MEER DUITSE SOLDATEN IN HET BUITENLAND

ANGELA MERKEL op bezoek bij Duitse soldaten in het Afghaanse Kunduz. © REUTERS

Een aantal Duitse toppolitici willen dat het Duitse leger een grotere rol gaat spelen in internationale conflictgebieden. Minister van Defensie Ursula von der Leyen heeft alvast de Duitse militaire steun aan de Franse troepen in Mali verhoogd. De vraag is hoever bondskanselier Angela Merkel daarin wil meegaan.

Geeft Duitsland zijn naoorlogse terughoudendheid prijs wat betreft zijn militaire aanwezigheid en interventies in het buitenland? Volgt de nieuwe regering in Berlijn ter zake een ‘nieuwe koers’? Over die vragen wordt in de media vurig gedebatteerd na de opgemerkte toespraak van de Duitse bondspresident Joachim Gauck op de vijftigste Veiligheidsconferentie in München. Op dat forum beklemtoonde Gauck eind januari dat Duitsland geen eiland in de wereld is, en dat het niet het recht heeft om weg te kijken als het zijn verantwoordelijkheid op zich zou moeten nemen.

Daarmee zei Gauck eigenlijk niets nieuws. Al in de zomer van 2011, toen Duitsland zich als niet-permanent lid van de VN-Veiligheidsraad had onthouden bij de stemming over een militaire interventie in Muammar Khaddafi’s Libië, had hij in een redevoering verklaard: ‘Ik heb in mijn leven geleerd dat wie niets doet, niet noodzakelijk het juiste doet.’ Gauck leerde het belang van verantwoordelijkheid en vrijheid naar waarde te schatten in de DDR, waarin hij als prominent lid van de burgerrechtenbeweging zijn reputatie als een invloedrijke morele autoriteit heeft opgebouwd.

De Duitse onthouding, waar Angela Merkel als bondskanselier uiteraard helemaal achter stond, zorgde destijds voor verbijstering in Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Sindsdien bleef Gauck, die begin 2012 bondspresident was geworden, zijn bezorgdheid over Duitslands rol in de wereld ventileren.

Zijn overtuiging dat Duitsland in een geglobaliseerde wereld niet weg mag kijken, strookt met de visie van de sociaaldemocraat Frank-Walter Steinmeier, de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken in de ‘Groko’, de grote CDU/CSU/SPD-coalitie waaruit de derde regering van bondskanselier Angela Merkel bestaat. Gaucks visie past ook in het wereldbeeld van Ursula von der Leyen, de nieuwbakken en ambitieuze minister van Defensie, die tot de progressieve vleugel van de Duitse christendemocratie behoort. ‘Drie onwaarschijnlijke bondgenoten […] hebben samen niets minder dan een koerswijziging op het terrein van de buitenlandse politiek geïnitieerd’, schreef het weekblad Die Zeit over de gelijklopende opinies van het trio Gauck, Steinmeier en Von der Leyen, die elkaar gevonden hebben in een visie die de partijpolitieke grenzen doorbreekt.

Het pleidooi voor meer verantwoordelijkheid in het Duitse buitenlandse en militaire beleid, dat door dit driemanschap wordt behartigd, is niet ingegeven door hegemoniale of geopolitieke ambities. Het is in de eerste plaats de opmaat tot een diplomatiek offensief, dat zich uitdrukkelijk inbedt in de instellingen waarin het naoorlogse en later ook verenigde Duitsland zijn plaats gevonden heeft: de NAVO, de Verenigde Naties en de Europese Unie, waarop Duitsland nog het meest greep heeft. Het trio is voorstander van een snellere en substantiëlere inbreng van Duitsland in conflictgebieden: een participatie die ook meer in overeenstemming zou zijn met het werkelijke gewicht van Duitsland in de internationale politiek.

Afghanistan

Volker Kauder, de fractievoorzitter van de CDU, is een van de vele sceptici die openlijk hun twijfels hebben bij de plannen van Von der Leyen en co. Kauder is ook de spreekbuis van bondskanselier Angela Merkel als hij verklaart dat zijn scepsis over de zin van buitenlandse interventies door de Bundeswehr alleen maar is toegenomen. In een gesprek met Der Spiegel verwees hij naar het westerse militaire falen – dus ook het mislukken van de Bundeswehr – in Afghanistan: ‘Er is geen duurzame oplossing van het conflict in Afghanistan, geen democratie zoals wij die begrijpen. En ik zie met grote bezorgdheid dat de regering-Karzai het bereikte resultaat alweer op het spel zet.’

Merkel denkt daar net zo over, maar ze moet rekening houden met de nieuwe stromingen in haar kabinet. Ze heeft de doortastende christendemocrate Ursula von der Leyen tot minister van Defensie benoemd omdat die een politiek en mediaal tegenwicht kan bieden tegen de SPD-zwaargewichten in haar nieuwe ploeg. Daarom is Merkel geduldig met de voortvarendheid van haar minister van Landsverdediging, die een verruiming van de Duitse militaire steun aan de Franse troepen in Mali heeft doorgezet. Von der Leyen wil het leger ook inzetten voor grotere humanitaire interventies in de Centraal-Afrikaanse Republiek en – zoals in het weekend uitlekte – voor de opleiding van soldaten in Somalië.

Merkels temperament strookt eigenlijk beter met dat van een bekwaam diplomaat als SPD-minister Frank-Walter Steinmeier. De bondskanselier constateert tevreden dat haar minister van Buitenlandse Zaken de banden aanhaalt met Frankrijk en dat Steinmeier met Parijs plannen smeedt om een herhaling van de Oekraïense crisis in Georgië en Moldavië, die immers ook aspiranten voor associatieverdragen met de Europese Unie zijn, te voorkomen. Niettemin is ook Buitenlandse Zaken, een departement dat Merkel in haar vorige regering (CDU/FDP) haast helemaal naar zich toe had gehaald, een spanningsveld in de huidige coalitie. Steinmeier blijft bijvoorbeeld een omzichtig voorstander van Turkijes toetreding tot de EU, terwijl het strategiedocument waarmee de Duitse christendemocraten de Europese verkiezingscampagne inluiden laconiek verklaart: ‘Een volledig lidmaatschap van Turkije wijzen we af.’

‘Fuck the EU’

Het buitenlandse en militaire beleid van Berlijn is sedert het aantreden van de eerste regering-Merkel (2005-2009) tamelijk chaotisch. Dat was ooit anders. Tot in 1998 was de Duitse buitenlandse en militaire politiek onder de regeringen van de CDU’er Helmut Kohl honderd procent voorspelbaar. Volker Rühe, minister van Defensie onder Kohl, verklaarde in de jaren negentig naar aanleiding van de conflicten in Joegoslavië dat een soldaat van de Bundeswehr in geen enkel land zou interveniëren waar de Wehrmacht tijdens de Tweede Wereldoorlog was binnengemarcheerd. Maar het was uitgerekend onder de daaropvolgende rood-groene regering van Gerhard Schröder (SPD) dat de groene minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer zich uitsloofde om – refererend aan Auschwitz – zijn achterban ervan te overtuigen dat de volkerenmoord in Joegoslavië met behulp van de Bundeswehr gestopt moest worden. Sedertdien zit er geen lijn meer in het Duitse militaire interventiebeleid. Het duurde bijvoorbeeld jaren vóór Berlijn wilde erkennen dat de Duitse soldaten in Afghanistan niet alleen een bijdrage leverden aan de civiele opbouw van het land, maar dat ze ook deelnamen aan wat door de Duitse regering een oorlogsachtige (‘kriegsähnliche’) situatie werd genoemd. Intussen zijn taal en feiten beter met elkaar in overeenstemming gebracht, waardoor de publieke opinie zich minder om de tuin geleid kan voelen.

De Duitse participatie aan de internationale politiek is natuurlijk ook het product van de denk- en ervaringsprocessen bij de ministers die er verantwoordelijk voor zijn. In de regering Merkel III is Frank-Walter Steinmeier niet meer dezelfde minister van Buitenlandse Zaken die hij was onder Merkel I, toen Steinmeier in Vladimir Poetin nog een potentiële democraat probeerde te zien. Die tijd is definitief voorbij. En door het NSA-schandaal is in Berlijn ook de rol van de bevriende grootmacht Amerika het voorwerp geworden van een almaar kritischer debat, waaruit blijkt dat de normale relaties tussen Berlijn en Washington ernstig zijn verstoord. Het ‘fuck the EU’ van de Amerikaanse diplomate Victoria Nuland was alleen maar olie op het vuur.

DOOR PIET DE MOOR

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content