Het noorden van Nicaragua probeert te herstellen van de ravage die de orkaan Mitch aanrichtte.

Economisch, sociaal en psychisch zijn we vernield.” Wilfredo Zavala, de alcalde van Dipilto, is ziedend van woede. Zijn gemeente ligt in het noorden van Nicaragua, op enkele kilometers van de grens met Honduras. Eind oktober raasde de tropische storm Mitch over de regio. Op enkele uren tijd veranderden vriendelijke beekjes er in woest kolkende rivieren. Op plaatsen waar twee rivieren samenvloeien – Dipilto is er daar één van -, botsten metershoge watermuren op elkaar.

De rivier vulde de hele vallei, sleepte de vruchtbare grond mee. Tonnen slijk veegden halve en soms zelfs hele dorpen van de kaart. Bruggen stortten in. Huizen verbrokkelden letterlijk, gemaakt van adobe, aangestampte aarde, als ze waren.

In Dipilto verdween één op drie huizen. Een ander derde is eigenlijk niet meer bewoonbaar. De schade is niet te schatten. “Ik heb in de eerste plaats mensen nodig die een plan kunnen maken”, zegt burgemeester Zavala. “Technici, experts die ons kunnen vertellen hoe en waar we de gemeente weer kunnen opbouwen. De noodwoningen die de mensen her en der optrekken, zijn zo verschrikkelijk slecht.”

Een stuk van zijn dorp is weg. Als verzwolgen door de aarde, geen spoor meer van te bekennen. Het mag een mirakel heten dat Dipilto maar twee doden telde. Maar de aanblik blijft griezelig. Ik voel de grond onder mijn voeten bewegen. Op elk ogenblik kan de aarde hier weer beginnen te schuiven.

De dag na de ramp stapte burgemeester Zavala twintig kilometer, naar de dichtstbijzijnde gemeente Ocotal. Wist de man veel, dat hij daar dezelfde miserie zou aantreffen. Toch verstrekte Ocotal de eerste hulp: voedsel, kleren, kortom, wat ze daar nog hadden en zelf konden missen.

Dertien dagen lang bleven Ocotal en Dipilto van de buitenwereld afgezonderd. Elektriciteit en telefoon waren verwoest. Bijna drie weken later werken die nog altijd niet.

Drinkbaar water is het grootste probleem. Alleen het smerige water van de rivieren is beschikbaar en dat wordt zo goed en zo kwaad als het kan gefilterd. Maar diarree, huidziekten, griep en bronchitis slaan overal toe. Er wordt gevreesd voor cholera, malaria is er al.

In de tientallen dorpen in het noorden van Nicaragua klinkt hetzelfde verhaal. Dipilto, Ocotal, Esteli, Condega. En dorpen waarvan ik de naam vergeten ben. Heeft geen belang; ze bestaan toch niet meer.

DE WEG IS WEG

Ali Tercero werkt voor Procafor, een programma voor de herbebossing van Centraal-Amerika. Het geld komt uit Finland. Met kaarten in de hand wijst hij de schade aan. Op een gebied van een dikke honderd vierkante kilometer zijn hectaren en hectaren bos beschadigd. Of het toch al kwetsbare woud zich nog zal herstellen, weet Ali niet. Maar de vruchtbare grond is weggespoeld. Troosteloos staat hij te kijken naar een maanlandschap vol stenen en rotsen. Als hier ooit weer akkers liggen, dan zal dat toch tientallen jaren duren.

En voorts: drie bruggen vernield, drie andere nutteloos geworden omdat de rivieren hun loop wijzigden. Zwaar beschadigde hoofdwegen, om van de secundaire wegen maar te zwijgen. Daarop kunnen zelfs Nicaraguaanse bergpaarden niet meer uit de voeten. Van hele streken weet Ali niet of daar nog iets of iemand is. Hij vreest van niet: dan zou daar nu toch al iemand moeten doorgeraakt zijn.

Ook de Panamericana, de verbindingsweg tussen alle Centraal-Amerikaanse landen, mist stukken. Van de 25 kilometer tussen Ocotal en de grens is negentien kilometer weggeveegd. De hulptransporten sukkelen tot in Ocotal. Vandaar vervolgen de pakketten hun reis in jeeps, op paardenruggen en in rugzakken. Maar dat gaat mondjesmaat, en het is veel te weinig.

Hoe moet dit nu verder? Ali zit in een vreemde situatie. Al vijf jaar leert hij de Nicaraguaanse boeren dat ze moeten herbebossen, dat ze het woud moeten ontzien. Nu zoekt hij op zijn gedetailleerde kaarten naar plekken waar het woud kan gerooid worden, en plaatsmaken voor nieuwe velden.

Het noorden van Nicaragua leeft van koffieplantages en de houtkap. Als er genoeg hulp komt, dan kunnen de omgewaaide bomen nog verkocht worden, oppert Ali optimistisch. Weliswaar niet meer als tropisch timmerhout, maar toch als industrieel hout. Het brengt niet veel op, maar het is iets. Canadese firma’s zijn hier de bossen al jaren aan het kaal hakken. Ze betalen de boeren twee dollar voor elke boom. Die nemen het geld graag aan, maar krijgen er wel gratis de erosie bij. Dezelfde erosie die het mogelijk maakte dat er nu zoveel grond wegspoelde.

En de koffie? De koffieplantage bij Dipilto was de eigendom van een coöperatieve; 23 families leefden ervan. Het was geen vetpot, maar het ging. De mannen hadden samen een schuur opgetrokken om de koffie te drogen. Daarvan steekt alleen het dak nog boven de moddervlakte uit. In hogergelegen gebieden trokken mensen huisjes op met hout dat ze uit de modder trokken. De daken zijn van de dakpannen die ze konden redden. Maar ze laten water door. Gelukkig zullen ze nu plastiek krijgen om de daken waterdicht te maken en de regen buiten te houden. Want hoewel de winter eigenlijk voorbij is, blijft het regenen. Het peil van de rivieren stijgt zienderogen.

Wat ook stijgt, is het peil van de woede. De regering moet het ontgelden. Want: waar blijft die met haar hulp? Blijkbaar denken ze in Managua, de hoofdstad, alleen maar aan het herstellen van de Panamericana. Dat lijkt nog zo’n slecht idee niet. Het is de enige fatsoenlijke weg in de streek, de ruggengraat van de economie en de communicatie. Alles moet daarover. Maar de Panamericana kan de lokale bevolking gestolen worden. “Wat wij moeten doen is onze landbouw diversifiëren”, zegt burgemeester Zavala. “Die koffie en dat hout, dat gaat naar het buitenland. Daar hebben wij niets aan. We moeten groenten en graan verbouwen. Kippen en koeien houden. Dan hebben we die lui uit Managua niet meer nodig.”

KRUIWAGENS EN MACHETES

Tot eind vorige week viel er in het noorden van Nicaragua geen spoor te bekennen van officiële hulp. De regering had in het begin zelfs alle hulp van buitenaf geweigerd. Nicaragua kon het alleen wel aan, luidde het officiële standpunt. Cubaanse dokters mochten het land niet binnen: geen communisten in de ziekenhuizen. En de ngo’s moesten vooral niet zeuren; de regering zou alles wel in orde maken.

Naarmate de rampberichten aanzwollen, veranderde de houding van de overheid. NGO’s kunnen nu vlot en belastingvrij hulpgoederen dedouaneren. Vòòr Mitch sleepte zoiets vijf à zes maanden aan. En de Cubanen blijken nu toch welkom: in het voorbije weekend gingen er tweeduizend artsen aan de slag.

De regering heeft wel degelijk hulp gestuurd, meldt de loyale burgemeester van Condega: twintig kruiwagens en honderd machetes. Om een halve stad schoon te maken en weer op te bouwen.

De enige officiële organisatie die echt helpt, is het leger: soldaten evacueren mensen, zetten tentenkampen op, bezorgen noodhulp. Datzelfde leger zoekt ondertussen vertwijfeld naar landmijnen die de door de Verenigde Staten gesteunde Contra’s daar in de jaren tachtig bij bosjes rondstrooiden. Het Rode Kruis had soldaten opgeleid om die onschadelijk te maken. En de plaatselijke bevolking wist de mijnen perfect liggen. Maar de aardverschuivingen hebben de mijnen meegenomen. Niemand weet nog waar ze zijn. In dit gebied is elke stap gevaarlijk.

Ondertussen is van overal hulp aangekomen. Enthousiaste Amerikaanse artsen van ADRA ( American Development and Relief Agency) – een soort Amerikanen Zonder Grenzen – hebben medicijnen, tenten en operatiematerieel meegebracht en doen de vluchtelingenkampen aan. Spaans spreken ze niet, maar geen nood. Ze doen alles gratis en vrijwillig.

De hulpverleners struikelen hier over elkaars voeten. De hulp verloopt volkomen ongestructureerd, niemand weet wie waarmee bezig is. De lokale noodcomités worden bedolven onder vrijwilligers, maar dan wel van het slag dat alles beter weet.

Ook de plaatselijke kerken – katholieke en evangelische – werken zich uit de naad. Op het veld, maar ook daarbuiten. De uiterst rechtse kardinaal Miguel Obando y Bravo – een echte steunpilaar van president Arnoldo Aleman – heeft iedereen opgeroepen om samen te werken en de situatie niet politiek te misbruiken. En de bisschoppenconferentie heeft officieel verklaard dat nu het moment gekomen is om een echte wederopbouw door te voeren: niet alleen op materieel, maar vooral op moreel en religieus gebied.

Ondertussen is beslist dat het Festival van de Europese Film, dat hier op 18 november begon, een deel van de opbrengst aan de slachtoffers zal schenken. En wat de verhalen over corruptie en vriendjespolitiek bij de hulp betreft: op vrijdag 20 november stond in alle kranten een paginagrote advertentie, waarin de president laat weten dat alle hulp eerlijk zal verdeeld worden. Internationale auditbureaus zullen daarop toezien.

Je moet hier in het rampgebied ver zoeken om een Nicaraguaan te vinden die dat gelooft.

Misjoe Verleyen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content