Beknopt woordenboek van de mondige kiezer (3): de multiculturele samenleving is geen ideaal, maar een feit.

Omdat Dyab Abou Jahjah een joint venture aanging met de maoïsten van de PVDA, zal zich bij de aanstaande verkiezingen alweer geen Arabisch-nationalistische of moslimpartij aandienen. Dat mag, in zekere zin, als een teken van integratie worden beschouwd. Met de nieuwe lijst Resist worden de specifieke eisen die Abou Jahjah wil behartigen, politiek immers niet uitsluitend in een cultureel-identitaire, islamitische context geplaatst. Ze zijn met de lijst Resist in een breder, haast vertrouwd kader gesitueerd, hoe marginaal de ideologie ook is die door de al even minuscule PVDA wordt uitgedragen.

De welbespraakte Abou Jahjah heeft de goegemeente de voorbije maanden nochtans danig op de zenuwen gewerkt, premier Guy Verhofstadt (VLD) inbegrepen. Suggesties om voor de islamitische allochtonen onder meer een eigen politieke partij, een apart netwerk van organisaties of een net van islamscholen te promoveren, wekken slechts argwaan op. Idem met de idee om het Arabisch als vierde officiële taal te erkennen; de vraag klinkt nu vast even exotisch in de oren als toen anderhalve eeuw geleden de erkenning van het Nederlands als nationale taal werd geëist. Dat vond de Franstalige elite van toen al evenzeer een aberratie.

Dat laatste geeft al aan dat de Belgen konden terugvallen op een lange historische ervaring met culturele diversiteit – en met het integreren van deelculturen. België was nooit een homogene natiestaat, maar toonde zich altijd cultureel diep verdeeld. Met zijn doorgedreven culturele diversiteit was het altijd al een multicultureel land. De tegenstelling tussen Vlamingen en Franstaligen is genoeg bekend en ze bleek zo fundamenteel, dat de burgers van het land naast hun individuele rechten, ook groepsrechten kregen toebedeeld, op basis van hun culturele identiteit, die bovendien in aparte instellingen worden uitgeoefend. Dat gebeurt via de drie gewesten en, vooral, de drie gemeenschappen waarin het land is opgesplitst.

Het is niet de enige kloof doorheen de bevolking. De sociale is er nog zo een; de socioloog Luc Huyse herinnerde onlangs aan een uitspraak van de schrijver Eugeen Zetternam, voor wie in 1848 de kloof tussen de klassen al zo groot was dat de fabrieksarbeiders een aparte ‘natie’ met een eigen ‘spraak en zeden’ gingen vormen. Nog een andere kloof scheidde de Belgen, die tussen katholieken en vrijzinnigen. In 1882 scheen de afgrond tussen beide zo diep dat, aldus een politicus, het land toen bestond uit ’twee parallelle samenlevingen, die voorwenden geheel op zichzelf te staan en met de andere niets te maken te hebben (…). Elk heeft zijn eigen kranten, zijn eigen verenigingen, zijn eigen scholen, zijn eigen armen, zijn eigen leveranciers en hun klanten hebben met de andere niets gemeen’.

Uit die laatste tegenstelling ontstond de zogeheten verzuiling. Elke zuil bestond uit een alomvattend sociaal-cultureel netwerk, dat zijn leden van wieg tot graf omkaderde en begeleidde, waardoor zij onderling doorgaans geen enkel betekenisvol contact hadden. Dit was het tegendeel van een geïntegreerde samenleving. Naast de katholieke zuil (die vooral sterk stond en staat in het onderwijs en de sociale voorzorg) groeide een socialistische zuil breed uit. De socialisten zagen zich als een minderheid die niets goeds te verwachten had van de burgerlijke en overwegend katholieke samenleving. Ze creëerden dus maar een eigen subcultuur, met een eigen vakbond of een aparte partij, maar ook met eigen bakkerijen, banken of fanfares.

Veel van die tegenstellingen verloren inmiddels hun politieke scherpte – integratie is een kwestie van tijd. Maar vandaag gaapt alweer een andere sociaal-culturele kloof, aldus de sociologen Koen Pelleriaux en Mark Elchardus, tussen de laaggeschoolden en zij die wél hun draai vinden in de kennismaatschappij. Die kloof doet de eerste groep ‘verzuren’, inspireert hem tot wantrouwen in de instellingen en de politiek en tot stemmen voor extreem-rechts. Groepen die zich in het gedrang gebracht voelen, willen daar tenslotte ook politiek uiting aan geven.

Niet alleen flaminganten of socialisten hebben dat gedaan met eigen partijen, maar ook, in het recente verleden, de vrouwen (de Verenigde Feministische Partij), de bejaarden (Waardig Ouder Worden) of zij die zich het slachtoffer van de falende justitie voelden (de PNPb van Paul Marchal). Waar het om gaat, is dat specifieke groepen in de samenleving via de politiek erkenning willen afdwingen voor hun identiteit en voor hun specifieke noden. Ze willen een stem verwerven in de samenleving om zich daarin aanvaard, ja ’thuis’ te voelen, om zich te kunnen integreren. Het gaat bijgevolg om een permanent proces van inburgering, het creëren van een stelsel van wederzijdse erkenning, respect en solidariteit.

Is de Belgische of Vlaamse samenleving nog lang niet tot een homogeen geheel geïntegreerd, een zekere maatschappelijke bijziendheid heeft de inburgering vandaag beperkt tot een probleem dat aan (islamitische) allochtonen wordt toegeschreven. De culturele identiteit van de ‘nieuwkomers’ (en hun afstammelingen) zou zozeer afwijken van de heersende norm, dat integratie haast onmogelijk lijkt. Vandaar dat de roep luid klinkt om allochtonen strenge, want verplichte ‘inburgeringstrajecten’ op te leggen, met als ondertoon dat ze eigenlijk hun identiteit maar moeten opgeven.

ERKENNING ALS GROEP

Dat laatste is behoorlijk onrealistisch. Zeker naarmate allochtonen het gevoel hebben dat ze in de marge van de samenleving leven, dat ze niet worden aanvaard, zullen ze des te meer geneigd zijn om zich aan die identiteit vast te klampen, want iedereen is tenslotte gehecht aan vastigheid. En dat kan ook door vast te houden aan principes en attitudes die indruisen tegen de grondrechten waarover elke Belgische burger beschikt, bijvoorbeeld inzake de positie van vrouwen. Overigens, wat dat laatste betreft, geven autochtone Belgen niet altijd het goede voorbeeld, anders zou er geen nood bestaan aan een positieve discriminatie van vrouwen op bijvoorbeeld verkiezingslijsten of in de adviesorganen van de overheid.

Dat laatste illustreert dat het zinvol is om de integratie van minderheden te bevorderen door hen specifieke groepsrechten toe te kennen die hun identiteit erkennen, zoals bijvoorbeeld de taalgroepen in België er hebben gekregen. Politieke filosofen als de Canadees Will Kimlycka of Yale-hoogleraar Seyla Benhabib vinden zulke groepsrechten geenszins strijdig met de liberale politieke theorie die aan de basis ligt van de westerse democratie. Individuele burgerrechten volstaan immers niet altijd om een reële gelijkheid en vrijheid te garanderen. Daarvoor blijven er te veel, even reële discriminaties overeind. En het is genoeg bekend hoezeer allochtonen in België met vooroordelen en soms met onversneden racisme af te rekenen hebben. Al mogen die culturele groepsrechten niet ten koste gaan van de rechten van andere groepen en ze mogen geen ongelijkheid of onvrijheid binnen de minderheidsgroep creëren of in stand houden. Ze doen dus niets af van de elementaire rechten en plichten van elke burger.

En wat die eigen islamitische of andere cultureel-identitaire organisaties of netwerken betreft, daarover hoeft niemand zich veel zorgen te maken. Integendeel, zelforganisatie is de eerste stap naar emancipatie. Een gesloten ‘moslimzuil’ maakt weinig kans omdat de islamitische gemeenschap daarvoor zelf niet homogeen genoeg is. En valt al evenmin te vrezen voor een feitelijke apartheid of voor een beletsel voor de segregatie. De praktijk leert dat zulke eigen verenigingen (of scholen, media, partijen, et cetera) voortdurend verplicht zijn om te onderhandelen. Ze doen dat zowel intern als met analoge organisaties en zeker met de overheid, al was het maar over subsidies. Die praktijk is bij uitstek geschikt om vanzelf een democratische cultuur te creëren, die de integratie alleen maar kan bevorderen.

De verzekeringsmaatschappij van de socialistische en de christelijke arbeidersbeweging of zelfs die van flamingantische signatuur zijn vandaag ook perfect geïntegreerd in de financiële vrije markt. Het heeft alleen een tijd geduurd eer het zover was. Maar integratie is hoe dan ook een werk van lange adem.

Marc Reynebeau

ZEKER VLAMINGEN WETEN WAT DE EIGEN CULTURELE IDENTITEIT WAARD IS.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content