Moet er nog olie zijn?

Olieboringen in Ohio Door nieuwe ontginningstechnieken kunnen de VS tegen 2020 de tweede olieproducent in de wereld worden. © GUS CHAN/imageglobe

We dachten allemaal dat de olie in de wereld bijna op was. Een aantal recente studies trekken die consensus nu in twijfel.

De laatste vijf tot tien jaar is het gemeengoed geworden om te denken dat de oliebronnen in de wereld stilaan uitgeput raken. Van de meeste traditionele oliebronnen – in het Midden-Oosten, de Noordzee en de Golf van Mexico – is bekend dat het grootste deel van de voorraden opgepompt is. Sommige economen waarschuwen al enkele jaren dat de wereldeconomie vrij plotseling geconfronteerd zou kunnen worden met de melding dat het olieaanbod de vraag gewoon niet meer kan volgen. Wat uiteraard de prijs dramatisch de hoogte in zou sturen en de economie zou ontwrichten. Twee elementen milderden het risico een beetje. Aan de ene kant de problemen met de wereldeconomie: die zwakten de vraag naar energie uiteraard af, zelfs in China. Aan de andere kant de speurtocht naar alternatieven voor de traditionele olie. Er zijn niet alleen de hernieuwbare energiebronnen, maar ook de technologieën waarmee olie gewonnen kan worden uit olierijk zand (zoals in Canada) of uit schaliën (zoals in de VS). Dankzij deze ‘onconventionele oliewinningstechnieken’ is er eigenlijk meer olie beschikbaar dan waar we voordien rekening mee hielden. Maar zowel hernieuwbare energie als die nieuwe technieken zijn een stuk duurder. Vandaar dat de consensus was: naar de goedkope energie van destijds keren we nooit terug.

110 miljoen vaten per dag

Maar volgens een paper van Leonardo Maugeri van de Harvard Kennedy School is dat eigenlijk niet zo zeker. Maugeri bestudeerde hoe het precies loopt met alle productiefaciliteiten in de wereld die in nieuwe exploratie investeren, telde alles op en corrigeerde een beetje voor diverse mogelijke risico’s. Hij concludeert dat het allesbehalve onredelijk is om te verwachten dat het netto wereldolieaanbod tegen 2020 zal oplopen tot 110 miljoen vaten per dag, bijna 20 procent meer dan de 93 miljoen vaten van vandaag (een vat is ongeveer 159 liter). Het zou van de jaren 1980 geleden zijn dat het aanbod in tien jaar tijd nog zo sterk is steeg. De toename van de oliecapaciteit zou zich over vrijwel de hele wereld voordoen, maar het sterkst in Irak, de VS, Canada en Brazilië (in die volgorde) en heeft in de eerste plaats te maken met de nieuwe ontginningstechnieken. Slechts vier grote olielanden zullen hun capaciteit zien afnemen: Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk omdat hun bronnen minder productief worden, Mexico en Iran om politieke redenen.

De meest opvallende exploitatie van onconventionele oliebronnen doet zich voor in de VS. Dat er in de VS gigantische voorraden schalieolie liggen, was al bekend. Ook technieken als horizontaal boren en hydraulisch breken, waren al vertrouwd. Maar nu blijkt dat het gecombineerde gebruik van die technieken technologisch een reuzenstap vormt en revolutionaire resultaten mogelijk maakt: de productie in Noord-Dakota en Texas schiet pijlsnel omhoog. In Noord-Dakota alleen al ligt zou op die manier meer olie ontgonnen kunnen worden dan in een land aan de Perzische Golf. Tegen 2020 zouden de VS op die manier de tweede olieproducent in de wereld worden, na Saudi-Arabië.

Steeds goedkoper

Anders dan wat iedereen denkt, zegt Maugeri, is het wereldaanbod aan olie dus zo sterk aan het toenemen dat het wel degelijk de wereldvraag zou kunnen voorbijschieten. Als die enorme capaciteit op de markt gegooid wordt, zou dat een daling van de prijs veroorzaken. Gewoonlijk wordt op zo’n stelling gerepliceerd dat de ont-ginning van buitentraditionele olie niet mogelijk is tegen de prijzen die de Golflanden betalen om het gewoon op te pompen: onder de 70 dollar per vat zouden producenten gewoon niet kúnnen leveren. Maar Maugeri wijst erop dat ook de technologische verbeteringen steeds goedkoper worden – en des te meer als je ze kunt inzetten in gebieden met enorme voorraden. Om een serieuze terugval van de olieprijs te vermijden, zou de wereldvraag systematisch moeten blijven toenemen met minstens 1,6 procent per jaar.

Maar gezien de economische toestand is dat niet vanzelfsprekend, te meer omdat ook milieuoverwegingen in heel de wereld aansturen op een beperking van het oliegebruik. Afhankelijk hoe snel sommige dingen evolueren, kan men dus verwachten dat de olieprijs de volgende paar jaar nog flinke bokkensprongen zal maken. Of volatiel zal blijven, zoals dat heet.

In principe zou de toename van het olieaanbod ook geopolitieke gevolgen moeten hebben. De VS zouden bijvoorbeeld aan 65 procent van hun olievraag zelf kunnen voldoen. Volgens Maugeri zou dat in de praktijk wel meevallen, omdat olie bij uitstek een wereldmarkt is en ook de prijs van de eigen olie niet ontsnapt aan wat er elders in de wereld gebeurt. Maar dat neemt niet weg dat het binnenlandse energiebeleid én het buitenlandse beleid van de VS beïnvloed zouden kunnen worden door het besef dat het land, als dat nodig zou zijn, voor een groot deel van zijn eigen consumptie kan instaan. Ook de toenemende invloed van China in de oliewinning van het Midden-Oosten zal geopolitieke gevolgen hebben.

Aardbevingen

Maugeri wijst erop dat de toenemende rol van onconventionele olie nieuwe uitdagingen opwerpt voor het milieu en voor de regelgeving. Van het hydraulisch breken van de schaliën, om er olie of gas uit te puren, is bekend dat het bijzonder vervuilend is en zelfs aardbevingen kan uitlokken. Dat wil niet noodzakelijk zeggen dat die technologieën totaal onbruikbaar zijn, maar wel dat ze letterlijk aan banden gelegd moeten worden, ofwel door de industrie zelf ofwel, als de industrie het laat afweten, door de overheid. De investeringen die de industrie zal moeten doen om technologieën te ontwikkelen die de milieugevolgen van olieproductie en -gebruik in de hand te houden, zullen uiteraard ook effecten op de prijsvorming inhouden. Daarnaast zal het beleid en al wie betrokken is in het klimaatopwarmingsdebat rekening moeten gaan houden met een sterker dan verwachte toename van het olieaanbod.

Bankier en energiespecialist Eric De Keuleneer heeft de studie van Maugeri nog niet gezien, maar vindt de stelling allesbehalve ongeloofwaardig: hij wijst erop dat er zelfs vandaag al onconventionele olie geproduceerd wordt tegen 30 tot 40 dollar per vat, véél goedkoper dan de 70 dollar die het uitgangspunt was van de consensus van de voorbije jaren. ‘Kennelijk zijn er veel grotere voorraden beschikbaar voor onconventionele exploitatie, dan men vroeger dacht. Die Maugeri is zeker niet de enige om dat aan te kaarten.’

Dat wordt bevestigd door Thijs Van de Graaf van de universiteit Gent, die energie vooral vanuit een politiek oogpunt volgt en ook al studies gezien heeft die op een toename van het olieaanbod wijzen. Hij stelt ons ook gerust wanneer we polsen naar de geloofwaardigheid van Maugeri. De Harvard Kennedy School is wetenschappelijk bonafide en geen instrument van een lobby die ons wat op de mouw wil spelden.

Door Luc Baltussen

Het beleid zal rekening moeten gaan houden met een sterker dan verwachte toename van het olieaanbod.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content