Europese ruimtecargos zullen het ISS vanaf 2004 regelmatig bevoorraden. Maar ze hebben nog veel meer in hun mars.

September 2004. Op de Europese ruimtehaven Kourou in Frans-Guyana vertrekt een zware Europese Ariane-5-raket met in de neuskegel een heel bijzonder onbemand ruimtetuig van bijna 21 ton. Iets meer dan anderhalf uur na de lancering gaat de Jules Verne volledig automatisch op weg naar het ISS. Een kritieke fase is het aanmeren bij het ISS. Een botsing met het ruimtestation kan catastrofale gevolgen hebben. De Jules Verne is toegerust met reservesystemen en een ‘intelligente airbag’, een systeem dat de koppeling met het station afbreekt als er wat fout loopt. Het ruimteschip heeft uiterst gevoelige sensoren aan boord die de koppelkraag van het station met centimeterprecisie opzoeken.

Na de koppeling is de Jules Verne feitelijk een tijdelijke uitbreiding van het ruimtestation. De astro- en kosmonauten aan boord van het ISS kunnen dan beginnen met het uitladen van 5,5 ton ‘droge’ cargo waaronder wetenschappelijke apparatuur, kleding en voedsel. Die is opgeslagen in een onder druk gebrachte ruimte van 45 kubieke meter. De ruimtecargo heeft ook tot 840 kilogram water en tot 100 kilogram lucht, zuurstof en stikstof bij voor de ISS-astronauten. Maar de Jules Verne is meer dan alleen maar een vrachtschip. Hij is ook een heuse tanker die tot 860 kilogram brandstof levert. En hij doet eveneens dienst als sleper. Want door de wrijving van de atmosfeer draait het ISS elke dag ongeveer 200 meter dichter bij de aarde. Af en toe is een boost nodig om het opnieuw in een hogere en veiligere baan te brengen: een taak voor de motoren van de Jules Verne die daarvoor 4700 kilogram brandstof aan boord heeft.

Zes maanden na aankomst bij het ruimtestation loopt de missie op zijn einde. De astronauten stouwen de Jules Verne vol met afval. Na de ontkoppeling van het ISS duikt hij in de atmosfeer boven de Stille Oceaan en komt als een vurige meteoor aan zijn einde.

Het nieuwe Europese manusje-van-alles van de ruimtevaart heet Automated Transfer Vehicle (ATV). De Jules Verne is het eerste exemplaar. Een ATV is van alles tegelijk: een autonoom vliegend ruimteschip, vrachtvoerder, vuilnisbak, ruimtesleepboot en -tanker.

In de proefhal van ESTEC staat een testmodel. Het is 10 meter hoog, heeft een maximale diameter van 4,5 meter en in de ruimte met opengevouwen zonnepanelen een spanwijdte van 22,3 meter. Minstens negen ATV’s zullen in een ritme van ongeveer één per jaar naar het ISS vliegen. Dertig bedrijven uit tien Europese landen en zelfs enkele Amerikaanse en Russische bedrijven werken mee aan de bouw en ontwikkeling van de ATV. Dat is goed voor 1500 jobs. Ook Belgische bedrijven zijn van de partij: Space Applications Services in Zaventem, Euro Heat Pipes in Nijvel en Alcatel Bell Space in Hoboken.

De ATV is een modernere versie van het Russische Progress-ruimteschip. Dat bewees zijn nut al bij het vroegere Russische ruimtestation Mir en bevoorraadt momenteel het ISS. Misschien is de ATV wel een wegbereider voor meer: de assemblage van grote ruimtetuigen in een baan om de aarde, missies naar andere planeten, ruimtetaxi’s die bemanningen van één ruimtestation naar een ander transporteren of kleine ruimtelaboratoria die af en toe bezoek krijgen van astronauten. Ondertussen gaat ook de integratie van de Europese wetenschappelijke module Columbus verder. Die moet als alles goed gaat in oktober 2004 naar het ISS worden gelanceerd.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content