Een conferentie in Brussel probeert orde op zaken te stellen in de internationale diamanthandel. Maar dat lukt nooit helemaal.

Het klinkt als een bescheiden adresje: Hovenierstraat 22 in Antwerpen. Wat daar gebeurt, vertegenwoordigt nochtans een business die tegen de duizend miljard frank (25 miljard euro) waard is, goed voor 7 procent van de Belgische export en anderhalf procent van het bruto nationaal product. Het betreft hier de Antwerpse diamanthandel, een centrum waarlangs ruim 80 procent van de ruwe diamant op de wereldmarkt komt en die de helft van de wereldhandel in geslepen diamant voor zijn rekening neemt.

Op dat adres houdt het Diamond Office kantoor, waarlangs alle diamanten moeten passeren die in België worden in- en uitgevoerd. Dat er maar één zo’n doorvoerplaats bestaat, vergemakkelijkt de controle op de handel in hoge mate. Het Belgische systeem wordt als voorbeeld voorgehouden in het zogeheten Kimberley Process, een diplomatiek initiatief dat de diamanthandel aan een strengere controle wil onderwerpen dan tot nu toe het geval is. Vorige week speelde zich in Brussel een nieuwe fase af in dit nu al enkele maanden aan de gang zijnde internationaal overleg.

Na nog een reeks conferenties moet het eind dit jaar zijn finale krijgen in Gabarone, de hoofdstad van Botswana. Daar moet een overeenkomst totstandkomen, die de diamanthandel in de eerste plaats een algemeen certificatiesysteem zal opleggen. In principe zal daarmee van elke diamant die waar ter wereld ook te koop worden aangeboden, duidelijk zijn waar hij vandaan komt en welk traject hij heeft afgelegd. Want diamanten zijn klein, licht en dus makkelijk te verplaatsen, eventueel op illegale wijze – en ze zijn vooral veel geld waard.

Dat de internationale diplomatie zich zoveel moeite getroost om de diamanthandel beter te controleren, komt doordat er in de sector – die vaak archaïsch is gestructureerd en de openbaarheid het liefst schuwt – flink gerotzooid wordt. De jongste jaren hebben voornamelijk Britse, Amerikaanse en Canadese niet-gouvernementele organsaties zoals Global Witness, Partnership Africa-Canada en Amnesty International, grootschalige informatie- en sensibiliseringsacties opgezet tegen de zogeheten bloeddiamanten, die in de diplomatieke code wat discreter als ‘conflictdiamanten’ worden omschreven. En, tussen twee haakjes, aanvankelijk kreeg Antwerpen in die campagnes geregeld een veeg uit de pan, minder omwille van eventuele gebreken in de reglementering dan wel om de laksheid waarmee die werd toegepast.

ANGST VOOR DE BOYCOT

Het inzicht is namelijk gegroeid dat een aantal lang aanslepende, menselijk rampzalige, wrede oorlogen, vooral in Afrika, alleen blijven voortduren omdat de strijdende partijen zich dat dankzij de diamantwinning kunnen permitteren. Ze kunnen ermee op grote schaal wapens kopen en, wat nog erger is, ze verdienen er zo veel geld mee dat ze er geen enkel belang bij hebben om een eind te stellen aan hun oorlogen. Rebellenbewegingen als het RUF in Sierra Leone en de Unita van de beruchte Jonas Savimbi in Angola hebben zich daarmee al een uiterst kwalijke reputatie op de hals gehaald en zijn dan ook het voorwerp geworden van embargo’s vanwege de Verenigde Naties (VN), onder meer om te beletten dat ze zich nog langer met de diamanthandel kunnen verrijken.

Een variant van dat verschijnsel doet zich de jongste jaren op grote schaal voor in Congo. Rwanda en Uganda, die elk een stuk van dat land bezet houden, maken er zich massaal schuldig aan illegale grondstoffenexploitatie, niet alleen wat diamant betreft trouwens. Met de opbrengsten daarvan kunnen ze oorlog en bezetting blijven financieren. Bovendien stimuleert het grote geld dat daar te verdienen valt hen allerminst om een vredesregeling na te streven. Daarrond hebben de VN evenwel nog geen embargo’s of sancties uitgevaardigd. Overigens hebben beide landen zich ook laten gebruiken voor de transit van illegale Unita-diamanten.

Het overgrote deel van de in Congo geroofde bodemrijkdommen komt in de industrielanden op de markt, zij het op een voor de publieke opinie weinig ‘zichtbare’ manier. Waar een grondstof als niobium terechtkomt, daar heeft de modale, individuele consument geen benul van. Maar diamanten ziet hij met eigen ogen in de etalage liggen. De ngo-campagnes hebben ze in een kwaaie reuk geplaatst en de sector is als de dood voor een consumentenboycot, zoals bijvoorbeeld eerder met bont het geval is geweest. Een diamant mag dan a girl’s best friend zijn, ze heeft niet graag dat deze goede vriend bloed aan de handen heeft. De sector lijkt bovendien te slabakken. Dat blijkt vooral uit de prijzen; gelet op de evolutie van de levensduurte, brengen diamanten sinds het hoogtepunt aan het eind van de jaren tachtig nu zo’n twintig procent minder op.

Dat alles verklaart mee waarom diamant een hogere diplomatieke prioriteit krijgt dan andere illegaal ontginde grondstoffen. De impuls voor het Kimberley-initiatief kwam uit zuidelijk Afrika. Landen als Botswana en Zuid-Afrika, die een belangrijk deel van hun exportinkomsten uit diamant betrekken, willen hun bron van rijkdom niet gestigmatiseerd zien en schoon schip maken in de handel daarin. En België wil zich daar graag mee voor inzetten, gezien het belang van de sector voor ’s lands economie en, omgekeerd, Antwerpens centrale rol in de wereldwijde diamanthandel.

De Hoge Raad voor Diamant (HRD), die de sector overkoepelt, werkte samen met de regering een omvangrijk systeem van vergunningen, certificatie en controles uit dat de al bestaande reglementeringen moet verscherpen. Bovendien zette de HRD met de regeringen van Angola en Sierra Leone al een mechanisme met certificaten van oorsprong op, waardoor bloeddiamanten uit het officiële circuit kunnen worden geweerd. Dat geheel geldt als een model voor de regeling waarop het Kimberley-overleg moet uitmonden, die dan in een volgende fase via de VN ook juridisch en politiek afdwingbaar moet worden gemaakt.

OOK IN MAATPAK

Het Kimberley-proces, dat zich weliswaar uitdrukkelijk op onder meer VN-resoluties beroept maar vooralsnog een ad-hoc-initiatief blijft, kent steeds meer deelnemers. Vorige week kwamen in Brussel vertegenwoordigers uit 43 staten bijeen. Dat begint al stilaan een kritische massa te worden, en het is ook nodig, want het systeem kan slechts sluitend zijn als elk land zich aan dezelfde normen houdt. Landen als India en Israël, die steeds belangrijkere concurrenten voor Antwerpen worden, toonden zich aanvankelijk niet zeer happig om eraan mee te werken. Maar door dan toch aan het overleg deel te nemen, hopen ze het eindresultaat toch te beïnvloeden – versta: om het eventueel niet al te streng te maken.

Maar het nu een jaar van kracht zijnde, verstrengde toezicht op de Angolese diamantsector heeft de Unita nog allerminst van zijn inkomsten beroofd. Vooreerst blijven nog oude sluipwegen actief, zoals veilingen in landen als Gabon, handel via Zuid-Afrika, Congo en Congo-Brazzaville of het betalen van wapenhandelaars met diamanten. Een wat pervers effect van de verstrengde controle in Angola is dat ze de voor prijsdalingen heeft gezorgd, zo bleek uit een vorige week gepubliceerd VN-rapport. Dat maakte met name de illegale diamanthandel weer lucratief, waarmee kanalen ontstonden waarlangs ook Unita-diamant zijn weg naar het buitenland kan vinden. Het rapport schat dat ruim eenderde van de Angolese diamantwinning in de smokkel verdwijnt en dat tenminste eenderde daarvan voor rekening van Unita komt.

Er blijven immers altijd wel kleine en minder kleine, soms ogenschijnlijk zeer keurige diamanthandelaars te vinden – andermaal: omdat er zoveel mee te verdienen valt – die wel een handje willen toesteken om de reële herkomst van bloeddiamanten te verdoezelen, desnoods via brievenbusmaatschappijen, valse herkomstcertificaten, valse facturen et cetera. Al dan niet uitsluitend op papier, nadat ze al dan niet via diamantklieverijen quasi-onherkenbaar zijn gemaakt, reizen de diamanten de wereld rond om uiteindelijk, ‘witgewassen’ en wel, dan toch nog in centra als Antwerpen te belanden.

De omvangrijke grijze en zwarte diamanthandel – waarlangs een kwart van al deze edelstenen op de markt komt – biedt een voldoende ruime dekmantel om ook conflictdiamanten genoeg te laten opbrengen. En het hoeft niet allemaal naar de letter van de wet illegaal te zijn. Nogal wat belastingparadijzen blijken bijvoorbeeld flink wat diamant uit te voeren, waarvan de reële herkomst vaak hoogst onzeker is. Zo voerde Antwerpen in 1999 voor ruim 250 miljoen frank (6,3 miljard euro) aan diamanten uit de Kaaimaneilanden in, toch niet meteen een welbekend diamantproducent.

Alleen doorgedreven gemmologisch onderzoek – waarmee elke diamant via zijn fysieke kenmerken wordt geïdentificeerd – kan de smokkel in met name de conflictdiamanten kortwieken. Maar, aldus een waarnemer, ‘dat onderzoek staat nog niet op peil. Dat zal zeker nog tien, vijftien jaar duren’. Ondertussen kunnen regeringen en de bonafide diamanthandel alleen maar proberen om zoveel mogelijk achterpoortjes te dichten. Maar zoals met name de Unita al heeft bewezen, de inventiviteit is groot bij het organiseren van de sluikhandel – en medeplichtigen, ook die in maatpak, zijn er altijd te vinden.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content