België blijft een gegeerd land voor Congolezen. Zelfs ministervrouwen overtreden de visumregels om toch maar niet terug te moeten keren. Congo, daarentegen, valt in de smaak van dubieuze Belgische zakenlui.

De directeur van de spoorwegen in de Congolese mijnprovincie Katanga had een probleem. Een groot probleem! Hij kon er niet over zwijgen.

Zijn probleem was niet dat het spoornetwerk in zijn land een ruïne is. Noch dat het naar schatting 1 miljoen euro per kilometer zal kosten om het weer normaal te laten functioneren. Evenmin dat de weinige treinen die nog rijden een gemiddelde snelheid van slechts 16 kilometer per uur halen. Of dat de tienduizenden spoorarbeiders al meer dan anderhalf jaar lang geen loon meer kregen, en dat er geen geld is om pensioenen te betalen. Hij bleek er niet wakker van te liggen dat de opbrengst van naar schatting negen van de tien per spoor vervoerde ladingen niet in de boekhouding van de spoorwegmaatschappij terechtkomt, maar in de zak van bestuurders. Treinbegeleiders drukken en verkopen tegenwoordig hun eigen tickets.

Nee, ’s mans probleem was dat hij geen visum voor België kreeg. ‘Muzikanten en voetballers krijgen probleemloos een visum, maar intellectuelen zoals ik niet’, sakkerde hij. ‘Terwijl ik naar Antwerpen moet om een contract te regelen met een bedrijf dat wil investeren in het Congolese spoor. Als ik niet kan gaan, zijn we dat geld kwijt.’

Het feit dat de man zijn aanvraag in Congo’s hoofdstad Kinshasa deed, en niet in de Katangese provinciehoofdstad Lubumbashi, waar een nochtans meer dan behoorlijk functionerende Belgische consulaire vertegenwoordiging gestationeerd is, wekte argwaan.

Zijn gescherm met investeerders die zouden afhaken, klonk weinig overtuigend. Dikwijls is het omgekeerd. Willen Belgische investeerders geld pompen in Congolese infrastructuurwerken, maar zijn het de Congolezen die op de rem staan. Zoals in Matadi, een mooi in een brede bocht van de Congostroom gelegen stad, met een haven kleiner dan die van Brussel waarlangs een groot deel van het immense land (meer dan tachtig keer België) bevoorraad moet worden. De haven verzet maandelijks ongeveer 120.000 ton goederen – ter vergelijking: in Antwerpen komen containerschepen aan die op zichzelf al dat gewicht vervoeren.

Het Antwerpse havenbedrijf is al drie jaar aan de slag om te proberen de haven van Matadi wat op te lappen. Een vreselijk werk, want de chaos is groot. En er is veel tegenwind. De havenautoriteiten willen niet-functionerende kranen niet herstellen, want nu kunnen ze boten langer in de haven laten liggen, wat liggeld opbrengt dat ze zelf in handen krijgen. Er wordt geen haast gemaakt met het transporteren van containers, en klanten die komen klagen kunnen hun container vervroegd geleverd zien, weliswaar na betaling van een ‘losgeld’ van ongeveer 80 euro per container die verplaatst moet worden om het gevraagde stuk te kunnen vinden. Niet zelden wordt een container eerst ‘verstopt’ voor er aan verplaatsen wordt gedacht. De geldstroom die uit dat gesjacher voortkomt, vloeit naar verluidt via de havenadministratie en het Nationaal Bureau voor het Transport helemaal tot bij de top.

GOEDGELOVIGE BLANKE MANNEN

Ook de gouverneur van de provincie Bas-Congo, wiens residentie in Matadi ligt, zat met iets op zijn lever toen hij een belangrijke Belgische delegatie op bezoek kreeg. Hij wilde eerst weten hoe het zat met de visumaanvraag van zijn zoon. Pas daarna wilde hij over de haven praten.

Het is een mythe dat alleen arme Congolezen naar België willen komen en problemen hebben om aan een visum te raken. Zelfs rijkere Congolezen hebben het niet altijd gemakkelijk. Sommige Congolese topambtenaren verdienen verhoudingsgewijs veel geld, maar ze geven ook veel uit, bijvoorbeeld om hun vele kinderen op een convenabele manier naar school te sturen. Degelijk onderwijs in Congo is privéonderwijs, en dat is peperduur, hoewel goed voor het prestige. De meest voor de hand liggende oplossing is: de kinderen in België naar school sturen, want daar is goed onderwijs gratis.

Er zijn verschillende circuits geënt geraakt op dit streven, en op de wetenschap dat een kind, eens het met het vliegtuig vertrokken is, niet zomaar teruggestuurd kan worden, in tegenstelling tot een volwassen Congolees die op de luchthaven van Zaventem met valse papieren betrapt wordt. Dat is een voortvloeisel van de zaak-Tabita: een vijfjarig Congolees meisje dat in 2002 zomaar uit Zaventem werd teruggestuurd zonder dat er iemand was om haar in Kinshasa op te vangen. Nu krijgen niet-begeleide minderjarigen die in ons land aankomen, automatisch een juridische voogd om hen door de rompslomp van paperassen te loodsen.

Dat is de Congolezen niet ontgaan. Er zijn machthebbers die met veel uiterlijk vertoon van lijfwachten proberen om via de vipruimte van de internationale luchthaven Ndjili tot bij het vliegtuig te komen en hun kinderen met valse documenten aan boord te laten gaan.

In Antwerpen bestaat er een systeem, waarbij een Congolees zogezegd zijn eigen kinderen wil laten overkomen in het kader van een gezinshereniging, maar op de paspoorten die hij krijgt komen de foto’s van andere kinderen. De ouders van kinderen in Kinshasa betalen 7500 euro per document – een som die is terugverdiend als er twee jaar schoolgeld kan worden bespaard. De fraude kwam aan het licht toen een argwanende werknemer van een luchtvaartmaatschappij in Ndjili twee doodsbange kinderen ondervroeg over Antwerpen en hun vader.

Alle middelen zijn goed voor Congolezen om ons land binnen te raken. Toen in de herfst van 2004 280 Congolese officieren een opleiding van het Belgisch leger kregen in de kazerne van Elsenborn, verdwenen er prompt zestien. Om meer problemen te voorkomen, werd de rest voortijdig terug naar Congo gevlogen. Achteraf zijn in Kinshasa Congolese militairen opgepakt, omdat ze ‘plaatsen’ verkocht zouden hebben. Van de zestien deserteurs is er overigens nog maar één teruggevonden, in Zweden, waar hij asiel had aangevraagd.

Goedgelovige blanke mannen zijn ook een gegeerde target, hoewel onze ambassade in Kinshasa héél voorzichtig geworden is met visa voor vriendinnetjes sinds de Congolese ‘verloofde’ van een personeelslid van de ambassade een paar jaar geleden na een vakantie in België de dag voor de terugreis spoorloos verdween.

Onlangs nog misbruikte een Belg in Kinshasa, die al jaren pretendeert iets nuttigs te doen in het regenwoud maar die de mislukkingen opstapelt, zijn bevoorrechte contacten om een visum los te weken voor een van zijn hoertjes, waarna het meisje, nadat ze zich nog eens goed had laten verwennen, tot zijn ontzetting de dag voor ze terug zouden reizen onderdook in de Brusselse Matonge-wijk, die vol Congolezen zit.

ONBETAALDE ZIEKENHUISFACTUREN

Zelfs hooggeplaatste Congolezen proberen allerhande manoeuvres uit. Er zijn mannen die hun vrouw en/of kinderen voor een medische behandeling naar ons land sturen, waarna de Belgische autoriteiten opgezadeld raken met niet-betaalde ziekenhuisfacturen (vooral het Erasmus-Ziekenhuis van de Franstalige Brusselse universiteit stapelt de onbezorgbare rekeningen op). In België ziek worden is een door Congolezen veel gebruikt trucje om niet terug te hoeven keren.

De Belgische autoriteiten zitten zeer verveeld met de Congolese minister van Defensie, Adolphe Onusumba, die met zijn 26-jarige echtgenote naar ons land kwam, waarna de dame weigerde om terug te vliegen. Het was minister van Defensie André Flahaut (PS) zelf die druk had uitgeoefend op onze ambassade in Kinshasa om de dame aan een visum te helpen, zodat ze haar man kon vergezellen toen die vorig jaar het defilé van 21 juli wenste bij te wonen.

Mevrouw vroeg na verloop van tijd ‘om medische redenen’ een verlenging van haar visum. De Dienst Vreemdelingenzaken van het ministerie van Binnenlandse Zaken stond dat toe, omdat ze zwanger was. Ze beviel op 3 oktober, en vroeg nadien een nieuwe verlenging aan, maar die werd geweigerd. Onusumba schakelde opnieuw het kabinet van Flahaut in ‘om iets te doen aan zijn vrouw die blijkbaar al goed in ons land geacclimatiseerd is’.

Op Binnenlandse Zaken schijnt niemand te weten of de dame nog in België is, op Landsverdediging gaan ze ervan uit dat ze vertrokken is.

Congolezen staan op de tweede plaats in de hitparade van asielaanvragen in ons land (na de Russen, maar met een grote voorsprong op het nummer drie). Elke maand vragen gemiddeld honderd Congolezen asiel aan. De meesten van hen zijn per vliegtuig hierheen gekomen, want de weg over land of over zee is heel moeilijk en gevaarlijk.

‘Door de lucht hebben ze twee opties’, zegt directeur-generaal Freddy Roosemont van de Dienst Vreemdelingenzaken. ‘Ze komen binnen met een paspoort met geldig visum, of ze gebruiken de documenten van iemand op wie ze vaag lijken, de zogenaamde lookalikes, een praktijk die sinds een jaar of twee in zwang is. Wij zien natuurlijk alleen de mislukte gevallen, maar we vermoeden dat het vrij vaak lukt.’

Hoeveel Congolezen blijven na het verstrijken van hun visum in ons land plakken?

FREDDY ROOSEMONT: Daar kunnen we moeilijk een cijfer op plakken. In het kader van de Schengenakkoorden vliegen mensen niet noodzakelijk via dezelfde luchthaven weer naar huis, en dus is er geen sluitende uitgangscontrole. Daarenboven vermelden mensen die asiel aanvragen zelden dat ze een paspoort hebben – ze geven dikwijls zelfs een andere identiteit op. Het gebeurt wel dat mensen die zaterdag met een tijdelijk visum aangekomen zijn, ’s maandags al bij ons komen aankloppen. Maar we hebben een paar jaar geleden de test gedaan, en toen bleek dat slechts 6 procent van de Congolezen met een Belgisch visum hier asiel aanvraagt. Mensen die met een Belgisch visum binnenkomen, trekken meestal naar Frankrijk voor een asielaanvraag, en omgekeerd. Zo zijn ze moeilijker op te sporen.

Wordt er gezocht naar ondergedoken mensen die niet terugkeren?

ROOSEMONT: Niet per definitie, omdat we niet gemakkelijk te weten komen wie er niet is teruggekeerd. Meestal moeten visumaanvragers een persoon opgeven die borg voor hen staat, met financiële en morele verplichtingen, en die kunnen we eventueel traceren. We vragen soms wel eens aan de ambassades om te checken wie er is teruggekeerd. Maar mensen die hier onderduiken, moeten vroeg of laat toch boven water komen om een aanvraag voor een verblijfsvergunning in te dienen. Volledig illegaal blijven rondhangen, is niet zo evident.

Van de zestien in 2004 verdwenen Congolese militairen is er maar één teruggevonden?

ROOSEMONT: Inderdaad, een man die in Zweden asiel had aangevraagd, en die naar ons land is doorverwezen omdat hij hier al geregistreerd stond. Er bestaat een internationale databank (het Eurodac-systeem) waarin sinds 2003 alle asielaanvragers uit de aangesloten landen opgeslagen zitten. Elke maand krijgen wij ongeveer tweehonderd hits: mensen die hier een asielaanvraag indienen maar die dat eerder al eens in een ander land probeerden. We sturen ze dan terug naar het land waar ze hun eerste aanvraag deden.

Voor kinderen lijkt de regeling na de affaire-Tabita te zijn versoepeld?

ROOSEMONT: Na de zaak-Tabita is er op het ministerie van Justitie een voogdijdienst opgericht, die alle minderjarigen die asiel aanvragen een begeleider toewijst: een advocaat of maatschappelijk werker, bijvoorbeeld, die het kind vertegenwoordigt bij de procedures. Maar het aantal gevallen van minderjarige asielzoekers is héél beperkt, omdat de luchtvaartmaatschappijen heel voorzichtig geworden zijn. Mensen die hier illegaal arriveren, kunnen hen veel geld kosten, want ze kunnen opdraaien voor de kosten van opvang en repatriëring. Ze hebben er dus alle baat bij om heel secuur te werk te gaan.

DIRK DRAULANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content