Op 27 januari 2006 is het 250 jaar geleden dat Wolfgang Amadeus Mozart werd geboren. Maar nu al verschijnen de langverwachte Mozartkroniek van gewezen Knackredacteur Fons de Haas en de eerste opnames van het Mozartproject van vioolvirtuose Anne-Sophie Mutter.

Met het Mozartjaar 1991 in het vooruitzicht publiceerde Knackredacteur en muziekrecensent Fons de Haas (°1926) in de loop van 1990 de eerste afleveringen van zijn grote Mozartkroniek. De bedoeling was een portret van de geniale componist te borstelen, in de overtuiging dat je de muziek beter begrijpt wanneer je ook de schepper ervan beter kent. Bovendien vond De Haas dat er over Mozart veel onzin was gepubliceerd: het werd hoog tijd al die nonsens weg te wieden. Op verzoek van Roularta Books heeft Fons de Haas nu een uitgebreide selectie van de stukken gebundeld tot een fors boekwerk Mozart, mijn vriend.

‘Ik hoop vurig, dat u veel van Mozart en zijn muziek zult gaan houden. Zing die, speel die, beluister die’, schrijft De Haas in zijn voorwoord. ‘En als er een dag is met somber weer en sombere gedachten, zet dan het Divertimento in D, KV 136 lekker hard. Wie het uitvoert, is niet belangrijk. Maar u zult ervaren dat het net is of de wolkenhemel openscheurt en de zon stralend binnenvalt. Alle muizenissen zijn verdwenen.’

Een andere Mozartfan die in oktober de eerste opnames van haar grote Mozartproject (alle vioolconcerto’s, vioolsonates en pianotrio’s) voorstelt, is de vioolvirtuose Anne-Sophie Mutter. Zij was pas 13 toen ze in Salzburg een Mozartconcerto speelde, gedirigeerd door Herbert von Karajan. Sinds de opnames door Isaac Stern en Arthur Grumiaux, verklaarde ze onlangs zelfbewust, had ze de concerten van Mozart nooit meer gehoord zoals zij vindt dat ze moeten klinken.

Wat is er dan veranderd in de jaren dat u Mozart speelt?

ANNE-SOPHIE MUTTER: De details worden belangrijker, nuances worden verfijnder. Een uitvoering wordt helemaal getekend door ervaring, door beleefde emoties. Bij een jong musicus is nog veel vol vermoedens of instinctief. En je leert ook veel door samen te werken met andere musici. Voor de Mozartconcerto’s – zeker de vroege KV 207 en 211 – heb ik veel geleerd door mijn samenwerking met de Wiener Philharmoniker. Als je met zo’n orkest samenspeelt, ontdek je toch details die je eerder niet zag.

De nieuwe opnames met het London Philharmonic Orchestra dirigeert u zelf.

MUTTER: Nou ja, ik ben eerder de prima inter pares. Er zijn immers te veel passages waar de vioolsolist niet kan helpen, de inzet niet kan aangeven. Denk even aan die moeilijke houtblazers. Maar het orkest heeft, dankzij Kurt Masur, een zeer grote discipline, daar hoeft niemand de aanzet te geven.

U speelt nog steeds op uw Stradivarius.

MUTTER: Ja, nog steeds de Dunn Raven, een nooit eindigende love story.

Met bijbehorend liefdesverdriet?

MUTTER: O, nee. Ik weet wel dat musici soms naar hun instrument kijken en boos zeggen: wat heb je nu gedaan? Maar dat gebeurt niet met mijn viool.

Wat dan wel? Een verkoudheid na een lange vliegtuigreis?

MUTTER: Ze reist in een geacclimatiseerde koffer met een hygrometer. De temperatuur geeft minder problemen dan de vochtigheid, en dat moet de speler in het concert zelf opvangen. De viool wordt twee keer per jaar verzorgd.

Verzorgd?

MUTTER: Bij een Fransman, Etienne Vatelot, een vioolgenie. De lak wordt vernieuwd, vooral op de plaats waar het corpus de huid raakt. De greepplank is uit zacht ebbenhout en daar jagen wij echte roffelparades overheen, dus moet de toets gepolijst worden. De kam, waar door de gespannen snaren letterlijk tonnen op rusten, moet weer rechtgetrokken worden. En de stapel – die in het Frans ‘l’âme’, de ziel heet – moet gejusteerd worden. Dat gaat om millimeters.

R.V.C.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content