Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Kunstenaars en graveurs in dienst van de Moretussen. Een jubileumviering.

HET WAS een haast onmogelijke opdracht om na de dood van Christoffel Plantin in 1589 diens uitgeverij-drukkerij-boekhandel op hetzelfde niveau te handhaven. De naar Antwerpen uitgeweken Fransman die na een aanslag op zijn leven boekdrukker werd, was er in geslaagd om de belangrijkste uitgever van Noord-West-Europa te worden. Zijn onderneming, ?De Gulden Passer?, was bovendien een intellectueel centrum van de eerste orde, met de Vlaamse humanist Justus Lipsius als meest briljante huisgeest. De wetenschappelijke, filosofische, klassiek-literaire en religieuze interesses van Plantins sterauteur, weerspiegelden het scala onderwerpen dat de uitgeverij in meertalige edities voor een internationaal publiek verzorgde.

Bezorgd over de toekomst van het bedrijf na zijn dood, had Plantin die geen zonen had drie van zijn vijf dochters ten huwelijk gegeven aan de beste krachten in zijn bedrijf. Franciscus Raphelengius, een polyglot proeflezer en redacteur, kreeg de verantwoordelijkheid over het Leidse filiaal van de officina Plantiniana. Aan de plichtsbewuste verantwoordelijke voor de boekhouding, de bestellingen en de correspondentie, Jan Moretus genaamd, viel het Antwerpse moederhuis ten deel. Hij was de eerste van een lange rij Moretussen, van wie de laatste pas in 1866 het licht in ?De Gulden Passer? diende uit te doen.

Aan familiegeest ontbrak het hen nooit. Er waren andere factoren die ervoor zorgden dat ze nooit meer de envergure van het huis van de stichter konden evenaren. Toen in 1585 Antwerpen door de Spanjaarden veroverd werd, was het uit met de geest van religieuze verdraagzaamheid én met de economische welstand. Andersdenkenden trokken naar het noorden, waar ook de nieuwe groeipool lag. De Antwerpse drukkerijsector zag zowat de helft van zijn personeel naar de noordelijke Nederlanden verhuizen.

Jan I Moretus moest met de stroom meevaren. Hij ging zich vooral toespitsen op uitgaven die in de lijn van de nieuwe militant-katholieke geest lagen. De contrareformatie, waarop de orde van de jezuïeten haar ideologische stempel drukte, maakte van Antwerpen een bolwerk. Zij liet voor de internationale markt missalen, bijbels en brevieren bij de vleet aanmaken. Toch kon Moretus nog het laatste werk van Lipsius uitbrengen, naast enkele heruitgaven van deze humanist. Moretus probeerde de inhoudelijke verschraling te compenseren door een grotere aandacht voor een verzorgde vorm.

Zijn zoon, Balthasar I Moretus, zette deze koers verder en bracht haar tot een hoogtepunt toen hij Peter Paul Rubens bij diens terugkeer uit Italië in 1608 aantrok als ontwerper van tekeningen voor titelpagina’s en volbladillustraties. Zijn leerlingen Erasmus Quellin, Jan Boeckhorst en Abraham van Diepenbeeck werden eveneens ingeschakeld. De gravures werden gerealiseerd door een ander huis van vertrouwen : ook Theodoor Galle had een familiebedrijfje waarin het plaatsnijden van vader op zoon aangeleerd werd. Dankzij Rubens lag het huis Plantin-Moretus aan de basis van het ontstaan van een internationale nieuwe stijl : het barokboek met zijn opulente versieringen.

FABELS.

De duik van het internationale naar het provinciale niveau deed zich in het midden van de zeventiende eeuw voor : de dood van Rubens, de definitieve afsluiting van de Schelde, het ontbreken van grote auteurs en inventieve kunstenaars. Het bedrijf verloor zijn faam maar niet zijn rijkdom. De Moretussen ontpopten zich tot handige speculanten en beleggers. Bovendien had het bedrijf een vast leveringscontract voor liturgische werken aan het grote Hieronymieten-klooster in het Escorial nabij Madrid. Toen dat in 1764 opgezegd werd, kwam de klad er in.

Het Plantin-Moretusmuseum in Antwerpen rekende uit dat vijfhonderd jaar geleden de eerste Moretus op eigen benen de officina Plantiniana in handen nam. Dat was bij de dood van Plantins echtgenote Jeanne Rivière, die tot in 1596 de zaken mee beredderde. In dit teken staat de jubileumtentoonstelling ?De boekillustratie ten tijde van de Moretussen?. Ze volgt de chronologische lijn van de zes generaties en een ordening volgens thema.

Zo’n zeventig werken liggen open op hun versierde frontispies of op enige andere geïllustreerde bladzijde. Bij vele is de originele ontwerptekening, de koperplaat of het houtblok toegevoegd. Voor de vuist weg enkele merkwaardige documenten : een piepkleine uitgave van Aesopus‘ fabels met etsen van Peter vander Borcht, een oudgediende van Plantijn ; een titelblad van een bijbeluitgave uit 1603, gegraveerd door Theodoor Galle naar een ontwerp van een Vaticaanse uitgave uit 1592 ; een titelblad ontworpen door Rubens voor het verslag van het beleg van Breda door de kapelaan van Spinola ; een jubileumboek van de honderdjarige jezuïeten, openliggend op twee gravures van hun eigen vaste man Filips Fruytiers ; het verzameld werk van Seneca, geannoteerd door Justus Lipsius en geïllustreerd door Rubens, en niet in het minst de ?Opera Omnia? van Lipsius zelf (1637), met de magistrale titelprent van alweer Rubens.

Vers van de pers daarentegen is de speciale feestbundel, uitgegeven door de Vereeniging der Antwerpse Bibliophielen. Hij omvat achttien recente ?Studies over het drukkersgeslacht Moretus?. Het wordt de lezer zonneklaar dat dit onderzoek kan bogen op een schat aan gegevens : de Moretussen waren niet alleen prima uitgevers, ze hielden ook minutieus hun papieren bij.

Jan Braet

Tot 17.1.97, Museum Plantin-Moretus, Vrijdagmarkt, Antwerpen. Elke dag open van 10 tot 16.45, gesloten op maandag, op 1 en 2 nov., 25 en 26 dec ; 1 en 2 jan.

P.P. Rubens, Ontwerptekening voor de titelpagina van Lipsius’ Opera Omnia, 1637 : het ontstaan van het barokboek.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content