“Uw artikel zal de chaos nog vergroten. U maakt van Mechelen het Pompei van het Noorden.” Een reportage uit de stad waar het Blok op 13 juni doorbrak en bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2000 nog beter dreigt te scoren.

Rampentoerisme? Een beetje wel. Het zijn immers de verkiezingsuitslagen die ons naar Mechelen hebben gedreven. De zwarte inkt op de electorale kaart van België is, vanuit Antwerpen, zowel naar het oosten als naar het zuiden gestroomd. Eén op de vier Mechelaars heeft in het stemhokje voor extreem-rechts gekozen en aldus van het Vlaams Blok de grootste partij in de stad gemaakt. Geen wonder, vindt Bart Somers: “Mechelen is de onveiligste stad van Vlaanderen.”

Somers is de woordvoerder en onzichtbare rechterhand van Guy Verhofstadt. Hij heeft nu zitting in de Kamer, een plek die hij als tweede op de VLD-lijst in Mechelen-Turnhout nauwelijks kon mislopen. Op affiches verkocht hij zichzelf als “ontembaar”. En dat is hij ook. In de Mechelse gemeenteraad voert hij sinds januari 1995 felle oppositie tegen de heersende CVP/SP/Agalev-coalitie. “Deze stad wordt al jaren slecht bestuurd”, zegt hij. “De criminaliteit is de voorbije vier jaar met 44 procent gestegen. De mensen voelen zich hier onveilig. En terecht.”

Onlangs was hij zelf het slachtoffer: housejacking. “Toen ik ’s morgens in de keuken kwam, lag er een groot mes op tafel. Ik prees mij gelukkig dat ik niet wakker geworden was van het lawaai. Kunt u zich voorstellen wat voor een traumatische ervaring dat is? Inbraak is een vorm van verkrachting. En het beleid minimaliseert zulke voorvallen. Dus voelen de mensen zich onbegrepen en beledigd.”

Als het aan hem ligt, wordt Somers na de gemeenteraadsverkiezingen van volgend jaar de nieuwe burgemeester. “Het Blok gaat niet nóg meer stemmen winnen, daar zullen wij voor zorgen.” De vraag is of hij in zijn jacht op de sjerp niet vals speelt: hij vertolkt toch – net als het Blok – zogezegd ‘wat de mensen denken’? “Nee”, reageert hij. “Het is niet omdat het Blok zegt dat de zon ’s morgens opgaat, dat je een fascist bent als je exact hetzelfde vaststelt. Mechelen heeft wel degelijk een probleem: er heerst bij sommigen een gevoel dat misdaad loont. Een harde kern van een zestigtal jongeren stoort zich aan God noch gebod en leeft van de criminaliteit. En niemand heeft nog enige vat op hen. Ook de migrantengemeenschap zelf niet.”

DE PARTIJDIGE PERS

Rampentoerisme, dus. En daar is Rudi Possemiers heel erg boos om. “Wat komt u hier eigenlijk doen? Een stuk schrijven om de chaos nog wat groter maken? De media hebben de opmars van het Blok mee in de hand gewerkt. De partij mag niet klagen: ze heeft de voorbije maanden meer reclame gekregen dan alle andere.” Possemiers is coördinator van de vzw Rzoezi, een jeugdhuis waar Marokkaanse jongens kunnen fitnessen, biljarten, pingpongen, rapdancen of zich anderszins uitleven en ontspannen. Er wordt geen alcohol geschonken en iedereen is er welkom. Maar de centrale doelgroep is Marokkaans, jong (11-25) en mannelijk.

“Die harde kern, dat is pure nonsens”, zegt Possemiers. “Er zijn jongeren die afhaken, spijbelen en aan de drugs raken. En sommigen onder hen doen stommiteiten. Er is criminaliteit, maar die wordt sterk overdreven – zowel door de pers als door de politici. Men hoeft niet bang te zijn om ’s avonds in Mechelen over straat te lopen. Men moet bang zijn omdat het beleid geen antwoord geeft op de vragen. Het centrale probleem is racisme. Het Blok is de enige partij die wel een antwoord geeft. Een onmenselijk antwoord, maar: een antwoord. En als er niets gebeurt, zullen ze blijven stijgen. Want nu doet iedereen nog alsof het feest is, maar zoals Filip Dewinter zegt: ‘We hebben tijd.’ En dat ze dicht bij hun zogenaamde sociologische maximum zouden zitten, is flauwekul. Dat zei men tien jaar geleden ook al.”

Terwijl Possemiers – die door zowat iedereen behalve zichzelf in de extreem-linkse hoek wordt gesitueerd – verder fulmineert en in zijn analyse van het racisme teruggaat tot de kruistochten, komt Paul Becquevort er bijzitten. Becquevort begeleidt beroepshalve technische leerkrachten en is iemand die beide kanten van de medaille onder ogen durft te zien. Volgens hem bestaat er wel degelijk een ‘harde kern’: “Die dertig bendeleiders, ik noem dat crapuul. Of het nu Marokkanen of Turken of Belgen zijn, kan me niet schelen. Haal ze van de straat. Mijn zoon van 18 en dochter van 22 zijn al verschillende keren aangevallen, telkens door dezelfden. Er gaat nu geen week voorbij of er wordt iemand in elkaar geslagen. En alle daders zijn bekend bij de politie. Mijn hart bloedt als ik zulke dingen hoor, want ik heb zeer positieve contacten met de Marokkaanse gemeenschap, ik hou van hun cultuur. En mijn Marokkaanse vrienden zijn perfect geïntegreerd. Toch kan ik geen vijf cafés in Mechelen opnoemen waar ze niet worden buitengekeken of racistische opmerkingen krijgen. Vroeger klapte ik dicht in het bijzijn van Blokkers. Nu kom ik voor mijn mening uit; dat doen zij per slot van rekening ook. Maar ik zeg ook tegen mijn Marokkaanse vrienden wat ik denk. Het wordt tijd dat iedereen dat doet, anders haalt het Blok binnenkort negentig procent. Ik vind een specifiek op Marokkaanse jongens gericht jeugdhuis zoals Rzoezi trouwens geen goed idee. Misschien ben ik een dromer, maar waarom maken we niet één jeugdclub voor alle Mechelse jongeren? Dit werkt de integratie niet in de hand. Ik hoop dat het ooit niet meer nodig zal zijn.”

Possemiers: “Als het nog jaren blijft bestaan, zal dat zijn vanwege het racisme. Toen we in 1978 deze club hebben gesticht, hingen er nog bordjes aan vele cafés: Défendu aux Nord-Africains. Die zijn natuurlijk verdwenen na de wet op het racisme van 1982, maar de schijnheiligheid is gebleven.” Beiden zijn het erover eens dat alleen een geïntegreerde aanpak vruchten zal afwerpen: onderwijs, werk, welzijn, huisvesting. Op al deze vlakken moet de discriminatie worden weggewerkt. De integratie moet van beide kanten komen. Maar deze kwestie is hoe dan ook veel te ingewikkeld voor een reportage die niet meer dan een impressie kan zijn, herhaalt Possemiers: “Uw artikel zal de zaak alleen maar verergeren. U maakt van Mechelen het Pompei van het Noorden.”

DE GROOTSE GESCHIEDENIS

Mechelen. Zijn Sint-Romboutskathedraal. Zijn legendarische beeldhouwers. Zijn musea. Zijn beiaardschool. Zijn aartsbisschoppelijk paleis. Zijn begijnhof. Zijn kerken en kapellen. Zijn weldra gerestaureerde Stadsschouwburg. Zijn Lakenhal en Belfort, thans samengesmolten tot stadhuis. Zijn te-veel-om-op-te-noemen. Neem een gids in de arm en beklim de toren, bekijk de bezienswaardigheden en verneem hoe de Franken en de Kelten talloze eeuwen geleden op de moerassige oevers van de Dijle de grondslag legden voor wat later de hoofdstad van het Bourgondische rijk zou worden. Dorst onderweg? Eén Gouden Carolus, Eén! Kroegen zat. Alleen doorzakken zit er niet in. De Grote Markt gaat om middernacht slapen. Voor die ‘allerlaatste’ moet u naar de stationsbuurt. Of beter nog: naar ’t Klapgat.

Een cultureel avondje uit? De gebroeders Verreth heten u gaarne welkom in het Mechels Miniatuur Theater. En voor de liefhebber van de wat actuelere podiumkunst is er onder meer Theater Theater. Ook het festival Maanrock verdient aanbeveling: men begeve zich op 21 en 22 augustus naar het centrum van Mechelen. Gebeurt er iets in deze stad? Ja. Bruist deze stad zoals Antwerpen bruist? Nee. Maar de vergelijking gaat natuurlijk niet op: Mechelen telt slechts 75.422 inwoners (onder wie 6485 migranten en allochtonen – 4172 Marokkanen). En Mechelaars zijn geen chauvinisten, maar kankeraars. Zeggen ze zélf. Met de woorden van Bart Somers: “Een Mechelaar was liever een Antwerpenaar geweest en beseft dat hij dat niet is.”

“De Mechelaar heeft een haat-liefdeverhouding met zijn stad”, relativeert burgemeester Geert Bervoets (SP). “Hij gaat niet gemakkelijk uit de bol, hij is niet snel enthousiast en heeft niet dat exuberante van de Antwerpenaar. Het is bijzonder moeilijk om hem te overtuigen. Toch ben ik er zeker van dat we klaar zijn voor een nieuwe renaissance.”

Bervoets is jurist. Een man van de geest. En van de lange termijn. Hij heeft weinig voeling met wat er leeft, zeggen zijn critici – Somers en het Blok op kop. “Toen ik aantrad als burgemeester, zat de stad in een diep dal”, verdedigt hij zich. “Mechelen had een slecht imago: verloedering, verkrotting, economische neergang, enzovoort. Inmiddels zijn we uit dat dal. Dat merk je in eerste instantie aan de groeiende tewerkstelling. Steeds meer toekomstgerichte sectoren, denk aan Telenet, vestigen zich hier. Ook aan leegstand en verkrotting proberen we iets te doen. Dat vergt natuurlijk tijd: soms duurt een onteigeningsprocedure ruim twee jaar. Maar we zijn ermee bezig: oude panden opkopen, renoveren en op de markt brengen. Hetzelfde geldt voor al de zogenaamde probleemwijken: Nekkerspoel, Bethaniënpolder, de Gandhi-wijk… We zorgen ervoor dat er hangplaatsen komen voor jongeren, we leggen sportvelden aan. Er is nog een probleem met werkgevers die weigeren Marokkanen in dienst te nemen, dat klopt. Daarop hebben wij als beleid relatief weinig impact. We kunnen alleen maar praten en proberen te overtuigen.

Ik wil deze stad een nieuw elan geven. Neem nu de Hogeschool die momenteel wordt uitgebreid: het aantal studenten in Mechelen zal volgend academiejaar verdubbelen tot zevenduizend. Een goede zaak voor de horeca. En ook op het vlak van veiligheid zie ik beterschap. We moeten de mentaliteit omturnen. Dat kost tijd. En ja, ik revolteer soms ook tegen die traagheid.”

DE MISNOEGDE MIDDENSTAND

In die revolte is de middenstand solidair met de burgemeester. Bij veel handelaars in de winkelstraat Bruul weerklinkt dezelfde klacht: na vier uur ’s middags is de omzet naar de bliksem. Er komen dan geen passanten meer. Nee, zelf zijn ze niet bang: er is nog nooit een Marokkaan met de kas gaan lopen. Maar de mensen zijn bang, weet u. Bang om van hun sokken gereden te worden door “die gasten op hun scooterkes”. Bang dat hun handtas zal worden gestolen. Bang dat ze zullen worden gemolesteerd. Daarom ook is het Maanshopping op niets uitgedraaid. Bedoeling was om elke eerste donderdag van de maand alle winkels tot acht uur’s avonds open te houden. Kwestie van de business wat aan te zwengelen. De nieuwe traditie hield slechts enkele maanden stand. Reden: geen belangstelling. Oorzaak: het onveiligheidsgevoel. Kijk dáár, meneer: ziet u ze zitten, op die bank? Nu zijn ze nog met z’n drieën, maar straks zijn ze met een hele bende en dan durft niemand er nog voorbij te wandelen.

We zien ze zitten: drie Marokkaanse broeders. Ze drinken Fristi. Of de verslaggever zich even mag voorstellen? Natuurlijk. Er worden handen geschud. En verhalen verteld. Dat dit een stad met twee gezichten is: de meesten doen wel vriendelijk, maar achter je rug word je uitgespuwd. Dat de politie te pas, en vooral te onpas, Marokkaanse jongeren fouilleert. Dat je, omdat je toevallig een bepaald soort petje draagt dat gesignaleerd is op het hoofd van een dader, zonder boe of bah wordt aangehouden. Dat ze je huis helemaal ondersteboven komen halen als ze één gram cannabis in je auto vinden. Dat het “ontmoedigend” is dat het Vlaams Blok alle migranten en allochtonen over één kam scheert. Want er is criminaliteit, daar zijn zij het ook mee eens. Maar waarom pakken ze de echte criminelen niet serieus aan? En dat ze er eens voor zorgen dat de onschuldige Marokkaanse jongeren niet altijd wandelen worden gestuurd als ze gaan solliciteren. “Eerst waren het de dioxinekippen”, vat een van hen de onprettige gevoelens samen. “Daarna was het de cola. Wat volgt er nu? Wij? Zijn wij straks ook giftig?”

DE CONTROVERSIELE COMMISSARIS

Hoofdcommissaris François Buelens bekent: “Ja, er wordt nogal vaak gefouilleerd. Maar hoe komt dat? Er gebeurt ergens iets, we krijgen een signalement van de dader en wie daaraan beantwoordt, wordt gefouilleerd. Al komt het geregeld voor dat men weliswaar zégt dat het Marokkanen waren, maar dat achteraf blijkt dat de daders autochtonen zijn.” En hoe zit het met die stijgende criminaliteit: die 44 procent in vier jaar, waar Bart Somers het over had? Buelens, beslist: “Somers weet héél goed dat wij in Mechelen anders registreren dan in Antwerpen of Brussel. Hij begint te rekenen in het jaar dat ik vaststelde dat fietsdiefstallen niet in mijn statistieken zaten. Wij registreren meer en gedetailleerder dan andere steden. Wij werken namelijk mee aan het nieuwe Politie Informatica Project. Dus dat onveiligheidsgevoel is niet altijd terecht. Oké, als je pech hebt en je loopt een crimineel groepje tegen het lijf, dan ben je erbij natuurlijk. Maar de volgende keer laten ze je wellicht gewoon met rust. Want die mannen plannen niets, hé. Het is de ingeving van het moment: als ze geld nodig hebben, breken ze in het huis in waar ze toevallig voor staan. Sommige van die jongeren hebben inderdaad een arrogante, agressieve houding. De politie uitdagen hoort erbij. En wie in de bak gezeten heeft, krijgt meer aanzien binnen zijn groep. Maar wat kunnen wij doen? Ze worden constant opgepakt. Maar een uur later staan ze weer op straat. Snelrecht zou een oplossing kunnen zijn.”

“Maar in die zogenaamde harde kern geloof ik niet. Er is een groot verloop. Het onveiligheidsgevoel is mee gecreëerd door de pers. De aanwezigheid van een andere huidskleur is al voldoende om je onveilig te voelen. En bang zijn in het donker zit ingebakken in elke mens. Bovendien: hoe minder mensen ’s avonds nog de straat op durven, hoe kleiner de sociale controle. En bijgevolg: hoe groter de angst.” Een vicieuze cirkel, die de politie in z’n eentje nooit zal kunnen doorbreken, volgens Buelens. “We kunnen ze moeilijk allemaal van de straat ranselen, hé. Dat is nochtans wat de bevolking van ons lijkt te verwachten. Zero-tolerance. In Lokeren heeft men daarmee geëxperimenteerd. En het heeft zelfs geholpen. Maar wat hoorde ik de burgemeester van Lokeren onlangs op tv verklaren? Dat het onveiligheidsgevoel er alleen maar door is toegenomen.”

“Nee, het probleem is dat iedereen oplossingen op korte termijn wil. Neem nu dat Octopus-akkoord. De kop van die octopus zou moeten worden gevormd door politie én welzijn. En bij die acht armen horen – behalve justitie – ook vrije tijd, welzijn, gezondheid, huisvesting en werkgelegenheid. Maar men heeft dat niet geïntegreerd, men heeft een beetje gekieteld aan één arm van de octopus, meer niet.”

“We moeten trouwens niet alleen de onveiligheid, maar ook de vooroordelen wegwerken. Want zelfs als we iets positiefs communiceren, haalt men er toch het negatieve uit. Vraag eens aan de Mechelaars wat er allemaal slecht is: ze blijven een hele dag praten. Vraag eens wat er goed is: ze vallen onmiddellijk stil. Zelfs als je vraagt: wat doe je zélf goed? Dat weten ze ook niet. Ik geloof niet dat de Mechelaar van zijn stad houdt en dat is jammer, want het is een prachtige stad. Al die terrasjes ’s avonds op de Grote Markt: dat is toch magnifiek!”

DE POSITIEVE POLITICA

Elf uur ’s avonds. De terrasjes gaan dicht, de straten lopen leeg. In ’t Klapgat gebruikt de plaatselijke CVP-top Duvel aan de tapkast. Hun nieuwe allochtone partijlid Jamila Hamdann Lachkar houdt het bij een glaasje vruchtensap. Bij de verkiezingen stond ze op de zevende plaats voor de Vlaamse Raad. Dankzij haar bijna drieduizend voorkeurstemmen maakt ze een goede kans om volgend jaar verkiesbaar te zijn voor de gemeenteraad. Jamila is journaliste, maar de politiek lijkt haar ware roeping.

“Ik heb de doorbraak van het Blok zien aankomen”, zegt ze. “Een van de grootste oorzaken is volgens mij de groeiende onverdraagzaamheid van de Belgen. Niet alleen ten opzichte van Marokkanen, ook ten opzichte van elkaar. Als ze een auto te hard zien voorbijscheuren, zie je ze vloeken. Als een programma op de televisie hen niet bevalt, beginnen ze te zeuren. Mensen zijn kleinzielig geworden. En dat komt door de welvaart. De meesten onder ons hebben het goed. En toch lijken we steeds minder te tolereren. In de politiek vertaalt zich dat in machtsspelletjes. Dat wil ik helpen doorbreken. Alle democratische partijen in Mechelen moeten rond de tafel gaan zitten en zich afvragen: wat hebben we goed gedaan? En waar hebben we gefaald? Het beleid kan niet alles regelen, maar moet wel de mensen helpen die het zelf niet kunnen. Er moet bijvoorbeeld dringend een antidiscriminatiepact komen dat verhuurders en werkgevers moeten ondertekenen. Ik ondervind het zelf. Ik ben getrouwd met een Belg en mijn man en ik zoeken een nieuw huis. Als ik aan de telefoon mijn eigen naam vermeld, word ik vaak afgewimpeld. Dus gebruik ik nu de naam van mijn man. Want ik wil niet naar een andere stad verhuizen. Ik voel mij een Mechelaar.”

Met de criminaliteit in haar stad kan ze zich net zo min verzoenen als haar autochtone medeburgers. “De politie doet haar best. Maar er wordt te veel geseponeerd. En er zijn inderdaad een aantal migrantenvertegenwoordigers die niet constructief meewerken, dat geef ik toe. De verantwoordelijkheid ligt ook bij ons. Daarom stimuleer ik zoveel mogelijk Marokkanen om de Belgische nationaliteit aan te vragen, zodat ze kunnen gaan stemmen. Al vind ik wel dat er stemrecht moet komen voor migranten en dat de stemplicht moet worden afgeschaft. Ik weet het: ik ben idealistisch en ik ga nog veel klappen krijgen in de politiek. Maar als ik obstakels tegenkom, ben ik niet te stoppen. Dan ga ik gewoon door, tot het uiterste.” Haar boodschap aan de Blokstemmer is hoopvol: “Geef onze gemeenschap de tijd en de ruimte om te integreren. En gebruik volgend jaar uw verstand in het stemhokje, in plaats van uw emoties. Ik bedoel: mijn moeder is ooit overvallen door een Belg. Maar word ik daarom een racist?”

Joël De Ceulaer

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content