Wat er 5 jaar na de Brusselse terreur (niet) veranderd is: ‘Met preventie win je geen verkiezingen’

Nidhi Chaphekar overleeft de aanslag als bij wonder: de foto van de zwaargewonde Indiase stewardess (rechts) gaat de wereld rond. © iStock

In het beklijvende boek Bommen in Brussel zoeken arts Tine Gregoor en Knack-journaliste Joanie de Rijke naar antwoorden op de vragen die hen sinds de aanslagen in Zaventem en Brussel van 22 maart 2016 bezighouden. Zoals: hoe kijkt de Staatsveiligheid na bijna vijf jaar op die aanslagen terug? En welke lessen zijn er inmiddels getrokken? Een voorpublicatie.

Jaak Raes, administrateur-generaal van de Staatsveiligheid, was die ochtend van 22 maart zelf op weg naar de luchthaven. ‘Ik had afgesproken met een medewerker aan de koffieshop in de vertrekhal, waar de eerste bom ontplofte. Ik denk er telkens opnieuw aan als ik in de vertrekhal ben. Mijn vrouw zal het misschien niet opmerken maar ik wel. Op de plek voor Starbucks zie je dat sommige tegels meer blinken dan andere. Ze werden vervangen na de aanslagen. Het doet me steeds weer beseffen dat je niet aan je lot kunt ontkomen. Ik had er evengoed bij kunnen zijn.’

Raes rijdt die morgen niet door naar de luchthaven. Hij wordt meteen verwacht in het Belgische crisiscentrum waar hij ruim elf jaar algemeen directeur was voor hij naar de Staatsveiligheid overstapte. ‘Meteen spoken alle vragen door je hoofd. Hebben we iets over het hoofd gezien? Was meneer X of Y gedetineerd of op vrije voeten? Hadden we mensen op de radar gehad die we kortstondig uit het oog waren verloren? Was dit misschien een uitloper van de verijdelde aanslag in Verviers, waar in januari 2015 op onze aanwijzingen arrestaties waren verricht? (Het kwam daarbij tot een vuurgevecht tussen de politie en jihadistische terroristen, nvdr) Waren we door binnen- of buitenlandse diensten op de hoogte gesteld dat dit een mogelijk scenario kon zijn? Het antwoord was telkens: nee, we hebben niets gemist.’

22 maart 2016. Om 7.58 uur ontploffen kort na elkaar twee bommen in Brussels Airport.
22 maart 2016. Om 7.58 uur ontploffen kort na elkaar twee bommen in Brussels Airport.© Belga

Hij kon en kan zichzelf recht in de spiegel aankijken, beklemtoont de topman van de inlichtingendienst. ‘Maar uiteraard voel je je enorm betrokken. Je maakt deel uit van het staatsapparaat dat wordt geacht de dreiging te verminderen. En dan gebeurt dit. Je blijft professioneel, je doet wat je moet doen maar toen ik de beelden zag van de metro in Maalbeek ben ik mentaal door de knieën gegaan. De beelden waren gemaakt met een smartphone. Dat stilstaande metrotoestel, de rook, het schijnsel van de binnenverlichting van de metro in de donkere tunnel… En dan een kind dat begint te schreeuwen, kreunende mensen. Mensen van vlees en bloed. Je beseft dat het niet langer een ver-van-ons-bedshow is. Het gebeurde hier, nog geen vijfhonderd meter van onze deur. Dichter kon niet.’

Uiteindelijk werden in Zaventem 15 doden geteld. Over het aantal gewonden is geen officieel cijfer, maar het zijn er meer dan 250.
Uiteindelijk werden in Zaventem 15 doden geteld. Over het aantal gewonden is geen officieel cijfer, maar het zijn er meer dan 250.© BelgaImage

‘Op zo’n moment slaat de twijfel opnieuw toe. Hadden we echt niets gemist? (…) Nee, was het antwoord. Wat doe je vervolgens? Opnieuw: professioneel blijven, massa’s informatie verwerken, gecoördineerde beslissingen nemen, orde houden, het hoofd koel houden, bedachtzaam zijn, alert zijn op de mogelijkheid van een volgende aanslag. Het was gigantisch veel maar het was mijn verantwoordelijkheid.’

***

België was in shock, de angst was alomtegenwoordig. Maar zoals overal ter wereld na een aanslag of natuurramp ging het leven al heel snel weer zijn gewone gang. Nadat de schade op de luchthaven was hersteld, liep het er binnen de kortste keren weer vol. Ook het aantal mensen dat de metro gebruikte, nam algauw weer dezelfde proportie aan als voorheen. ‘De terroristen zijn niet in hun opzet geslaagd om de onzekerheid en angst te laten primeren’, beaamt Raes.

Maar is er na de aanslagen ook werkelijk structureel vooruitgang geboekt in de strijd tegen terreur? ‘Ik vind van wel’, reageert hij. ‘Die vooruitgang is tot op de dag van vandaag voelbaar, we hebben vooral geleerd om informatie over terrorisme systematischer te delen met andere actoren uit de veiligheidsketen en we hebben lessen getrokken uit de aanpak van andere landen die met terreur te maken hebben. Het Joint Information Center dat direct uit de parlementaire commissie is voortgevloeid, blijkt een systeem dat werkt. Je moet je informatie meteen op tafel gooien, samenzitten en vervolgens zorgen dat er iets mee gedaan wordt. Dat gebeurt dan weer via het Joint Decision Center. We evalueren het systeem regelmatig, en ik kan niet anders concluderen dan dat het werkt.’

Ruim een uur na de eerste explosie in Zaventem, om 9.11 uur, ontploft een bom in een metrotoestel nabij halte Maalbeek.
Ruim een uur na de eerste explosie in Zaventem, om 9.11 uur, ontploft een bom in een metrotoestel nabij halte Maalbeek.© BelgaImage

De bevoegdheden van de civiele inlichtingendienst zijn sinds 2016 herschikt, niet verruimd. Telefoons tappen, mensen volgen, iemands post onderscheppen en openen, het gebeurt in een aantal gevallen sneller dan vroeger het geval was. Daarnaast zijn er meer budgetten vrijgemaakt voor de veiligheidsdiensten.

‘Veel mensen zullen zich nog herinneren wat ik destijds zei tegen de voorzitter van de parlementaire onderzoekscommissie, Patrick Dewael (Open VLD): dat het budget voor de opruiming van zwerfvuil in de parken van Vlaanderen even groot was als het budget voor de veiligheid, namelijk 50 miljoen euro. Die uitspraak trok de aandacht, waarna de betrokken diensten meer centen hebben gekregen. Dat extra geld heeft zeker een effect gehad.’

De nieuwe regering die in oktober 2020 van start ging, beloofde eveneens meer geld en meer middelen voor de Staatsveiligheid. ‘De diensten moeten full force kunnen gaan’, sprak minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD).

‘We zitten met een gigantische vraag naar budgetten en personeel’, stelt Raes. ‘Ons budget moet verdrievoudigd worden en het aantal personeelsleden verdubbeld. Dat is niet zomaar te regelen, ik zou al heel tevreden zijn als er een groeipad wordt gevolgd om die doelstellingen op termijn te realiseren. We baseren de cijfers op soortgelijke inlichtingendiensten in Europa. Zoals die van Denemarken bijvoorbeeld. Dat is ook een kleine dienst maar ze hebben daar geen Europese instellingen of NAVO, die toch een zekere aantrekkingskracht hebben op terroristen. Desalniettemin werken er in Denemarken twee keer zoveel mensen als bij ons.’ (Bij de Belgische Staatsveiligheid zijn ongeveer zeshonderd mensen in dienst, evenveel als bij de militaire inlichtingendienst.)

23 maart 2016. OCAD-topman Paul Van Tigchelt geeft tekst en uitleg op een persconferentie.
23 maart 2016. OCAD-topman Paul Van Tigchelt geeft tekst en uitleg op een persconferentie.© GettyImages

Het risico op aanslagen is dan ook groter in Brussel, meent Raes. ‘Brussel is na Washington D.C. de stad met het hoogste aantal diplomatieke vertegenwoordigers ter wereld. Dat maakt ons kwetsbaar en daar mogen we best wat serieuzer mee omgaan. Staatshoofden en regeringsleiders vergaderen regelmatig in Brussel, we betekenen dus iets in Europa. Het is een gigantische last om dit soort zaken veilig te laten verlopen, daarom moet in de nodige middelen worden voorzien. Maar daar is België nooit goed in geweest. We minimaliseren de inspanningen van onze staatsinstellingen en als die instellingen dan ook nog geld kosten, is het helemaal niet goed. Daar is een dienst als de onze de dupe van.’

Een dag na de aanslagen brengen medewerkers van Brussels Airport en hulpverleners een eerbetoon aan de slachtoffers.
Een dag na de aanslagen brengen medewerkers van Brussels Airport en hulpverleners een eerbetoon aan de slachtoffers.© Reuters

De kruispuntbank voor de veiligheid is er anno 2020 nog altijd niet. Waarom niet, vragen we.

‘De overheid kende middelen toe door middel van de Interdepartementale Terro-enveloppe of IDP, een enveloppe die na de aanslagen is toegekend aan verschillende veiligheidsdiensten’, zegt Raes. ‘Een groot deel van het geld werd gebruikt om ons verouderde informaticasysteem te upgraden. Niet alle diensten waren klaar om tot zo’n databank over te gaan en moesten dus elk hun eigen analyse maken van wat ze nodig hadden. Op dit moment is er nog altijd geen enkele dienst die zich bezighoudt met terrorismebestrijding klaar om een kruispuntdatabank te maken. Omdat de middelen daarvoor uitblijven. Daarom staat die kruispuntbank nog altijd niet op poten.’

***

Thomas Renard, terreurexpert aan het Belgische Egmontinstituut (het Koninklijk Instituut voor Internationale Betrekkingen), zei het al in 2017 en herhaalt het in december 2020: ‘Zelfs de landen met de beste veiligheids- en inlichtingendiensten ter wereld hebben te maken gehad met terreuraanslagen. Kijk naar de VS, Groot-Brittannië of Frankrijk. Geen enkel land is immuun voor terreur.’ Ook vandaag niet. ‘Nu zeggen de Amerikanen dat de slagkracht van IS op de grond gebroken is, maar ik zeg dat het ideeëngoed zal overleven. Dat heeft niets te maken met boots on the ground. De radicalisering ontstaat vanuit een gevoel van machteloosheid, van sociale distorsie, van het gevoel niet te hebben wat anderen hebben – die mooie wagen en schitterende vriendin: men wil me niet erkennen in deze maatschappij, dus ik zet me ertegen af en zal de waarde die ze symboliseert vernietigen.’

Jaak Raes, administrateur-generaal van de Staatsveiligheid: 'Hadden we echt niets gemist? Nee, was het antwoord.'
Jaak Raes, administrateur-generaal van de Staatsveiligheid: ‘Hadden we echt niets gemist? Nee, was het antwoord.’© BelgaImage

Die dynamiek is niet verdwenen, meent Jaak Raes. ‘En ik denk dat je dat ook niet zomaar uit de hoofden krijgt van geradicaliseerde jongeren die nog opgesloten zijn.’ Hij gelooft dan ook niet echt in deradicalisering. ‘Niet bij jonge mensen die geloven dat een goede moslim het belang van IS dient. Je kunt iemand niet deradicaliseren onder dwang, het moet vanuit de persoon zelf komen. Wat helpt is iemand in een andere instelling of leefomgeving plaatsen en zorgen voor een betere opvang in de maatschappij, een plan waarin een jongere voor zichzelf een nieuwe rol van betekenis ziet.’

***

Er is in België een gebrek aan preventie van radicalisering, meent Paul Van Tigchelt, die op de dag van de aanslagen net in functie was als directeur van het OCAD, het Coördinatiecentrum voor de Dreigingsanalyse (sinds oktober 2020 is hij adjunct-kabinetschef voor Justitie en Veiligheid bij minister Vincent Van Quickenborne, nvdr). ‘Er is weliswaar meer aandacht voor dan vroeger, maar wanneer is er genoeg preventie? Met preventie win je geen verkiezingen. Provocerend durf ik al eens te zeggen dat de strijd tegen terrorisme eerst en vooral een strijd voor een inclusieve samenleving is. Dat is een werk van lange adem, met onderwijs, samenlevingsopbouw enzovoort. Vaak worden de gevangenis en strafverzwaring als oplossingen gezien, maar het echte werk begint pas na de gevangenis, met re-integratie, resocialisatie. Dat vergeten we vaak, terwijl meer dan negentig procent van de gedetineerden ooit vrijkomt. Repressie is dikwijls niets meer dan symptoombestrijding. Nu, ik ben blij dat het nieuwe regeerakkoord voorziet in meer middelen voor politie en Justitie, maar het moet duidelijk zijn dat repressie alleen niet volstaat.’

Joanie de Rijke en Tine Gregoor, Bommen in Brussel. Vijf jaar na de aanslagen, Vrijdag, 224 blz., 20,99 euro.
Joanie de Rijke en Tine Gregoor, Bommen in Brussel. Vijf jaar na de aanslagen, Vrijdag, 224 blz., 20,99 euro.

Er zijn goede voorbeelden in het buitenland, weet hij. Zoals de Metropolitan Police in Londen, die inzet op preventie. ‘In België stoot het domein van preventie op de bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de gemeenschappen. Het is niet altijd duidelijk waar de federale bevoegdheden eindigen en die van de gemeenschappen beginnen. Toch hebben we met het Actieplan Radicalisme (Plan R) een goede, brede basis: veiligheids- en inlichtingendiensten, maar ook sociopreventieve diensten, het sociale middenveld en alle politieke niveaus werken vanuit een gemeenschappelijk kader samen om de juiste prioriteiten te stellen en aan vroegdetectie te doen.’

Maar ze moeten voorzichtig blijven, weet Van Tigchelt. ‘IS noch zijn ideologie is verdwenen. Er doet weliswaar minder propaganda de ronde maar de ideologie is zeker niet minder sterk. Bovendien bestaat de voedingsbodem voor radicalisering nog steeds. We moeten erover waken iedereen aan boord te houden. Radicalisering is immers ontevredenheid die gekaapt wordt door een ideologie, waardoor mensen zich afkeren van onze samenleving. Dit geldt trouwens voor alle extremistische groeperingen, zowel jihadistisch als rechts-extremistisch.’

Zijn persoonlijke aanvoelen is dat we opnieuw riskeren een generatie jongeren te verliezen: ‘Worden die jongeren allemaal terroristen? Nee, het kan ook op andere manieren mislopen. Kijk naar Brussel, of elders, waar een deel van de jeugd zich tegen de overheid keert door stenen te gooien naar politiemensen en brandweerwagens aan te vallen.’

De processen die bepaalde jongeren ertoe aanzetten om tot dergelijk geweld of vandalisme over te gaan, zijn misschien dezelfde als die sommigen onder hen in de armen van IS drijven, denkt hij. ‘Ik leg de klemtoon op processen, omdat we hier als samenleving moeten ingrijpen. Gaat het om discriminatie, kansarmoede, te weinig toekomst op de arbeidsmarkt? Die oorzaken moeten we identificeren om er vervolgens mee aan de slag te gaan, onder meer via samenlevingsopbouw.’

‘Zo werken we niet alleen preventief tegen terrorisme maar ook tegen criminele fenomenen. Iemand – ik weet niet meer wie – zei ooit dat het openen van een school neerkomt op het sluiten van een gevangenis. Dat is een prachtige uitspraak. Al blijft een snelle en efficiënte reactie van justitie natuurlijk ook een wezenlijk element van preventie.’

EX-MINISTER KOEN GEENS: ‘JE KUNT JE NIET TONEN ALS MENS, EN DAT IS HARD’

In een openhartige terugblik, opgetekend vlak voor het einde van zijn ambstermijn in september 2020, toont ex-minister van Justitie Koen Geens begrip voor de vele, door de auteurs verzamelde grieven van slachtoffers en nabestaanden. Een fragment.

Wat er 5 jaar na de Brusselse terreur (niet) veranderd is: 'Met preventie win je geen verkiezingen'
© IDAgency

‘Ik had er moeite mee dat wij, als politici, een toch wel afstandelijke houding moesten aannemen tegenover de slachtoffers en nabestaanden. Er werd ons gezegd dat niemand naar de begrafenissen moest gaan, want dat zou politieke recuperatie zijn. Ik begreep dat we elkaar daar niet moesten verdringen maar dat de overheid absoluut niet betrokken is geweest bij de begrafenissen, zelfs niet in stilte, dat vond ik verschrikkelijk. Je kunt je niet tonen als mens en dat is hard. Achteraf gezien hadden we dat anders moeten aanpakken.’

De relatie met de slachtofferverenigingen is later wel bijgestuurd maar de afstand van in het begin kun je nooit meer helemaal goedmaken, klinkt het bij de voormalige minister. Ook nu voelen veel slachtoffers zich nog altijd tekortgedaan door de overheid.

‘Ik heb daar onvoorstelbaar veel begrip en mededogen voor, de Belgische overheid heeft dat zeker niet perfect gedaan. Ik wil wel onderstrepen dat de medische zorg van de slachtoffers redelijk goed is verlopen. Maar de juridische nasleep, dat is een ander verhaal. België dacht dat het er goed aan had gedaan om in 2007 een aantal publieke en private organisaties te verplichten zich tegen terrorisme te verzekeren, een ongebruikelijke wetgeving in die tijd. In de meeste polissen in de wereld werd – en wordt – terrorisme uitgesloten.’

De Belgische staat dacht dan ook geen probleem te hebben omdat de MIVB en de luchthaven verzekerd waren tegen schadegevallen door terrorisme. ‘Maar de administratieve winkel van een verzekeringsmaatschappij vraagt veel tijd en aandacht, terwijl een slachtoffer met een trauma die niet kan opbrengen’, stelt Geens. De lange procedures hebben veel mensen boos gemaakt, beseft hij. (…) Er werd ook beslist dat een aantal slachtoffers recht had op een invaliditeitspensioen, gelijk aan een oorlogspensioen. ‘Het is de zorg en de administratieve poespas nadien die veel mensen kapot heeft gemaakt’, beseft Geens. ‘Zij waren getroffen, terwijl de aanslagen toch in de eerste plaats de staat wilden raken. Wanneer deze mensen dan ook nog niet op een adequate manier door de staat worden geholpen, is dat voor velen een brug te ver. Dat hebben we verkeerd ingeschat.’

‘Als minister van Justitie sta je midden in het vizier bij alle terreurincidenten. Je moet erdoor met je kabinet en al is het niets in vergelijking met wat de slachtoffers hebben meegemaakt, je bent er wel degelijk door aangeslagen. (…) Soms kun je niet uitleggen waarom iets gebeurd is. Je wéét wel waarom maar je kunt of mag het niet altijd zeggen. Leg dat maar eens uit aan de slachtoffers. In die zin is het een vreselijk vak. Daar verslijt je van, dat kan ik niet nog eens zes jaar doen. Hoe graag ook, ik kan het niet meer. Op menselijk vlak weegt het te zwaar.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content