De interne markt, de euro en de uitbreiding: zonder de ‘European Round Table’ zouden ze lang niet zo snel van de grond gekomen zijn. Een portret van een van de invloedrijkste lobbygroepen op het Europese politieke toneel.
Als er één plek is waar anti-globalisten moeten zijn, dan is het wel bij de European Round Table (ERT) in Brussel. De naam doet denken aan een middeleeuwse ridderorde of de vrijmetselarij. In werkelijkheid is het niet meer dan een klein kantoor waar een tiental mensen werkt. Niets opvallends dus. Toch is juist dit waarschijnlijk de meest invloedrijke lobby in het labyrint van de Europese Unie.
Het geheim van de ERT schuilt in haar leden, die twee keer per jaar – op onbekende plek en tijdstip – bijeenkomen. Het zijn de machtigste mannen van Europa, oftewel: de bestuursvoorzitters van 43 grote multinationals, zoals Siemens, Renault, BP, Unilever, Shell, Bayer en Nokia. Samen vertegenwoordigen ze een jaaromzet van minimaal 950 miljard euro en ruim 4 miljoen werknemers.
In 1983 werd de European Round Table opgericht door Pehr Gyllenhammar, toen topman bij Volvo. Net als zestien andere bazen van multinationals had hij schoon genoeg van de trage bureaucratie in Brussel. Er moest nodig iets gebeuren om de economische malaise op het continent tegen te gaan, zodat Europa zou kunnen concurreren met de Verenigde Staten en Japan. De politiek mocht daarom wel eens haast maken met de interne markt, een van de plannen van het Verdrag van Rome uit 1957. Met die gedachte in het achterhoofd stippelden de leden van de ERT de toekomst van Europa uit. De interne markt, de euro, de uitbreiding van de EU: het zijn allemaal zaken die de ERT de afgelopen twintig jaar op de agenda heeft gezet. Wie de rapporten van de ERT doorbladert, komt dan ook tot de vaststelling dat veel wensen van de multinationals in vervulling zijn gegaan. Sterker nog: veel van deze teksten zijn – soms bijna letterlijk – overgenomen door de politieke leiders van Europa.
Het allereerste ERT-rapport, Europe 1990, uit 1985 is daarvan het duidelijkste voorbeeld. Kort samengevat is dat een pleidooi voor een interne Europese markt, inclusief tijdschema en deadline. De Round Table eiste dat vóór 1990 alle administratieve, fiscale en technische handelsbelemmeringen binnen de Euro- pese Economische Gemeenschap (EEG) zouden verdwijnen. Verder moest ook de communicatie-infrastructuur in Europa snel worden ontwikkeld, gestandaardiseerd en uiteindelijk geliberaliseerd. Liefst binnen vijf jaar.
‘Tijdens de Round Table van voorzitter Wisse Dekker werd rond 1985 het Philips-rapport Open Markt 1990 gepresenteerd’, vertelt Rinus van Schendelen, hoogleraar politicologie aan de Erasmus Universiteit. ‘Aan die tafel zat ook Jacques Delors, toen nog president van een Frans staatsbedrijf. Kort daarna werd hij voorzitter van de Europese Commissie.’ Volgens de hoogleraar heeft Delors het Philips-rapport – dat de ERT later omdoopte tot Europe 1990 – tot hoofdprogramma gemaakt van zijn tijd bij de Commissie. ‘ Het Witboek ’92 is er vrijwel letterlijk een kopie van, alleen 1990 is vervangen door 1992. Een toonbeeld van succesvolle beïnvloeding.’
Het Witboek van Delors heeft uiteindelijk geresulteerd in de Europese Akte van 1986. In dit belangrijke verdrag is afgesproken dat de voorbereidingen voor de interne markt in 1992 grotendeels klaar moesten zijn. ‘Verschillende partijen hebben hieraan bijgedragen’, meent Bastiaan van Apeldoorn, onderzoeker aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, die promoveerde op de ERT, ‘maar zonder de Round Table was het lang niet zo snel gegaan’.
‘De Commissaris voor de interne markt had destijds regelmatig contact met de president van de Round Table’, zegt Michel Ayal, die werkt bij het Directoraat Generaal (DG) Interne Markt van de Commissie. Dat het Witboek ’92 een kopie was van het ERT-rapport ontkent hij. ‘De Europese Akte ging uiteindelijk veel verder dan het rapport van de Round Table, waarin alleen is gerept over een versoepeling – niet een algehele opheffing – van grenscontroles.’
TWEE STOKPAARDJES
Toen het timmeren aan de interne markt eenmaal aan de gang was, kwam de ERT begin jaren negentig met twee nieuwe stokpaardjes. Aan de vooravond van de top in Maastricht (1991) publiceerde de club een tweede toonaangevende tekst, Reshaping Europe. Hierin presenteerden de topmannen onder meer een deadline voor de invoering van een Europese munt en plannen voor uitbreiding naar Oost-Europa.
Japan heeft één munt, de Verenigde Staten hebben één munt. Hoe kan de Ge- meenschap zonder, vroeg de ERT zich af in het rapport. Volgens de pressiegroep ging jaarlijks 13 miljard ecu verloren omdat er twaalf verschillende valuta waren. Om die kosten te drukken, moest snel een Europese Centrale Bank worden opgericht, die een gezamenlijke munt zou invoeren. Daarvoor maakte de Round Table een tijdschema met als deadline 1998.
Niet lang na verschijning van het ERT-rapport werd door de EU-regeringsleiders via het Verdrag van Maastricht (1992) een vergelijkbaar stappenplan afgesproken, met januari 1999 als deadline voor de euro. Dat kon bijna geen toeval zijn.
‘We hebben de regeringsleiders continu onder druk gezet om een datum voor de euro vast te leggen. We wilden daarover zekerheid hebben’, zegt Joanna Rau, projectcoördinator bij de European Round Table. ‘Vlak voor de Top in Madrid in 1995 hebben we ze allemaal een brief gestuurd omdat de Round Table wilde dat de Europese Monetaire Unie zou ingaan op 1 januari 1999. Die is goed ontvangen.’
Met de uitbreiding van de Europese Unie heeft de ERT zich eveneens uitgebreid bemoeid. Meteen na de val van de Berlijnse muur in 1989 hadden de topmannen van de multinationals door dat in Oost-Europa mogelijkheden lagen voor de toekomst. Al in 1991 pleitten ze in Reshaping Europe voor uitbreiding. Later, nadat het Verdrag van Amsterdam de weg had vrijgemaakt voor toetreding van nieuwe leden, weidde de Round Table nog twee rapporten aan de opening naar het oosten: De East-West Win-Win business experience (1998) en Opening up the business opportunities of EU-enlargement (2001).
Vooral het laatste rapport had effect, denkt een Commissieambtenaar die anoniem wil blijven. ‘Het ERT-rapport uit 2001 was een hele belangrijke duw voor de uitbreiding. Daarin staan aanbevelingen die de Commissie direct heeft overgenomen.’ Er is zeker een link met de ERT-rapporten, denkt ook Wencelas de Lobcowicz, van DG Uitbreiding. ‘Het feit dat commissaris Günter Verheugen de woorden win-win regelmatig in de mond neemt, zegt eigenlijk al genoeg’, vindt hij. ‘De voornaamste reden om uit te breiden was politiek, maar zonder steun van de bedrijven zou dat niet genoeg zijn geweest. Ondernemingen hebben de lidstaten weten te overtuigen in een periode dat er nog weinig animo voor was. Om de uitbreiding van de grond te krijgen, waren de argumenten van het bedrijfsleven uiteindelijk doorslaggevend.’
INFORMELE DIPLOMATIE
De European Round Table is zo machtig dat ze geen troepen lobbyisten hoeft in te zetten om haar zin te krijgen. ‘De mensen van ons secretariaat in Brussel lobbyen niet echt. ERT is eerder een soort denktank’, aldus Joanna Rau. ‘Twee keer per jaar vergaderen onze leden over hun posities en maken ze samen een werkagenda.’ Hun gedelegeerden – meestal de directeuren Europese of overheidszaken van hun bedrijf – zijn veel vaker in Brussel. In tien werkgroepen met verschillende thema’s, zoals uitbreiding, concurrentie of belasting, bereiden zij de besluiten voor van hun superieuren.
‘Het is vooral de informele diplomatie van ERT die effect heeft’, stelt hoogleraar Van Schendelen, auteur van het boek Machiavelli in Brussel. ‘Dat gebeurt in de kamers van de Commissie en Romano Prodi. Topmannen van multinationals komen daar makkelijk binnen.’
Als de ERT graag een commissaris wil spreken, nodigt ze die gewoon uit. Rau: ‘De regeringsleider van het land met het EU-voorzitterschap proberen we ook minimaal een keer te zien.’
De Raad van permanente diplomatieke vertegenwoordigers van de EU-lidstaten (COREPER) in Brussel is veel minder een doelwit voor de lobby van de ERT. De lobbyisten van multinationals kunnen beter naar de hoofdsteden gaan: Brusselse diplomaten volgen namelijk direct de orders op van hun nationale regeringen.
Ook het Europees parlement is niet zo interessant voor de Round Table. Het werk van europarlementariërs gaat te veel over de details, aldus de pressiegroep. ‘Onze focus is vooral op de Commissie, omdat zij de initiatieven neemt voor nieuw beleid’, licht Rau toe. ‘De technische details die daarna volgen, zijn voor andere organisaties zoals UNICE.’ De ERT zit meestal op één lijn met UNICE, de Europese werkgeversvereniging, die in Brussel over een veel groter lobbyapparaat beschikt.
Nu de interne markt bijna af is, begint de Round Table zich steeds meer te bemoeien met de Europese besluitvorming zelf. Opvallend is dat de multinationalbazen steeds meer politieke wensen uiten, terwijl ze hun eigen politieke invloed liefst verhullen.
De managementstijl van het bedrijfsleven zou een voorbeeld moeten zijn voor ambtenaren en politici, lijken de leden van de ERT te denken. De introductie van het begrip benchmarking in Brussel is dan ook aan hen te danken. ‘Dit concept kwam uit de koker van de ERT, en van British Petroleum in het bijzonder’, vertelt Van Apeldoorn van de Vrije Universiteit. ‘Een bepaald land zou de standaard zetten, waar anderen naartoe moesten. Voor velen van de ERT is de Verenigde Staten nog steeds het voorbeeld.’
Sinds kort mengt de European Round Table zich eveneens in de discussie over de politieke hervorming van de EU. ‘Onder leiding van oud Unilever-topman Morris Tabaksblat is de club actief op het terrein van EU governance, een beleidsprogramma dat Prodi zelf runt’, aldus Van Schendelen van de Erasmus Universiteit. ‘Dat is de aanloop tot een nieuwe manier van besluit- en beleidsvorming op EU-niveau, waar overigens deels ook de Europese Conventie zich over buigt.’
Kort samengevat wil de ERT graag dat de macht van de Commissie wordt versterkt, omdat dit de besluitvorming zal verbeteren. Het ideaal van de ERT is een Commissie met niet al te veel leden en een democratischer verkozen voorzitter. Verder moet bij de Raad van ministers het roulerend voorzitterschap verdwijnen, net als het vetorecht bij zaken die de interne markt aangaan. De ERT is bang dat door toetreding van nieuwe lidstaten in 2004 de Europese besluitvorming nog bureaucratischer wordt. Dat zou voor de efficiëntie van de interne markt allesbehalve goed zijn.
Ondertussen lijkt het in Brussel steeds meer een publiek geheim te worden dat de European Round Table zoveel politieke invloed heeft. Sommigen ontkennen het grofweg, anderen beweren dat de sleutelrol van de Round Table zich beperkt tot de periode-Delors.
‘Delors was wel heel open over de invloed van de ERT’, vertelt Olivier Hoedeman van Corporate Europe Observatory. ‘Hij hield zelfs gezamenlijk persconferenties met de Round Table. Zijn opvolger Santer was veel minder open en Prodi is ook veel voorzichtiger met de pr’ constateert hij. ‘In deze tijd van anti-globalistische demonstraties is het niet meer dan logisch dat de Commissie de samenwerking met ERT graag buiten de schijnwerpers houdt.’
Mathilde Sanders
Als de European Round Table een commis-saris wil spreken, dan nodigt ze die gewoon uit.