Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

Op 12 september 1919 nam dichter D’Annunzio Fiume in om de stad in te lijven bij Italië. Zijn Belgische buitenlandminister Léon Kochnitzky keerde zich van hem af voor het vreemde avontuur in december 1920 eindigde. Fiume werd het Joegoslavische Rijeka.

FIUME was eind 1919 het trefpunt en het paradijs voor politieke heethoofden, warhoofden, malcontenten, echte en pseudo-revolutionairen, avonturiers, dromers, gokkers, smokkelaars en gangsters. Ze kwamen niet alleen uit Italië maar uit heel Europa. Sommigen bleven er enkele weken, hooguit een paar maanden rondhangen, anderen beleefden de hele soms dramatische, soms hilarische episode.

Veteranen van de Eerste Wereldoorlog en jonge Italianen die de oorlog hadden gemist maar toch deelgenoten in de actie wilden zijn, werden aangevuurd door de retoriek van de nationalist Gabriele d’Annunzio en landden in Fiume. Dichter Léon Kochnitzky, tijdens de Eerste Wereldoorlog omwille van zijn zwakke gezondheid door het Belgisch leger afgewezen, was niet uit op militaire glorie. Net als de futuristen E.F.T. Marinetti volgde D’Annunzio ook meende hij dat Fiume het eindpunt was van het oude Italië, van het vermolmde Europa en tegelijk de aanzet van iets nieuws. Al had Kochnitzky iets heel anders voor dan Marinetti, die in het fascistische kamp kantelde.

Waarom de Belg Kochnitzky naar Fiume trok, schreef hij in ?Le Bal des Ardents?. (Zijn relaas werd alleen in het Italiaans volledig gepubliceerd. Van de originele Franse tekst verschenen begin 1921 een tweetal hoofdstukken in het Belgische liberale tijdschrift Le Flambeau.)

?Ik bevond mij in een Toscaanse villa, bij een goede vriend, te midden van een prachtige tuin, toen op 20 september de gedachte bij me opkwam om naar Fiume te trekken. Uit zin voor avontuur ? Nieuwsgierigheid ? Het verlangen om een edel doel te dienen ? Om iets ongewoons mee te maken ? Om getuigenis af te leggen van mijn bewondering voor de held die zijn droom had waargemaakt ? Er was iets van dat alles in mij. Vijf jaar lang was het leven in het Westen als een pijnlijke nacht voorbijgetrokken. Alleen goud, ijzer en bloed was in die wereld nog van tel. Alles was te koop, alles werd verkocht. (…) All things are sold : the very light of heaven (Shelley). En plots lichtte een baken op aan de einder van de Adriatische Zee.?

ASTI SPUMANTE.

Toen Kochnitzky de stad binnensloop, wasFiume door de geallieerden van de rest van de wereld afgesloten. Het treinspoor vanuit Trieste bood de enige toegang. AlleenFiumezen mochten de stad in. Andere reizigers, zoals Kochnitzky, werden in Mattuglie-Abbazia op zo’n 9 kilometer van de stad uit de trein gehaald. Maar met de hulp van autochtonen in het geval van Kochnitzky een spoorwegbediende en een boy-scout geraakten de stoutmoedigsten toch voorbij de wachtposten.

De laatste kilometers deden Kochnitzky denken aan zijn vlucht vijf jaar eerder, naar Nederland. ?Een herfstavond ; kreupelhout ; velden ; de Kempen ; 1914. Uhlanen op de weg ; de stille vlucht ; Baarle-Nassau ; de Hollandse grens. Zij die daar passeerden, begrijpen mij.?

Bij zijn aankomst werd Kochnitzky meteen opgevangen door Giovanni Giurati, de kabinetschef van D’Annunzio en de latere secretaris-generaal van de fascistische partij. Hoewel zij ideologisch niets gemeen hadden, zou Kochnitzky naderhand toch steeds met emotie aan de man terugdenken. Nog geen vierentwintig uur na zijn aankomst was de Belg met D’Annunzio te gast op een diner van de bersaglieri.

In de loop van november hij werkte toen al op het secretariaat van D’Annunzio schreef hij in een brief aan dichter Fernand Séverin : ?Ik kom net terug van mijn tweeënveertigste banket, dronken van de asti spumante en de retoriek…?

De symbolische aanhechting van Fiume bij Italië na de santa entrata van D’Annunzio en zijn legionairs, was voor de Italianen en de geallieerden een hoogst vervelende zaak. De geallieerden beschouwden ze als een interne Italiaanse aangelegenheid en plaatsten de regering van Francesco Nitti voor haar verantwoordelijkheid. De Italiaanse overheid poogde ze dan weer voor te stellen als de farce van een stel fiumisten, een literair avontuur.

Alleen de inwoners namen de zaak bloedernstig. Toen enkele maanden eerder de Italiaanse troepen de stad hadden verlaten, was hun wereld ingestort. Volgens Kochnitzky speelden zich hartverscheurende taferelen af, ?recht uit Titus Livius en Francesco Guiccardini.? Vooral het vooruitzicht van een ordehandhaving door de Britten, met hun gewelddadige reputatie, zinde de Fiumezen niet. ?Men wist maar al te zeer wat dit betekende : al jaren handhaven Engelse troepen de orde op Cyprus, inCaïro, Gibraltar, Hongkong, Zanzibar.?

TUSSEN PIAZZA EN CORSO.

Dat Fiume Italiaans was, stond voor Kochnitzky buiten kijf. Dat moest ook blijken uit zijn beschrijving van de stad zoals hij die vond tijdens een wandeling tussen de Cantrida-versperring bij het binnenkomen vanuit Ronchi, en de Sussak-brug aan de andere kant. ?Daar, aan de overzijde van de Fiumararivier, ook Enco geheten, ligt de oriënt,? schreef Kochnitzky. ?Dat is Slavisch land, Europa voorbij. Een loopbrug van amper vijftien meter scheidt twee werelden. Getuigen daarvan niet alleen de Kroatische opschriften, ook de vorm van de huizen, de tred van de wandelaars, de markt en verderop het gebouw met de winkels boven elkaar die aan Turkse bazaars en de Gostinny Dvor in Petrograd doen denken. De 12.000 inwoners van Sussak zijn haast allemaal Kroaten. Is dat voldoende om er de 38.000 Italianen van Fiume aan op te offeren ??

Waarop Kochnitzky het beeld borstelde van de door en door Italiaanse citavecchia. ?Het openbare leven in Fiume speelt zich hier af, tussen de corso en de piazza Dante. Dat is nog zo’n Italiaanse gewoonte. Het is tussen de piazza en de corso dat in Italië liefdes, meesterwerken en revoluties ontstaan.? Volgens hem had de Amerikaanse president Woodrow Wilson zijn experts naar hier moeten sturen. ?Maar zouden zij het hebben begrepen,? zuchtte hij.

De Italiaanse regering was niet uit op een gewapende confrontatie met D’Annunzio en zijn manschappen. Al had premier Nitti de gezaghebbende generaal Pietro Badoglio naar Trieste gestuurd. Maar diens bedoeling was te beletten dat nog meer Italiaanse soldaten en officieren naar Fiume trokken. De opstandelingen daar en ?de Garibaldi van Fiume? gewapenderhand tot betere gedachten te brengen, daaraan viel, voorlopig, niet te denken. Badoglio besefte dat de overgrote meerderheid van het leger D’Annunzio steunde. Hij schreef dat met zoveel woorden in zijn rapporten aan de regering. Het kwam er voor hem op aan de bevoorrading van de stad te verstoren om de bezetters gaandeweg tot een compromis te dwingen.

Het werden moeizame onderhandelingen met de geallieerden, maar vooral met de Italiaanse regering, eerst van Nitti en wat later van diens opvolger Giovanni Giolitti. Want D’Annunzio maakte er geen geheim van : Fiume was slechts een etappe. Het einddoel van zijn campagne was Rome en de omverwerping van het regime. In een gloeiende brief aan Benito Mussolini, die veel verbale maar weinig materiële steun verleende aan de Fiume-expeditie, maakte D’Annunzio zijn ambities bekend en riep de fascistenleider op eindelijk uit zijn ?eeuwige siesta? te ontwaken en aan de slag te gaan. Mussolini haastte zich daarop naar Fiume om op de dichter in te praten, maar maakte geen aanstalten om een mars op Rome, laat staan een staatsgreep te wagen.

Op 22 november 1919, nadat hij zich in Fiume had geïnstalleerd, stuurde Kochnitzky, mogelijks op vraag van D’Annunzio, een confidentiële nota aan de Belgische minister van Buitenlandse Zaken, de liberaal Paul Hymans. Hij analyseerde daarin de politieke wanorde in Italië, de bezetting van Fiume, schetste de manier waarop de oorlog de grote industriële concerns buiten alle proporties had vetgemest en moedigde de Belgische regering aan niet langer de wormstekige regering-Nitti te steunen maar het kamp van D’Annunzio te kiezen.

In zijn nota kondigde Kochnitzky D’Annunzio’s ?mars op Rome? aan een project dat uiteindelijk pas in oktober 1922, door Mussolini en zijn fascisten, werd uitgevoerd. Doch net als de andere geallieerden bleven ook de Belgen de andere kant opkijken, terwijl de Italianen probeerden een snelle oplossing te vinden voor het probleem-Fiume.

Op 16 november ’19 hadden in Italië verkiezingen plaats. Ze waren desastreus voor de rechterzijde, vooral voor de fascisten en de nationalistische aanhang van D’Annunzio. De gematigde partijen triomfeerden.

Als om de Romeinse politieke wereld uit te dagen, had D’Annunzio samen met een zestigtal legionairs twee dagen voor de verkiezingen een symbolische raid georganiseerd op Zara (nu Zadar). Hij kreeg bij die onderneming zelfs de steun van de lokale Italiaanse gouverneur Enrico Millo. Die beloofde, tot ongenoegen van de regering in Rome, dat Dalmatië nooit zou worden opgegeven.

De verkiezingsuitslag maakte D’Annunzio echter duidelijk dat een mars op Rome en een militaire machtsgreep niet meteen voor morgen waren. Hij stuurde Giurati naar de Italiaanse hoofdstad om er met de regering te onderhandelen. Andere gezanten trokken naar Trieste, naar generaal Badoglio. Zowel de regering als Badoglio stemden in met een status van stadstaat met eigen bestuur voor Fiume, dat een Italiaans garnizoen binnen zijn muren zou legeren. Maar dan moest D’Annunzio wel de stad verlaten en die wilde koste wat het kost hoofd van de Nationale Raad van Fiume blijven.

D’Annunzio liet de zaak aanslepen. Al leek de lokale bevolking en zijn naaste medewerkers, zoals Giurati en militaire chef Carlo Reina, voor de voorliggende oplossing gewonnen. Maar de dichter wou niet wijken. Er zou eerst een volksraadpleging worden gehouden. Die had plaats op 18 december. Wanneer echter bleek dat een meerderheid zich achter het compromis schaarde, maakte D’Annunzio prompt een einde aan de stemverrichtingen.

Daags voor het referendum had Kochnitzky zijn ontslag ingediend als secretaris van D’Annunzio. Hij wou als buitenstaander niet meewerken aan tweedracht die de inwoners tegen elkaar opzette. ?Midden december was de sfeer in Fiume vertroebeld,? schreef hij in ?Le bal des Ardents?. ?Een groot deel van de bevolking weigerde de beloften van premier Nitti te geloven. De Nationale Raad daarentegen was bereid toe te geven. De legionairs waren zeer opgewonden ; onder hen liep het gerucht over de nakende komst van een Frans legercontingent. Tussendoor werd majoor Reina gearresteerd op een dwaze beschuldiging van hoogverraad uitgerekend de man die in Ronchi als eerste de zijde van D’Annunzio had gekozen.?

HEETHOOFDEN.

De waarheid was iets genuanceerder. Af en toe kreeg Kochnitzky het flink op de zenuwen van het patserige optreden van D’Annunzio. Bij hun eerste ontmoeting al, bij D’Annunzio’s vrouw Donna Maria, had Kochnitzky de aandrang gevoeld om dat devote moment te verstoren door iets oneerbiedigs te zeggen. ?Plots begreep ik het gevoelen van teleurstelling en oneerbiedigheid dat de jonge Heinrich Heine overviel de dag dat hij bij de tronende, belerende Goethe werd gebracht,? schreef hij.

Hij kreeg gaandeweg een hekel aan de nachtelijke optochten in Fiume, de plechtige ceremoniën waar de Comandante onvermijdelijk het woord voerde en telkens nieuwe en dure eden liet zweren. Hij vreesde, net als de anderen in Fiume, door de grootspraak en de gezwollen taal van D’Annunzio te worden aangestoken. ?Zal ik op een dag ook spreken van honderd twintig dagen en honderd twintig nachten in plaats van gewoon vier maanden ?? vroeg hij zich af.

Maar hij was ook geschokt door de willekeur van D’Annunzio. Eerder al was Marinetti de deur gewezen, ?wegen republikeinse agitatie?. De manier waarop de militaire chef Reina, omdat hij een voorstander was van het compromis met de Italiaanse overheid, als een verrader werd uitgewezen, stuitte hem tegen de borst. ?In werkelijkheid had Reina, eerst soldaat en dan pas diplomaat, tijdens de onderhandelingen met generaal Badoglio nooit kunnen vergeten dat hij tegen een militaire overste sprak,? legde Kochnitzky uit. Maar ook hij kreeg in de gaten dat D’Annunzio de gevangene dreigde te worden van het Comité voor Defensie waarin alle Fiumese heethoofden samenhokten.

Na zijn ontslag vertrok Kochnitzky naar Venetië : ?Het brutale contact met de werkelijkheid ; terug naar een leven van middelmatigheid en sleur, naar het pijnlijke gejammer van een ontgoocheld Europa. Venetië, onverschillig en kwijnend, scheen me plots zeer provinciaal. In het Danieli-hotel dansen ze ; de golfslag voert niets anders mee dan de groteske dreunen van een negerorkest aan boord van een yankee-kruiser. Untergang des Abendlandes ? Ik blijf hier niet… Ik ga overwinteren in Sicilië.?

Maar Kochnitzky had Venetië nog niet verlaten of hij kreeg een telegram : ?Kom terug, als je kan. Hier is het licht en het leven.? Getekend : Uw Gabriele d’Annunzio.

Even een omweg bij zijn vriend Alberto Luchini en weinig tijd later, in januari 1920 al, stond Kochnitzky opnieuw in Fiume. Vrijwel meteen werd hij door D’Annunzio aangesteld als hoofd van de dienst Externe Relaties, zeg maar minister van Buitenlandse Zaken. Hij kreeg de functie omdat zijn voorganger en vriend Ludovico Toeplitz de Grand Ry, zoon van één van D’Annunzio’s geldschieters, was belast met een diplomatieke missie naar Rome. Als minister van Buitenlandse Zaken werd Kochnitzky bijgestaan door een andere dichter, de Amerikaanse Dannunziaan Henry Furst.

In ?De vriendschap van een groot man?, verschenen in Le Flambeau, beschreef Kochnitzky de aparte sfeer in het gouvernementeel paleis. ?Drie uur in de morgen ; ik heb tot nu gewerkt met mijn trouwste medewerker, de Amerikaanse dichter Henry Furst. Ik neem de sleutel van mijn kantoor mee. We dalen de galmende trappen af. In de hoge antichambres werken officieren onder de portretten van hooghartige magnaten die op hen neerblikken. In de ruime maar slecht verlichte hal, tussen de zware eiken meubelen, waken schildwachten. Smyrnatapijten smoren hun stappen. Onder de trap, slapen de arditi, kriskras door elkaar, in hun mantels gerold. Waren ze zo niet, ces palais d’Italie où dormait l’Empereur ??

Kochnitzky schetste ook de appartementen van D’Annunzio. Want op elk moment van de dag had hij toegang tot in de kamer waar de dichter waakte. ?Wierook brandt in een bronzen kelk, twee theekleurige rozen ontbladeren in een kristallen kelk ; exquise chocoladebonbons in een zilveren kelk in de zomer geuren daar aardbeien. Het is beter dit alles te schrappen uit de artikelen die we naar de buitenwereld sturen. Zeg maar dat er wapens en trofeeën liggen ! Opengeslagen op de piano ligt de partituur van Pélléas. Op een pronktafeltje een exemplaar van de Pastor fido dat ooit aan Pietro Metastasio, de poeta cesareo, toebehoorde. Een schonkige ziel lacht allicht met de esthetische attributen die overal aanwezig zijn….?

COCAINE EN MUZIEK.

Er deden inderdaad pikante verhalen de ronde over het leven dat D’Annunzio in Fiume leidde. In een artikel ten behoeve van het Amerikaanse Hearst’s Magazine deed Kochnitzky zijn best om een ernstige, grimmige sfeer in Fiume op te roepen. De werkelijkheid was anders.

Er waren niet alleen de eindeloze optochten, feesten en banketten. De militaire discipline was op de duur volledig zoek. Soldaten en officieren hielden er allemaal minstens één lokale concubine op na. En dit naar het voorbeeld van D’Annunzio die niet alleen zijn maîtresse, de pianiste Luisa Baccara, had laten overkomen, maar die geregeld ook andere vriendinnen liet aanvoeren. Een van zijn medewerkers beschreef ?de defilé van vrouwen uit heel Europa? in het gouvernementeel paleis. Er liepen gaandeweg ook te veel officieren voor het aantal soldaten. ?En elke militair leek zijn eigen uniform te hebben ontworpen,? merkten Osbert en Sacheverell Sitwell op.

En er was het cocaïnegebruik van D’Annunzio, waarover Kochnitzky nooit repte. Dankzij de dichter van de Laudi floreerde de drugshandel in de Adriatische havenstad. Dit alles in afwachting van een oplossing voor het Fiumese probleem. Want eigenlijk wist D’Annunzio na het mislukte referendum niet meer hoe het met de stad voort moest.

De Italiaanse en internationale pers maakte grappen over de fiumese farce. Ook Mussolini zag geen brood meer in de zaak. De fascisten waren trouwens bezig met de eigen plannen.

Kochnitzky en zijn dienst spanden zich nochtans in om zo strijdvaardig mogelijk voor de dag te komen. Het was de Belg daarover is iedereen het eens die D’Annunzio het idee aanpraatte van de Liga van Fiume, een anti-Volkenbond, waarbij alle onderdrukten ter wereld konden aansluiten : Indiërs, Egyptenaren, negers en Indianen uit Californië, Ieren en Vlamingen… Kochnitzky had zelfs contact gezocht met de Sovjets, maar de Italiaanse communisten wantrouwden D’Annunzio. Sovjetleider Lenin zou naderhand de Italiaanse kameraden op de vingers tikken omdat ze de opstand van Fiume niet hadden gebruikt om de proletarische revolutie aan te steken.

In tal van publicaties over het fenomeen wordt Kochnitzky als een crypto-communist opgevoerd. Misschien was hij dat ook of minstens een fellow traveller. Vanuit Fiume zocht hij in ieder geval contact met de Clarté-groep rond de Franse schrijver en Sovjetagent Henri Barbusse. Na het avontuur deed Kochnitzky er alles aan om naar Rusland te reizen. Dat lukte finaal, in 1924, in opdracht van La Nation Belge. Hij ontmoette er kopstukken van het regime zoals Anatoli Lunacharsky. Het was tijdens die reis dat volkscommissaris voor Buitenlandse Zaken Georgi Tsjitsjerin hem plots toevertrouwde : ?Wat spijtig dat Charles Woeste dood is, want met Emile Vandervelde valt echt niet te praten.? Na zijn terugkeer uit de Sovjetunie was hij definitief genezen van het communisme en zou hij zich, samen met voortrekkers als Don Luigi Sturzo en pater Georges Rutten, aan het christen-democratische gedachtengoed wijden.

Soms steunde D’Annunzio de idee van de Liga van Fiume, dan weer niet. Nu en dan was hij een sovjetachtig experiment niet ongenegen. Maar, zoals één van zijn medewerkers achteraf toegaf, D’Annunzio was te wispelturig om zich tot het uiterste achter één politiek idee te zetten.

Hoe dan ook, het werd zelfs voor de dichter stilaan duidelijk dat Fiume nooit bij Italië zou worden aangehecht. Toch liet hij zich uitroepen tot Regent van Carnaro Carnaro, nu Kvarner, was de Golf van Fiume. En hij schreef een grondwet, het Charter van Carnaro. Het laatste hoofdstuk van dit weinig banale werkstuk was geheel gewijd aan de muziek, ?de religieuze en sociale instelling van het regentschap van Carnaro.?

Muziek beheerste een groot deel van D’Annunzio’s activiteiten in Fiume. Als de legionaires al niet verplicht werden te luisteren naar het delicate pianospel van Luisa Baccara, werd de legendarische dirigent Arturo Toscanini met heel zijn orkest naar de stad gehaald. Ten behoeve van de musici werden tussen de concerten door militaire exercities gehouden. Er werd dan flink over en weer geschoten en met granaten gegooid. Volgens de Sitwells, die het beleefden, geraakten een vijftal muzikanten van Toscanini zo enthousiast dat ze hun instrumenten lieten vallen, zich in het strijdgewoel mengden en mee de loopgrachten bestormden.

Intussen werd ver van de kermis in Fiume voort onderhandeld met de regering, de geallieerden en… de Joegoslaven. Want zowel Nitti als zijn opvolger Giolitti vonden dat ook met hen moest worden gepraat.

RAPALLO.

Midden 1920 kwamen die besprekingen met de Joegoslaven in een beslissende fase. In die mate dat D’Annunzio bij Kochnitzky aandrong de activiteiten van zijn dienst op te schorten. De Belg was toen al diep ontgoocheld in het experiment. Hij had gedroomd van een vrijstaat waar alle rassen, politieke strekkingen, overtuigingen, godsdiensten, geaardheden (hij was zelf homofiel) elkaar konden vinden : ?De uitgelezen plek waar het pact van de revolte werd bezegeld tegen alle vormen van ongelijkheid, tegen elke vorm van hypocrisie.?

Niks daarvan. D’Annunzio bleef in de greep van de reactionaire legionairs en bouwde de stad uit als een soort privé-domein waar de grootste willekeur heerste, waar om de haverklap mensen wegen hoogverraad werden veroordeeld en uitgewezen.

Dit keer nam Kochnitzky definitief ontslag. In zijn brief aan D’Annunzio schreef hij : ?De Fiumese propaganda moet nu worden omgebogen om de meer nationale belangen te verdedigen. Ik meen dat mijn politieke overtuiging, die ik meermaals in Fiume en elders benadrukte, me voor deze taak ongeschikt maakt.?

Het hele epos zou verzanden in een parlementaire commissie ?die een oplossing zou bestuderen.? Kochnitzky vond dit ?profondément triste !? In zijn laatste officiële missive van 19 juli 1920 waarschuwde hij : ?Gabriele d’Annunzio, commandant van Fiume, uw verantwoordelijkheid voor de levenden en doden is verschrikkelijk !?

Op 20 november sloten Italianen en Joegoslaven het Verdrag van Rapallo, waarbij Fiume een onafhankelijke stad werd. Toen D’Annunzio weigerde zich bij die beslissing neer te leggen, besloot de Italiaanse regering gewapenderhand in te grijpen en stuurde de vloot naar Fiume.

Op 26 december omstreeks vier uur in de namiddag loste de Andrea Doria enkele salvo’s op de stad. Een projectiel trof het gouvernementeel paleis waar D’Annunzio zich ophield. Een plakje gips viel op diens hoofd, waarop hij zich overgaf. In het totaal vielen bij de gevechten in en rond Fiume een dertigtal doden. Voldoende opdat D’Annunzio later van een Bloedige Kerst zou gewagen.

Tijdens de eerste dagen van januari 1921 trok hij zich terug in een Venetiaanse palazzo, om even later naar Gardone, naar het Vittoriale, te verhuizen. Zijn politieke rol was uitgespeeld. Mussolini en de zijnen, keken erop toe dat D’Annunzio in zijn Vittoriale bleef. Ze betaalden er ook voor. Ze zouden voortbouwen op het Fiumese epos en een heel andere weg inslaan.

Intussen was Kochnitzky aan zijn grote zwerftocht begonnen. ?Na Fiume,? weet zijn biograaf, professor Robert Van Nuffel, ?ontpopte Kochnitzky zich als een wandelende jood.? Tussen de twee wereldoorlogen ketste hij de halve wereld af, als journalist en als schrijver. Bij het uitbreken van het jongste wereldconflict ging hij in opdracht van de Belgische regering aan de slag in New York, bij The Voice of Belgium, waar hij met schrijver Marnix Gijsen samenwerkte. Tegen het einde van de jaren vijftig, begin jaren zestig, zocht hij opnieuw contact met zijn Italiaanse vrienden. Onder hen de onverbeterlijke fascist Alberto Luchini, met wie hij nochtans had gebroken.

Kochnitzky leefde toen al ziek en berooid in Como, in een bijgebouw van de Villa Tagliaferri, bij zijn oude vriend Ludovico Toeplitz. Vanuit België kreeg hij maandelijks wat geld toegestuurd, onder meer door de bankier-mecenas Benedict Goldschmidt en de schrijver Marcel Thiry, en dat tot aan zijn dood in 1965.

Isabelle Luchini herinnert zich nog de heftige discussies van haar vader Alberto met Kochnitzky. ?Twee oude mannen die ruzieden. Soms moest mijn moeder tussenbeide komen. Meestal ging het dan over de oorlog, de joden, het fascisme en, onvermijdelijk, Fiume.?

Rik Van Cauwelaert

Gabriele d’Annunzio (links) met Leon Kochnitzky. Op de duur viel de oude niet meer te harden.

Fascistenleider Benito Mussolini ging door op het epos van Fiume, maar smeedde eigen plannen.

Eindeloze optochten in Fiume. De zaak kon niet anders van verzanden.

Gabriele d’Annunzio op de uitkijk in Fiume

Leon Kochnitzky in de Verenigde Staten voor de microfoon van The Voice of Belgium.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content