De rallysport wordt grondig veranderd. En dat gaat ten koste van de ware geest die de competitie onderbouwt. Het is dan ook een sport waarbij amateurs op het WK mogen starten. Voorlopig toch nog.

Formule 1 heeft volgens z’n grote orkestmeester, Charles Bernard Ecclestone, één groot gebrek: het is onmogelijk om iedere week een race te organiseren. Bernie weet dat hij die vervelende leemte tussen twee races – als de kassa niet rinkelt – nooit zal kunnen invullen. Hij probeerde het ooit wel eens, toen hij het plan opvatte om ‘zijn’ Formule 1 met een andere discipline te laten alterneren. Hij liet zijn oog op rally vallen. Maar de koude douche kwam al snel. Bernie snapte meteen dat rally’s nauwelijks te verzoenen zijn met rechtstreekse televisie, hét medium dat van Formule 1 een miljardenbusiness maakte. Dus verkocht Ecclestone z’n televisierechten voor de rallysport amper twee jaar geleden aan David Richards. Dat kwam Ecclestone goed uit, want de Europese Commissie bleef in die periode koppig over Bernies televisierechtenmonopolie in de autosport struikelen. Hij vermoedde dat het afstoten van de rally de Europese ergernis wel gedeeltelijk zou stillen.

De gelukkige koper was dus David Richards. Teambaas van Subaru en nu ook eigenaar van de rallytelevisierechten. Een beminnelijk man, altijd even charmant en voorkomend. Kortom, een wolf in schaapsvacht. Maar ook een bevlogen mens, drijvend op de overtuiging dat hij het wereldkampioenschap rally wél tot een televisiesport kan kneden. De hoekstenen voor die ontwikkeling werden trouwens de voorbije jaren al gelegd onder impuls van Max Mosley, voorzitter van de Internationale Autofederatie (FIA). De manches van het wereldkampioenschap zijn nu veel korter dan pakweg zeven jaar geleden. Ze worden ook niet meer tijdens de week gereden.

Maar daardoor raakt de eigenheid van de rallysport, de charme ervan, wel bedreigd. Rally is inderdaad het buitenbeentje van de autosport. Het is een bende gezellige jongens die telkens opnieuw voor feest in het dorp zorgen. Toprijders die benaderd kunnen worden, zich niet te beroerd voelen om een pintje met hun supporters te drinken. En, zoals viervoudig wereldkampioen Juha Kankkunen, al eens een sigaartje opsteken als de start van een snelheidsrit een halfuur wordt uitgesteld. Maar die sigaartjes moeten nu worden gedoofd, want Richards en de FIA willen het rallygebeuren afstandelijker en professioneler maken. Minder charme, meer glamour. Echt streng gaat het er voorlopig nog niet aan toe, maar de sluimerende trend naar hardere duimschroeven, naar koele afstandelijkheid is al voelbaar. Net zoals bij Formule 1.

VEDETTEN MAKEN

Ondertussen zorgt Mosleys nieuwe indeling van de WK-rally’s voor escalerende logistieke problemen. Het parcours is korter en veel geconcentreerder dan een half decennium geleden. Iedere avond keren de auto’s naar hetzelfde assistentiepark terug. Maar meer mensen op het strand, betekent ook minder zand voor de kinderen. De menigte die zich van de ene snelheidsrit naar de andere verplaatst, zit nu samen op een relatief kleine oppervlakte. En dat kan tot chaos leiden.

Daarbij komt nog dat de wedstrijden nu tijdens het weekend worden gehouden, wanneer iedereen vrij is. In de recentste rally van Sanremo, ooit een lange en prachtige tocht door de Italiaanse natuur, werden twee snelheidsritten geannuleerd wegens te veel volk op het parcours. Rally blijft immers een buitensport met publiek dat zich voortdurend verplaatst en het is niet gemakkelijk om zo’n volksverhuizing in goede banen te leiden. Het ligt ook niet voor de hand om een sport als rally op televisie brengen. In 1999 werd met rechtstreekse verslaggeving van de laatste (korte) snelheidsrit geëxperimenteerd, maar dat werd een lauwe vertoning. Net zoals het een lauwe vertoning is als F1-wagens in een stoet achter elkaar aanrijden. Het zijn de rechtstreekse duels die de spankracht opbouwen, terwijl een rally eigenlijk een geheel van tijdritjes is.

Ondertussen worden de organisatoren door de FIA en David Richards onder druk gezet om minder deelnemers aan de start toe te laten. Want minder auto’s betekent meer aandacht voor de vedetten, meer uitstraling, meer magie en – helemaal aan het einde van de rit – peperdure televisierechten. Daar is het hen uiteindelijk om te doen. In de rally van Monte Carlo, de eerste manche van het wereldkampioenschap dat op 19 januari van start gaat, komen ongeveer zestig auto’s aan de start. Eerst wilden de organisatoren de deelnemers tot veertig beperken, maar de huiver in de rallygemeenschap bleek te groot. Dus kwam er een compromis uit de bus. Zestig is toch al bijna de helft van het vroegere aantal deelnemers.

Rally is een van de weinige topsporten waarbij amateurs naast wereldsterren aan de start van WK-manches kunnen komen. Zoals de Belgische bedrijfsleider Pieter Tsjoen die af en toe als rasechte amateur (‘Ik wil geen professioneel rijder worden, want ik moet een bedrijf runnen…’) doodleuk in het wereldkampioenschap gaat rijden. Weliswaar in een andere categorie, maar toch naast blikvangers als Colin McRae of Tommi Mäkinen. Iemand als Tsjoen kan nog aan het stuur draaien. Andere amateurs zorgen echter voor hilarische toestanden. Zoals tijdens de vorige rally van Groot-Brittannië in november. Twee Britten, die ieder jaar in hun rally rijden, bleven na de eerste wedstrijddag te lang in hun stamcafé nakaarten. ’s Ochtends waren ze maar net op tijd uit de veren en vergaten ze benzine in de tank te gooien. Op weg naar de start vielen ze droog. Ze sukkelden nog tot bij een pomp, maar bleken geen penny op zak te hebben en de pomphouder wilde boter bij de vis. Een voorbijkomende politieman moest uiteindelijk borg staan.

FAIR PLAY

Dat anachronistische trekje van de rallysport willen de internationale federatie en David Richards uit de discipline wegsnijden. Hoewel anachronisme tegelijk de charme van de rallysport belichaamt. Eigenlijk dragen zelfs de toprijders nog een ‘amateursziel’ in zich. Viervoudig wereldkampioen Tommi Mäkinen zit tijdens WK-races steevast in de bar van het hotel, luid brallend tussen pot en pint. Marcus Grönholm, de nieuwe wereldkampioen, is de eenvoud en minzaamheid zelve. En ex-wereldkampioen Didier Auriol komt je de maandag na de rally spontaan een hand geven als hij je herkent van die korte babbel in het assistentiepark.

Zo worden ze natuurlijk nooit echte vedetten. Meer zelfs, in het selecte clubje van toprijders leeft een ongeschreven wet van fair play. Een erecode die Richard Burns, jonge Brit én coming man in het wereldkampioenschap, vorig jaar in Australië overtrad. Hij veinsde een probleem en liet opzettelijk de voorband leeglopen. Zou wou hij tijd winnen om niet als eerste in de volgende snelheidsrit te moeten starten. Op onverharde parcours als dat van Australië kan het inderdaad een nadeel zijn om als eerste te starten omdat dan nog geen sporen in het wegdek getrokken zijn. De collega’s namen het Burns zeer kwalijk. Tijdens de seizoensafsluiter in Wales, de rally van Groot-Brittannië, werd gefluisterd dat zowel Mäkinen, Auriol, Sainz als McRae er alles aan zouden doen om Grönholm en niet Burns aan de wereldtitel te helpen. Want Burns ligt niet goed in het gezellige rallywereldje.

Ook Freddy Loix, drie jaar geleden aangekondigd als toekomstig wereldkampioen, is niet zo populair meer. De voorbije twee seizoenen bracht de Limburger er immers niets van terecht. Hij reed van de ene crash naar het andere technische probleem. Maar hij worstelde vooral met een Mitsubishi Carisma WRC die rond wereldkampioen Tommi Mäkinen werd gebouwd en intrinsiek onverenigbaar is met z’n Belgische rijstijl.

Voor buitenlandse journalisten, die Loix nochtans bejubelden toen hij drie jaar geleden in Portugal en Catalonië iedereen op een hoopje reed, is het een mysterie dat de Belg zijn zitje bij Mitsubishi wist te behouden, dat sigarettenfabrikant Marlboro in de nu dertigjarige Belg wil blijven investeren. Misschien is Loix in de ‘jongere garde’ wel de laatste telg van de échte rallyfamilie: rauw en ongetemperd talent in de armen, maar zo nonchalant. Als hij in de rally van Groot-Brittannië zijn auto al na amper vijf minuten tot schroot rijdt, ontvangt hij de Belgische pers met de oneliner j’ai glissé chef. Een zin die hij heeft gepikt uit een historische Franse klucht waarin een klunzige soldaat voortdurend uitglijdt. Leuk en ook wel vertederend, maar niet wat van een fabrieksrijder bij het topteam Mitsubishi wordt verwacht. En er wordt dit jaar véél van Loix verwacht. Zijn derde seizoen als volwaardig WK-rijder mag geen derde afknapper worden. De nieuwe Mitsubishi, een auto die wél bij Loix’ rijstijl zou moeten passen, komt er pas als het seizoen al voor twee derden voorbij is.

In Monte Carlo begint straks dus weer een moeilijk seizoen voor de Limburger. Benieuwd welke oneliners dat deze keer zal opleveren.

Jo Bossuyt

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content