Beste Sylvia Kristel,

Deze brief schrijf ik in een opwelling. Ik neem aan dat het fenomeen u in de loop der jaren vertrouwd is geworden: mensen die zich in een opwelling tot u richten. Ik heb niet de gewoonte toe te geven aan mijn opwellingen. Het doet denken aan ‘vooral jezelf zijn’, de plaag van deze tijd. Iedereen is zichzelf al meer dan genoeg, als u het mij vraagt.

Deze morgen, een halfuurtje geleden, hoorde ik uw zoete stem in het radioprogramma Het beste moet nog komen. Meneer Verstappen, organisator van het kunstenfestijn De Nachten had u, in een opwelling allicht, benaderd met het verzoek gedichten voor te lezen uit een bundel die aan u was opgedragen. Op simpele vraag van Friedl’ Lesage, radiopresentatrice, las u er eentje voor, zonder zelfs maar de keel te schrapen.

Ik was van plan vandaag iets over God te schrijven. Toen vertolkte u een gedicht. Ik sluit niet uit dat u mij evenzeer had geraakt indien u beursberichten had voorgelezen, waterstanden of voetbaluitslagen.

Maar het ergste moest nog komen. De gast mag muziek kiezen. Chet Baker was aan de beurt, My funny valentine. Waarom? Omdat het bij u herinneringen oproept aan een zalige, onbezorgde tijd op een zonnig eiland, in het gezelschap van uw onlangs overleden vriend Freddy de Vree – de bekende radiomaker, dichter en vriend van onder meer Claus en W.F. Hermans. Ik kan het me werkelijk niet voor de geest brengen, dat ik ooit een traan heb gelaten bij het beluisteren van een radioprogramma. Ik voelde me al week tijdens Baker, na afloop bleek u stilletjes te huilen in de studio…

Duidt u Friedl’ niets kwalijk. In de regel is dit luchtige programma een vrolijk uurtje gezellig onderonsen. Uw verdriet moet haar hebben verrast, toen ze als in een bordkartonnen soap de woorden sprak: ‘Dit ontroert u, hé.’ Stilte, vooral op de radio: het is een taboe.

U deed kort het relaas van het afgelopen jaar. Ziekte en tegenspoed. Groot gemis. Na al deze rauwe zielensmart, midden in uw onderdrukt gesnik, durfde Friedl’ te vragen: ‘Als hij u kon horen, wat zou u hem nog willen zeggen?’

U vond dit niet onwelvoeglijk, was niet boos op haar, u hebt andere zaken aan uw hart. U antwoordde onmiddellijk, u wou onder geen beding een kans missen, men weet uiteindelijk maar nooit hoe die dingen werken, en op welke krankzinnige momenten ze zich aandienen: ‘Kom terug!’

Ik heb u nog horen vertellen dat verdriet slijt met de tijd, maar – verontschuldigend – dat u wel steeds Freddy’s jasje draagt. Neen, ik heb u zelden zo naakt geweten. Toen Donna Summer werd aangekondigd, ben ik uit de auto gestapt.

Men zoekt een Emmanuelle voor een nieuwe reeks. Uw bekoorlijk-heden zullen moeilijk geëvenaard kunnen worden, uw stijl nooit ofte nimmer. U blijft onder alle omstandigheden, in alle denkbare situaties, zonder gelijke. Totnogtoe was uw leven rijk, dat hoeft geen betoog, u kreeg op ‘het beste’ reeds een flink voorschot. Ik meen dat ik dit besef pijnlijk hoorde doorklinken in uw stem. Angstig. Vandaar mijn opwelling. Ik moet u moed inspreken. Misschien wordt het voorschot u niet aangerekend, misschien komt Freddy op een dag terug. Men weet het tenslotte nooit. Maar wat er ook kome: houdt u moed, mevrouw Kristel.

Met de hoogste achting,

en een beleefde handkus,

Peter Terrin

Peter Terrin

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content