch dogma moeten grijpen om zijn writer’s block te verantwoorden zoals zijn collega Wolfgang Hildersheimer, die zich beriep op ?het einde van de fictie? om zijn verwijdering van de roman in principes te hullen.

Maar zo gemakkelijk maakte Koeppen er zich niet vanaf. Hij hield te veel van het spel met ontwerpen, het gesprek over het geplande en verhoopte. Verteller als hij was, in de letterlijke zin van het woord, dróómde hij van romans ; hij kon mondeling de mooiste boeken uittekenen romans die kant en klaar in zijn hoofd zaten en die hij eigenlijk alleen nog maar moest uitschrijven. Het bijna voltooide manuscript was zijn lievelingsonderwerp.

Voelde hij zich verplicht de verwachtingen over een nieuw groot werk niet al te zeer te beschamen, of zochten zijn ?romans in het hoofd? vooral mondeling hun weg naar buiten ? Koeppen was in elk geval van oordeel dat ?elke schrijver het recht heeft te zwijgen?. Maar dat belette hem niet om er zijn hele leven lang plezier aan te beleven nieuwe projecten aan te kondigen en voor te stellen.

IN EEN ZIN SAMENGEVAT

Zo was het verhaalproject met de werktitel ?Het schip? over zijn belevenissen aan boord van de Odessa slechts het laatste in een lange rij van nooit geschreven of onvoltooide boeken. Alleen al de titels van deze geplande, aangekondigde, beloofde en verworpen manuscripten zijn het vermelden waard : ?Het Jahwanggenootschap?, ?Een gemaskerd bal?, ?Tasso?, ?Bismarck? of ?Al onze tranen?, ?Begin en einde?… Heel vroeg al had Koeppen het plan opgevat om de ?Memoires van een negentigjarige? te schrijven.

Altijd opnieuw die fantastische projecten. Zo was er in 1952, kort na het verschijnen van ?Tauben im Gras? (1951, de eerste van Koeppens drie romans over de naoorlogse periode), het nimmer gerealiseerde ontwerp voor een ?vragenlijst?-roman. In de jaren zeventig deed het gerucht dan weer de ronde dat Koeppen werkte aan een vertelling waarin ?een Chinese historicus over de ondergang van Europa bericht?. Een ander verhaal speelde ?in het huidige Berlijn, nu eens in Oost-, dan weer in West-Berlijn?. Meermaals was er sprake van een ?politieke roman?, die in de Verenigde Staten was gesitueerd en ingegeven door de moord op John Kennedy. Het boek zou ?Een gemaskerd bal? heten en Koeppen kon er zo beeldrijk over vertellen dat een biografische persdienst de titel jarenlang als inderdaad gepubliceerd opgaf.

In de zomer van 1980 werd dan weer gesproken over een bijna voltooide kleine roman. Net zoals ?Das Treibhaus? zou deze in Bonn spelen. Er zouden nog amper dertig bladzijden aan ontbreken. ?Ik heb voortdurend ingevingen voor romans. Ik vat ze in één zin of op een getypt velletje samen.? Hij wilde het en hij kon het ook. Maar er verscheen niets.

Dat verklaart waarom de verrassing van de onderzoekers zo groot was toen ze in de nalatenschap, behalve de reisnotities, ook een omvangrijk prozawerk vonden : het spoorloos gewaande manuscript van een roman die Koeppen in de jaren dertig in Nederland had geschreven : ?Het Jahwanggenootschap?. Toch nog altijd 121 bladzijden authentieke Koeppen. Het feit dat de tekst midden in een zin afbreekt, rechtvaardigt de hoop dat er nog meer delen van opduiken. Volledig of niet, dit nagelaten fragment wordt zeker gepubliceerd.

Het zal hoe dan ook minstens een jaar duren vooraleer de kartonnen dozen en een houten ?manuscriptenkist? volledig zijn doorzocht. Uiteindelijk moet alles worden gecontroleerd, ook het toevallige en overtollige, ook de randnotities en de aanstrepingen. Pas dan kan men bepalen wat moet worden bewaard.

EEN KOEPPEN-ARCHIEF

Koeppen heeft zelf heel wat papiertjes en notities gedateerd. De overige zullen de onderzoekers van de nalatenschap aan de hand van de verschillende machinelettertypes kunnen rangschikken. De ontvangen brieven steken meestal nog in hun geopende enveloppes. Koeppen heeft schijnbaar willekeurig heel wat tijdschriftartikels bewaard. Krantenknipsels verraden zijn voorliefdes. Zo had Koeppen interesse voor alles wat met Dallas en de moord op Kennedy te maken had.

Enige erfgenaam van de nalatenschap is de Peter-Suhrkamp-Stiftung. In Greifswald, de geboorteplaats van Koeppen, wil de universiteit een Koeppen-archief oprichten. Daar wordt ook, zo goed en zo kwaad mogelijk, zijn schrijfkamer gereconstrueerd. Behalve de boekenplanken en de boeken verhuizen ook enkele meubels naar Greifswald en misschien ook de grote houten plank, die als schrijftafel diende en waarop de schrijfmachines stonden.

In december 1993, bijna zes jaar na zijn cruise op de ?Odessa?, schreef Koeppen aan zijn Frankfurtse uitgever : ?Het is er op uitgedraaid dat ik u zwaar heb teleurgesteld. Mijn leven is mij ontglipt. Misschien doet het u wel eens plezier af en toe een blik in een van de boeken van uw schrijver te werpen.? En dan, dik twee jaar voor zijn dood, stelt hij een autobiografie in het vooruitzicht, ?die veel Duitse lotgevallen zal bevatten, geschakeerd, levendig, treurig.? Koeppen bleef tot op het einde dromen.

Copyright Der Spiegel. Bewerking : Pascal Cornet.

Wolfgang Koeppen : Mijn leven is mij ontglipt.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content