Groot was de verontwaardiging over de slibben van de slachthuizen en de vetsmelterijen die in veevoeders werden gemengd. De overheid kende het probleem al jaren. Maar het Belgische ministerie van Landbouw liet begaan.

Slibben van de waterzuivering van vetsmelterijen en slachthuizen mogen niet in veevoeders terechtkomen. Zo staat het in een twaalf jaar oud koninklijk besluit (10 september 1987). Dat is de theorie. In de praktijk kwam een deel van die slibben – mogelijk vervuild met zware metalen, pcb’s en antibiotica – tot vorige week wél in de voedselketen. In Vlaanderen kregen de bedrijven daarvoor de nodige vergunningen, ook al waren die in strijd met de Belgische en Europese regelgeving (beschikking van de commissie,9 september 1991).

Het Belgisch ministerie van Landbouw van zijn kant trad niet op. Dat is merkwaardig, want de officiële Commissie Dierlijk Afval stelde al jaren vragen bij de recycling van slibben door het vilbeluik Animalia (de voorloper van Rendac in Denderleeuw, dat kadavers van dieren en slachtafval vernietigt). In die commissie zitten leden van de Belgische ministeries van Landbouw en Volksgezondheid en van de Vlaamse diensten bevoegd voor het leefmilieu.

Op 17 mei 1995 vergaderde de commissie Dierlijk Afval in de Mechelse hoofdzetel van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM). Het verslag vermeldt: “Er werden vraagtekens geplaatst bij het recycleren van eigen slib bij Animalia, aangezien er naast het dierlijk afval (eiwit en vet, al of niet ontbonden), ook zand, mest, resten van reinigingsmiddelen en flocculanten aanwezig kunnen zijn. De verwerking van extern slib van slachthuizen kan niet toegelaten worden. Om te komen tot duidelijkheid over de visie van de Dienst Inspectie Grondstoffen van het ministerie van Landbouw over het gebruik van slib in veevoeding, zal er aan de Inspectie Grondstoffen een tweeledige vraag worden voorgelegd: enerzijds over de verwerking van slib bij Animalia (sterilisatie) en anderzijds over de fermentatie van slib voor veevoederdoeleinden.”

Het verslag is om verscheidene redenen interessant. Het illustreert dat de problemen al jaren bekend zijn. Het is geschreven door een ambtenaar van OVAM en dus wist de Vlaamse overheid wat er aan de hand was – ook al was de milieu-inspectie op de bijeenkomst verontschuldigd. Volgens het verslag twijfelt de vergadering er ook niet aan dat het Belgische ministerie van Landbouw bevoegd is voor het gebruik van slib in veevoeding. Maar als er moest worden opgetreden, gaf datzelfde ministerie de volgende jaren niet thuis.

NIEMAND TREEDT OP

De Commissie zou nog enkele keren stilstaan bij de bestemming van de slibben van Rendac. Op 24 juni 1998 luidt het: “Er worden vragen gesteld bij de invoer van het eigen waterzuiveringsslib in de productieketen van diermeel. DG 4 van het ministerie van Landbouw zal hierover een standpunt innemen.” Het standpunt van Landbouw komt er niet.

Drie maanden later komt Rendac opnieuw ter sprake. Er wordt toegegeven dat het bedrijf wellicht niet tegen de vergunning handelt. Die verkreeg Rendac in eerste instantie van de Bestendige Deputatie van Oost-Vlaanderen (10 november 1994) en in beroep (9 juni 1995) van de toenmalige Vlaamse minister van Leefmilieu, Norbert De Batselier (SP). “De vergunningstoestand van Rendac wordt nagetrokken (). DG 4 zal nakijken of er een toelating is voor Rendac om zijn slib te gebruiken.” Hetzelfde verslag van de vergadering van 16 september 1998 herhaalt dat het ministerie van Landbouw andermaal huiswerk krijgt: “verder bekijken van het verwerken van eigen waterzuiveringsslib door de verwerkers van dierlijk afval”.

Eind vorig jaar is er goed nieuws voor Rendac. Volgens de Commissie Dierlijk Afval is de verwerking van slibben tot dierenvoeder wél toegelaten – als het maar niet gaat om “gespecialiseerd risicomateriaal”, omwille van de gekkekoeienziekte. De commissie weet nog meer: Rendac mag niet alleen zijn eigen slibben verwerken, maar er ook slibben van slachthuizen aan toevoegen. “Er is een overgangsperiode toegestaan tot 1 mei 1999 om zich in orde te stellen voor wat betreft het verwerken van slib van derden.”

Logisch is dat niet, omdat het ministerie van Landbouw kort daarvoor, op 28 oktober 1998, aan Rendac liet weten dat het zelfs het slib van de eigen waterzuiveringsinstallatie niet meer in dierenmeel mocht verwerken. Zo’n verwerking is namelijk in strijd met het KB van september 1987, aldus Landbouw. Twee maanden later mag het dus wel – en nog veel meer. In februari 1999 mag de verwerking van slib van derden dan weer niet meer, vindt de commissie. Optreden doet intussen niemand. Daarvoor is het wachten op de dioxinekippen.

LANDBOUW STUURT EEN BRIEF

In volle dioxinecrisis pakt het Frans satirisch weekblad Le Canard Enchaîné uit met wansmakelijk nieuws. Niet alleen in België werd er achteloos met de voeding en de consument omgesprongen. Onze zuiderburen kennen er ook wat van. Slib uit allerhande zuiveringsstations, slijk uit de beerput, fecaliën uit het personeelstoilet, afvalwater van het visatelier of de wasplaats van de vrachtwagens, bloed van geslachte dieren. Alles is geschikt voor de voedselketen.

Hierdoor gealarmeerd, gaat de Vlaamse milieu-inspectie op pad. De inspecteurs brengen een bezoek aan de pluimveeslachterij Klaasen & Co in Ravels. Tot hun verbazing toont de zaakvoerder een brief van het ministerie van Landbouw. Na een bezoek aan het Kempense bedrijf was de regionale inspecteur van Landbouw namelijk tot de vaststelling gekomen dat het waterzuiveringsslib uitsluitend afkomstig was van proceswater van de pluimveeslachterij. Bijgevolg, zo schrijft Landbouw, “mag het aangewend worden voor inmenging bij de fabricage van uw dierenmeel” (9 juli 1998). De milieu-inspectie ziet dat anders. Sinds het KB van 1987 mag slib nooit in de veevoeding terechtkomen, ook niet als dat slib afkomstig is van proceswater.

Er volgt ook een bezoek aan Rendac. Dat bedrijf kreeg van de Vlaamse overheid een vergunning die het onder meer mogelijk maakt dat het eigen slib uiteindelijk in het veevoeder wordt gebruikt. De Vlaamse overheid lapt daarmee de Belgische en Europese regelgeving aan haar laars en de Vlaamse en de Belgische overheid, verzameld in de Commissie Dierlijk Afval, laten de zaak jaren aanmodderen. Voor de verwerking van slib van slachthuizen heeft Rendac geen vergunning.

Pas wanneer het televisiejournaal van de VRT op 20 september een verslag van de milieu-inspectie uitbrengt, komt er een doorbraak. Volgens dat verslag bracht Rendac eigen slib en slib van slachthuizen weer in de voedselketen.

BOERENBOND EN ABS ZWEGEN

Plotseling kan wat jaren onmogelijk was. Er wordt opgetreden. In geen tijd krijgen alle verwerkers van slachtafval en alle vetsmelters een brief van het ministerie van Landbouw. Ze mogen geen waterzuiveringsslibben mengen in producten voor dierenvoeding. Federaal minister van Landbouw Jaak Gabriëls (VLD) geeft samen met zijn Vlaamse collega Vera Dua (Agalev) een persconferentie. Ze kondigen een protocol aan tussen de federale en de regionale overheden. Afvalstoffen en grondstoffen worden duidelijker gedefinieerd – Landbouw wilde niet optreden omdat het om afvalstoffen ging, en daarvoor is Vlaanderen bevoegd, maar Vlaanderen kan niet beslissen over de productnormen voor veevoeder, want dat is een Belgische materie. Er komen afspraken over wie wat controleert en wie optreedt bij een overtreding.

Ook de interne communicatie tussen de verschillende diensten moet verbeteren, vinden de ministers. Vreemd, want eigenlijk bestaat die communicatie al jaren: de Commissie Dierlijk Afval weet al sinds 1995 dat een en ander misloopt. Maar niemand nam zijn verantwoordelijkheid. Iedereen heeft boter op zijn hoofd. De Vlaamse overheid gaf Rendac een vergunning die in strijd was met de Belgische en Europese regelgeving. Andere bedrijven kregen soortgelijke vergunningen van de provinciebesturen. De Vlaamse milieu-inspectie trad aanvankelijk niet op, omdat ze de vergunningen als uitgangspunt nam. Het federaal ministerie van Landbouw ondernam niets en gaf de indruk de sector voor strenge controles te willen behoeden.

Ook de boerenorganisaties zwegen. Maar toen de VRT meldde dat Rendac slibben in de voedselketen bracht, ontstaken de vertegenwoordigers van de boeren in woede. De directeur van Rendac klaagde vervolgens terecht over deze wel erg selectieve verontwaardiging. De Commissie Dierlijk Afval wist dat Rendac het eigen slib verwerkte (met een onwettige vergunning) en slib van andere bedrijven (zonder vergunning). In deze commissie zitten vertegenwoordigers van Landbouw en de banden tussen dit departement en de Boerenbond zijn traditioneel erg nauw.

Alvast op de vergadering van 10 februari waren, behalve Rendac, ook afgevaardigden van Boerenbond en het Algemeen Boerensyndicaat (ABS) aanwezig. Het ging toen over de verwerking van het slib van Rendac in de dierenvoeding. Voor het Algemeen Boerensyndicaat was Raf Bombeek van de partij. Hij is nu adviseur van Jaak Gabriëls, de federale minister van Landbouw.

Peter Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content