Ons land heeft nu ook zijn affaire-West. Waarom kon een recidivist zijn gang gaan ? Wie draagt daarvoor de verantwoordelijkheid ? En zijn gruwelen als die van een Marc Dutroux morgen te vermijden ?

NIET geheel ten onrechte krijgt de burger, in deze dagen van emotionele en morele mobilisatie, de indruk dat gerecht en rechtbanken pedofiele misdrijven allesbehalve keihard aanpakken. Afgezien van de merkwaardige affaire van de ontvoering van een pasgeboren baby uit het Luikse Citadel-ziekenhuis de gerechtelijke politie van Luik blunderde waardoor de zaak pas na een week was opgelost vielen dit jaar enkele merkwaardige feiten te noteren.

Zo kwam rond de jaarwisseling een notoir Brussels pedofiel voorwaardelijk vrij, die in 1994 werd veroordeeld tot vijftien jaar effectief. De zaak maakte vooral ophef in het Franstalig landsgedeelte, zeker toen de man zich op luttele kilometers van één van zijn slachtoffertjes vestigde. Franstalige media zetten toen vraagtekens bij het detentiebeleid van minister van Justitie Stefaan De Clerck (CVP).

In februari werden in Brussel achttien mensen opgepakt, onder wie een ex-rijkswachter, allemaal op betichting van ontucht met minderjarigen en kinderen. Niet enkel het getalm van de onderzoekers er was hier sprake van een heuse guerre des flics maar ook het negeren van liefst vijftien processen-verbaal, opgesteld tussen 1992 en 1995 tegen één van de betrokkenen, door het parket van Brussel, was op zijn zachtst gezegd merkwaardig. Midden juli waren alle betrokken overigens voorlopig in vrijheid gesteld. Nauwelijks een maand later, maart dus, kon dezelfde laksheid het parket van Antwerpen aangewreven worden. Het bleef jaren doof voor herhaalde klachten tegen een ex-voorzitter van een christelijke jeugdvereniging en klasseerde de processen-verbaal over bizarre seksspelletjes met kinderen.

In april dan veroordeelden Brusselse rechters een 45-jarige buschauffeur en voetbalscheidsrechter tot veertig maanden cel voor seksuele misdrijven tegen minstens vijftien jongens tussen tien en dertien jaar. Een opvallend lichte straf, gezien eerdere veroordelingen wegens gelijkaardige feiten. Nog schrijnender was dat de man enkele dagen na zijn vonnis opnieuw vrij rondliep, onder meer dank zij de zes maanden voorarrest die hij uitzat. En tenslotte maakte Etterbeek begin augustus nog de arrestatie mee van een PRL-gemeenteraadslid. Ook omwille van pedofilie. Drie maanden en enkele slachtoffers voordien was hij al eens opgepakt, maar na ondervraging vrijgelaten wegens gebrek aan bewijzen.

DE KONING.

Dergelijke feiten, waar op zich allemaal min of meer rationele en juridisch wellicht zelfs steekhoudende verklaringen voor gevonden kunnen worden, voeden de begrijpelijke frustratie van ouders, actiecomités en verenigingen die nauw bij kinderprostitutie of pedofilie zijn betrokken. De woede werd door de gruwelijke zaak rond Marc Dutroux en zijn trawanten alleen groter. Niet alleen door de onnoemelijke feiten, ook door de hele aanpak en context van de affaire. Zeg maar de snelle vrijlating van Michèle Martin, echtgenote van Dutroux en tenslotte in 1989 veroordeeld tot drie jaar cel wegens medeplichtigheid aan pedofiele praktijken van de man met wie ze in 1988 mee trouwde, geven niet bepaald het beeld van de onverbiddelijke aanpak waar de vox populi om schreeuwt. Heel de zaak getuigt bij een zweempje van simplificatie zelfs van verregaande zorgeloosheid en onverantwoordelijkheid.

Het Hof van Beroep van Bergen veroordeelde Dutroux immers in 1989 tot dertien jaar en zes maanden, onder meer wegens verkrachting en foltering van vijf minderjarigen. Een medeplichtige kreeg toen zes jaar en zes maanden, Martin dus drie. Maar ondanks de ernst en de horror van de feiten kreeg Dutroux, zelf vader van drie kinderen onder wie een zoon uit een vorig huwelijk, eind 1991 al verschillende penitentiaire verloven en werd hij in april 1992 zelfs voorwaardelijk in vrijheid gesteld.

Vervroegd vrijkomen, kan in ons land grosso modo op drie manieren. Eerst zijn er de collectieve gratieverleningen of het genaderecht, een prerogatief van de koning, die volgens artikel 110 van de grondwet het recht heeft om ?de straffen uitgesproken door de rechters, kwijt te schelden of te verminderen?. Het betekent concreet dat een gedeelte van een celstraf in de regel twee tot zes maanden wordt kwijtgescholden. Tot begin jaren tachtig bleven deze collectieve maatregelen nog beperkt en golden ze uitsluitend voor veroordeelden met een in tijd relatief beperkte straf (tot zes maanden). Gaandeweg werd de toepassing algemener en nu blijven alleen nog veroordeelden tot levenslang uitgesloten van dit genaderecht. Hoewel de maatregel slechts terugslaat op één enkele straf bijvoorbeeld bij misdadigers die om verschillende redenen tot een aantal afzonderlijke straffen zijn veroordeeld zijn ze als het ware cumulatief. Elke individuele gedetineerde kan bij iedere collectieve gratieverlening aanspraak maken op een vermindering van zijn straf en dat genoegen viel Marc Dutroux drie keer te beurt (1988, 1990 en 1991), onder meer dank zij het feestgedruis rond de zogenaamde 40-60 vieringen van het Belgisch koningshuis.

Een tweede maatregel waardoor gevangenen vroegtijdig weer op de maatschappij losgelaten kunnen worden, is de voorlopige invrijheidsstelling. Eind jaren tachtig groeide het aantal gevangenen dat hiervan genoot explosief, vooral dank zij het nijpend plaatsgebrek in de gevangenissen. In 1994 werden de voorwaarden voor zo’n voorlopige of vervroegde invrijheidsstelling overigens nog versoepeld en uitgebreid tot uitgesproken straffen van maximaal drie jaar. Volgens gegevens van het ministerie van Justitie kwam in 1994 en 1995 ruim tachtig procent van alle veroordeelde gedetineerden op deze manier vroegtijdig vrij. Omdat deze vorm van vrijlating stilaan een automatisme werd in de overbevolkte gevangenissen, begon een aantal rechters overigens straffen uit te spreken boven de drie jaar of werden de perioden van voorhechtenis moedwillig en met allerhande spitsvondige kunstgrepen gerekt, een vicieuze cirkel en een systeem, die justitieminister De Clerck in een oriëntatienota over het Belgisch straf- en gevangenisbeleid ronduit omschreef als ?weinig bevredigend.?

NOTABELE INWONERS.

De vervroegde invrijheidsstelling was echter niet van toepassing op Dutroux, wegens veroordeeld tot dertien jaar en zes maanden. Maar behalve de drie opeenvolgende, collectieve gratieverleningen, kreeg hij in april 1992 wel zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling, de derde en laatste manier voor gevangenen om onder het volledig uitzitten van hun straf uit te komen. De voorwaardelijke invrijheidsstelling VI in het jargon dateert uit 1888, is bedacht door de toenmalige minister van Justitie Julien Lejeune, maar wordt pas sinds 1921 toegepast. VI is, net als het systeem van penitentiair verlof, bedoeld voor een geleidelijke reïntegratie van gedetineerden in de maatschappij. De voorwaarden die de betrokkenen daarbij opgelegd krijgen, lopen zeer ver uit elkaar van het algemeen verbod zich naar het buitenland te begeven tot voor pedofielen wegblijven uit de buurt van scholen of zwembaden.

Het uitspreken van een VI doet in feite geen afbreuk aan de strafmaat. Die blijft namelijk opgeschort lopen en de genieter kan bij het plegen van nieuwe, strafbare feiten of bij het niet naleven van de voorwaarden waar trouwens een voogd op hoort te letten onmiddellijk opnieuw achter de tralies verdwijnen. De VI-procedure kan overigens slechts ingaan na het uitzitten van minstens één derde van de straf bij eerste veroordelingen of tweederde ervan bij gevallen van recidivisme.

Het voorstel tot of de goedkeuring van een VI één van de sleutelgegevens in de zaak Dutroux vormt een ingewikkeld, papieren kluwen van adviezen en rapporten. Een eerste verslag komt van de zogenaamde Personeelsconferentie, een vergadering van aan de gevangenis verbonden werknemers (kwartieroverste, psychiater, psycholoog,…) die er allemaal hun zeg in krijgen. Daarbij komt een nota van de gevangenisdirectie, plus een advies van de Administratieve Commissie, een instelling die de maatschappij moet vertegenwoordigen met min of meer notabele inwoners van het dorp of de stad waar de gevangenis is gevestigd. Al de stukken gaan in een volgende fase naar de betrokken gerechtelijke overheden die er hun bedenkingen bij formuleren en dan belandt de bundel op de dienst Individuele Gevallen van de administratie van Justitie. Ambtenaren stellen hier een synthesenota op die vertrekt naar het kabinet van Justitie, waar de minister uiteindelijk de knoop doorhakt.

Het systeem van VI geraakte tussen 1985 en 1990 in een stroomversnelling. Terwijl in 1980 amper 8 procent van de veroordeelde gedetineerden kon genieten van de wet-Lejeune, was dat percentage in 1990 al opgeklommen tot ruim 18 of één op vijf gevangenen. Met overigens dezelfde conseqenties op de lengte van strafmaten en voorlopige hechtenissen als het geval is door het toenemend gebruik van de voorlopige invrijheidsstelling. Naar aanleiding van een reeks zware misdaden en misbruiken van de VI, ging justitie in de jaren 1993-1994 iets zuiniger om met de wet-Lejeune.

Vorig jaar nu, zijn beide procedures voorwaardelijke en voorlopige invrijheidsstelling voor seksuele delinquenten in zekere zin verzwaard. Een VI kan in deze gevallen nog enkel indien de betrokkene akkoord gaat met een therapie of begeleiding, plus dient er een positief advies te komen van een gespecialiseerde dienst. Voor dat fiat kan zowel een externe, gespecialiseerde instelling zorgen onder meer het Universitair Forensisch Centrum van de UI Antwerrpen of van interne, zogenaamde OBE-cellen (Oriëntatie- en Begeleidingseenheden). Probleem is echter dat het systeem pas onlangs opgestart werd en er nu hooguit tweehonderd gedetineerden per jaar behandeld zouden kunnen worden, terwijl er jaarlijks zo’n 350 veroordelingen vallen wegens zedenfeiten en wellicht zo’n 1.500 delinquenten in aanmerking komen voor behandeling.

VERGOEDING.

Voor het geval-Dutroux kwamen deze verfijning met de twee bijkomende voorwaarden alvast te laat. De man verliet in 1992 gewoon de gevangenis en kreeg zijn VI op summiere voorwaarden ; geen alcohol, het voortzetten van een rudimentaire medisch-psychologische begeleiding en het meewerken aan zijn sociale begeleiding. Bij deze vrijlating speelde het advies van een befaamd Brussels neuropsychiater een cruciale rol. Het viel onverdeeld gunstig uit voor Dutroux, hoewel hij de gruwelijke feiten waarvoor hij veroordeeld was, tijdens zijn (korte) gevangenschap bleef ontkennen.

Alleen dat al, kon voor elke would-be-psycholoog een aanwijzing vormen voor de volledige normenloosheid van de man en voor zijn toekomstig gedrag. Maar ook de directie en de Personeelsconferentie miskeken zich op die zieke geest en lieten zich positief uit over een mogelijke VI, waartegen de Administratieve Commissie zich samen met Georges Demanet, procureur-generaal bij het Hof van Beroep van Bergen verzetten. In een vernietigend rapport schreef die laatste over ?veelvuldige, uiterst zware seksuele agressie in schandelijke omstandigheden? en Dutroux’ ?koppigheid om zich te blijven beschouwen als een slachtoffer van vervolgingen die tegen hem werden ingespannen.? Elke invrijheidsstelling sloot de procureur dus bij voorbaat uit. Maar zoals inmiddels geweten, veegde het kabinet van toenmalig justitieminister Melchior Wathelet (PSC) de vloer aan met het dubbele, negatieve advies en kwam Dutroux vrij. Voorzien van een attest wegens arbeidsongeschiktheid en een bijhorende vergoeding van 38.500 frank per maand, kon hij beginnen aan de planning van een nieuwe reeks gruweldaden, waarvan Julie Lejeune, Melissa Russo, Sabine Dardenne, Laetitia Delhez en mogelijk nog veel andere Ann en Eefjes het slachtoffer zouden worden.

DWAASHEID.

Afgelopen week is herhaaldelijk met scherp geschoten zowel richting onderzoekers hen werd vooral traagheid en administratief gekif verweten als richting gerecht en beleid. De afgelopen jaren is in weerwil van falende onderzoeken, snelle vrijlatingen van verdachten of veroordeelden en beperkte strafmaten, toch onmiskenbaar al een stuk weg afgelegd. Er kwamen strengere wetten op seksuele misdrijven tegen kinderen, medeplichtigen werden harder aangepakt, de modaliteiten voor VI van veroordeelden wijzigden, de Cel voor Nationale Verdwijningen bleek een succesvolle ingreep of er vertrokken rogatoire commissies naar de uithoeken van Europa. Die inspanningen mogen een analyse van het onderzoek, plus de zoektocht naar de verantwoordelijkheden in deze uiterst macabere affaire niet in de weg staan.

Nuchter bekeken, draagt voormalig minister Wathelet wellicht meer dan een louter protocollaire, politieke verantwoordelijkheid voor de voorwaardelijke vrijlating van Marc Dutroux. Maandag zette zijn opvolger De Clerck tijdens een persconferentie ook vraagtekens bij de hele begeleidende procedure en impliciet dus ook bij het optreden van de betrokken neuropsychiater. Het uitlekken van dit positief advies midden vorige week, ontlokte Magda Viville, moeder van de in Frankrijk vermoorde Joris en voorzitster van de VZW Ouders van een vermoord kind de bedenking dat ook psychiaters en psychologen aansprakelijk gesteld moeten worden voor hun woorden en daden want ?zij laten dergelijke monsters opnieuw los op de maatschappij.?

Dat mag lapidair klinken, maar is het zo’n van alle intellect of gezond verstand gespeende dwaasheid vragen te stellen over het gewicht van de psychiatrie in het gerecht en het gevangeniswezen ? Hoewel allesbehalve een exacte wetenschap, wordt het natte vingerwerk van pyschiaters en andere begeleiders in deze kringen vaak beschouwd als een wet van Meden en Perzen. Ook de repliek van Lode Van Outryve, socioloog aan de KU Leuven en vorige week te horen op het BRTN-scherm, viel bleekjes uit. Hij voerde aan dat verslagen over hangende invrijheidsstellingen kwalitatief soms ondermaats bleven wegens gebrek aan mankracht. Te weinig volk dus uit de halfzachte sector dat zich in optimale omstandigheden en in veelvoud over deze gevallen zou moeten buigen. Het is wel erg moeilijk om aan een uitzinnige publieke opinie verkocht te krijgen dat het huidig bestand van één psycho-medisch-sociaal personeelslid per zestien gedetineerden in de Belgische gevangenissen, absoluut onvoldoende is.

BLOED.

Hoe duivels of weerzinwekkend de wandaden van een Detroux en consoorten ook zijn, moeten daarom de systemen voor vroegtijdige invrijheidsstelling weg ? De Clerck gaat uitvoerig in op deze thematiek in zijn oriëntatienota, waarin hij allesbehalve pleit voor een uitgebreid stelsel van vervroegde vrijlating. Lejeune noemt hij daarentegen een ?goede wet?, die volgens hem niet beperkt moet blijven tot een uitgesproken aantal categorieën van veroordeelden. Diegenen die uitgesloten worden van de toepassing van deze wet, vervallen volgens de jusititieminister snel tot ?desperado’s, wat de strafinrichtingen gevaarlijker en moeilijker beheersbaar zou maken?. Met die stelling gaat De Clerck dus lijnrecht in tegen de eis van een aantal VZW’s om veroordelingen voor seksuele misdaden voortaan niet samendrukbaar te maken.

Hetzelfde ministerieel document noemt dus maanden voor er sprake was van ?het beest van Sars-la-Buissière? de kritiek op de voorwaardelijke invrijheidsstelling echter ook ?terecht?. Het betwist de beslissingsbevoegdheid van de minister van Justitie zelf, die over zijn finaal oordeel geen verantwoording schuldig is. Het komt volgens De Clerck niet toe aan een lid van de uitvoerende macht om zich systematisch uit te spreken over het wijzigen, aanpassen, inkorten of niet uitvoeren van een straf, opgelegd door de rechterlijke macht.

Om dit euvel te verhelpen en toekomstige Dutroux-bis te vermijden, werkt het kabinet van Justitie nu aan het idee van een penitentiaire adviescommissie. Met andere woorden een nationale instelling onder leiding van een raadsheer van het Hof van Beroep, waarbij een tegensprekelijk debat beslist over een voorwaardelijke invrijheidsstelling, die nu louter schriftelijk en afstandelijk administratief wordt afgehandeld. Voor zware misdrijven met name die ten aanzien van kinderen zou de commissie tot een unaniem gunstig advies moeten komen, zoniet gaat de hele VI niet door. Het verzet van een procureur-generaal, zoals in het geval Dutroux, zou dan moeten volstaan om gevaarlijke delinquenten of potentiële recidivisten binnen te houden. Het lijkt een interessante denkpiste, hoewel de rechtstreeks maar ook de onrechtstreeks betrokkenen in deze huidige, walgelijke affaire er weinig boodschap aan zullen hebben. Zij willen om begrijpelijke redenen, naast maatregelen ook bloed. En liefst nog in omgekeerde volgorde.

Jos Grobben

Marc Dutroux kwam vrij op basis van een positief psychiatrisch rapport.

Graafwerken in Sars-les-Buissières leverden vorige week de lijkjes op van Julie Lejeune en Melissa Russo.

Volkswoede in Neufchâteau : de betrokkenen willen maatregelen en bloed, liefst in omgekeerde volgorde.

Eén vraag op de voordeur van Melissa’s ouders : heeft minister Wathelet een gerust geweten ?

Laetitia Delhez is terug thuis : tenminste twee meisjes overleefden de gruwel.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content