Rozen verwelken, scheepjes vergaan… Iemand zei ‘poëziealbums’ en op slag lagen ze in mijn hand, vierkante, rode schriften waarin je klasgenootjes tekeningen liet maken en kwatrijnen schrijven. Er waren codes, herinnerde ik me vaag, nette kinderen schreven nette kwatrijnen, schalkse kinderen schalkse, en sommigen wisten helemaal niks te verzinnen. Mijn moeder en vader kopieerden geduldig illustraties uit de Simon-en-Saartje kinderboeken en verzonnen er vrije verzen bij over de ijskar die langskwam. Met gezelliaanse klankrijkdom. ‘Het is voor de erfgoeddag,’ legde de persoon uit die deze ader van het verleden had blootgelegd, ‘we hebben als thema poëziealbums gekozen en nu komen er mensen langs op het Rijksarchief die hier anders niet zouden passeren, het onderwerp maakt veel los.’

Ik zag mijn oude poëziealbums voor me, ik wist wel zeker dat ze op de onderste plank van de boekenkast in de woonkamer lagen, tussen fotoalbums, Lannoo’s Jeugdencyclopedie en alle rare sciencefictionboeken die ik ooit las. C. J. Cherryh, Poort van Ivrel. Wat zou er gebeuren wanneer ik ze opnieuw doorbladerde? Ongetwijfeld zou blijken dat ik schijnbaar intense banden onderhield met kinderen die ik me niet herinner, hoewel mijn moeder ze wellicht nog zal kunnen aanwijzen op een klasfoto. Daar staan we dan, op de speelplaats in de zon, zestien sprietige scholiertjes in de volle vestimentaire glorie van de jaren zeventig. Drie leerjaren in een klas. ‘Ja,’ vertelde de archivaris, ‘één man zei dat hij verbluft was, zijn poëziealbum stond vol Vlaams-nationalistische verzen, hij had met die sfeer niets meer te maken maar blijkbaar hoorde dat toen zo, in de jeugdbeweging.’ Ik leidde eruit af dat poëziealbums in de loop der tijden steeds jonger werden. Vlaams-nationalistische verzen waren duidelijk iets voor doorgeschoten tieners die eigenlijk niet meer in korte broek hoorden rond te lopen, terwijl wij vanaf ons zesde levensjaar met viltstift en versmaat aan de slag gingen. En er rond ons tiende mee ophielden. ‘U zou ook iets met dagboeken kunnen doen’, dacht ik hardop. ‘Ja,’ antwoordde hij, ‘in Italië is er een nationaal archief voor dagboeken -‘ – ‘Ja, nu u het zegt, ik was in Italië toen dat opgericht werd, heb er toen op het nieuws over gehoord, er werd iets voorgelezen uit het dagboek van een boer die heel zorgzaam noteerde welke koeien ziek waren en hoe hij ’s nachts opbleef om ze te verzorgen, dat vond ik ontroerend.’ – ‘Het is misschien een idee voor een volgende keer’, besloot hij.

Het dagboek van een vroedvrouw uit de achttiende eeuw, die bij nacht en ontij naar een moeilijke bevalling werd gehaald, de uitgeputte moeder liet rusten, wijn drinken, daarna de stuitligging van de baby met de hand corrigeerde en het leven van moeder en boreling redde. Bij kaarslicht. Het dagboek van een pastoor in Minderhout in 1648, de jongste broer van Antoon Van Dyck. De dagboeken van Virginia Woolf. Ik houd meer van andermans dagboeken dan van de mijne. Hoe ouder de mijne zijn, hoe meer ze me beschamen. Het lijkt me beter om ze ooit, in de verre toekomst, nog eenmaal te lezen en dan te verbranden. Tenzij ik in die verre toekomst van alle ijdelheid verlost zou zijn, en denken dat ook de banaalste waarheid haar rechten heeft. Bovendien, wie weet wat er in een archief belandt en hoe lang het er zal verblijven? De instorting van het archief van Keulen ligt nog vers in het geheugen. In elk geval biedt een archief een tijdsperspectief; een erfgoeddag heeft meer iets van een kermis, waaraan ik nooit echt persoonlijke zaken zou toevertrouwen.

Stond er in een van die poëziealbums ook geen schalks kwatrijn van mijn favoriete nichtje? Ik opende de boekenkast, zakte door mijn knieën, staarde naar de onderste plank. Ze lagen er niet.

Leen Huet (42) woont in Leuven en leeft enigszins tot haar eigen verbazing van lezen en schrijven.

door Leen Huet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content