Politieke campagnes zijn strak geregisseerd. Maar heel af en toe gebeurt er iets onverwachts: een ongenode gast die door het beeld loopt, bijvoorbeeld. Over die mensen gaat dit stuk.

Ik was Monsieur Claude vergeten. Tot ik in een antiquariaat op zijn vergeelde boek stootte: Mais qui c’est celui là?

Het was groot feest in Parijs, die 8e mei 1995. Niet alleen de vijftigste verjaardag van het einde van de Tweede Wereldoorlog werd herdacht, president François Mitterrand zou ook de macht overdragen aan Jacques Chirac. De lichtstad werd die dag le centre du monde genoemd: alle grote leiders waren naar het Elysée afgezakt.

Net als Monsieur Claude: een gepensioneerde oud-werknemer van de Franse Lotto. ‘Ik was onderweg naar het stadscentrum een paar vrienden tegengekomen die vroegen of ik mee naar het defilé ging’, zei hij in 1996 tegen Humo. ‘Maar ik had geen zin, ik wou liever naar het Elysée, eens kijken wat daar te beleven viel. En toen zag ik al die bewindslieden binnenstappen, iedereen in goed humeur – ah, de zon schijnt, ah, Parijs is toch een mooie stad!’

Monsieur Claude stapte vrolijk mee naar binnen met de wereldleiders. ‘Ik knik, ik glimlach, ik schud hier en daar een hand, “mooi weertje, vindt u niet?”, en zo integreerde ik mij. Niemand vraagt op dat soort gelegenheden wie je bent, omdat niemand een flater wil slaan. Iedereen gaat ervan uit dat je een hoge functie bekleedt als je daar aanwezig bent.’ Monsieur Claude had ook geluk. Een paar staten uit de oude Sovjet-Unie hadden net de onafhankelijkheid uitgeroepen. Er waren nogal wat nieuwe gezichten op het appel.

Een halfuur later poseerde hij samen met de wereldleiders voor de groepsfoto: hij werd vereeuwigd net achter Chirac en Mitterrand, naast Al Gore en Helmut Kohl. Tussen dat gezelschap viel hij niet uit de toon: hij zag er ook echt uit als een president. Had het juiste hoofd, het juiste kostuum, tonnen charme.

Na de groepsfoto schoof Monsieur Claude mee aan voor het diner. ‘Ik wou me als voorbeeldige tafelgast gedragen.’ Hij stond op en bracht een toast uit. ‘Op het einde van de Tweede Wereldoorlog’, riep hij tegen de verbaasde wereldleiders. Waarna hij, als amateur-oenoloog, zijn nieuwe vrienden onderhield over de geserveerde champagne. ‘Iemand moest het ijs breken aan tafel.’

De volgende dag merken attente persjongens de ongenode gast op. Even was Monsieur Claude wereldberoemd. A working class hero die zijn eigen revolutionaire daad verricht had: een paar uur lang had hij de macht verschalkt.

Wat zou er van die heerlijke Monsieur Claude geworden zijn?

Ik ben lang naar hem op zoek geweest, maar heb hem niet teruggevonden. Het internet heeft hem amper onthouden, al zijn sporen zijn gewist.

Hij zou nu 84 moeten zijn. Tenzij hij allang aan het partycrashen is aan de andere kant van de Styx. Nog een citaat van Monsieur Claude, om het af te leren. ‘Politici zijn mensen van en voor het volk. Men trekt altijd barrières rond hen op. Daar kan ik gewoon niet tegen. Ik toon mensen dat er een achterdeur is. In een paar minuten sta je even ver als zo’n politicus die jaren nodig heeft gehad om het zover te schoppen.’

Ik wou op zoek naar de Monsieur Claudes van vandaag: ongenode gasten in het politieke circus. Gemakkelijk was dat niet, in tijden waarin zowat elke vierkante kilometer bewaakt wordt door mediastrategen. Heel zelden lopen ze nog door het beeld, maar het gebeurt wel.

Midden januari houden de christendemocraten een congres in de Brabanthal in Leuven. Hun leider, Kris Peeters, wordt de hele dag gevolgd door de camera’s van de VRT. De sfeer is goed, de militanten enthousiast. Tot Peeters aan de achterkant van de Brabanthal op een Arco-spaarder botst. In zijn hand houdt hij een bord met een foto van Jean-Luc Dehaene. Er speelt zich een merkwaardig tafereel af: de betoger begint een monoloog, Peeters stamelt alleen wat terug. (tik op YouTube ‘Kris Peeters’ en ‘Arco’ in)

Arco-spaarder: ‘Langs voren moet je binnengaan, minister-president. Luister, voor die man (wijst naar het bord met Dehae-ne) heb ik gevochten. Toen hij verloor van Verhofstadt smeet hij het doek. Liet hij de partij in de steek. Maar hij ging wel naar Dexia en InBev.’

Kris Peeters: ‘Mmm…’

Arco-spaarder: ‘Dikke jobs, nog altijd. Ik ben wel vijftienduizend euro kwijt.’

Kris Peeters: ‘Ja.’

Arco-spaarder: ‘Hard voor gewerkt. Ik ben drieënzeventig jaar, ik heb geen groot pensioen, ik heb ze nodig. Waar zijn mijn centen? Geef ze mij terug. Ik heb ze niet gestolen, mijnheer.’

Kris Peeters (probeert te sussen): ‘Neeeee, dat is waar. We doen alles om u…’

Arco-spaarder: ‘Nee, ik geloof u niet.’

Kris Peeters: ‘Ik kan alleen maar zeggen wat ik zeg.’ (loopt weg)

Arco-spaarder: ‘Ja, ge kunt veel zeggen.’

Op een woensdagnamiddag zit ik in het Hasseltse stationsbuffet tegenover Chrétien Louwagie. De persoon met de luide stem uit het filmpje blijkt in werkelijkheid een rustige, vriendelijke man te zijn. Hij heeft even getwijfeld over dit interview, zegt hij. ‘Eigenlijk wil ik niet in de belangstelling staan.’ Een beroepsbetoger is hij al helemaal niet. ‘De laatste keer dat ik betoogd heb, was in 1962. Ik liep mee in de Vlaamse mars op Brussel. Maar deze keer moest ik erbij zijn. Ik was niet van plan om Peeters aan te spreken, het kwam er allemaal spontaan uit. Toen ik mezelf die avond op televisie zag, schrok ik. Maar ik kreeg direct reactie. “Goed gezegd, Chrétien.” Anderen begonnen me te mijden. (haalt de schouders op) Ik heb alleen de waarheid gezegd.’

‘Ik kom uit Millen, een katholiek landbouwersdorp in Limburg. Thuis hadden we het niet breed, mijn vader was kleermaker. Ik moest gaan werken om mijn hogere studie in Brussel te betalen. In mijn derde jaar zeiden ze: “Chrétien, jij moet preses worden. Als Limburger ben jij een consensusfiguur tussen al die Brabanders en Antwerpenaars. Jij kunt iedereen verenigen.”‘

Chrétien won de presesverkiezing. En leerde veel, dat ene jaar: hoe hij mensen moest toespreken, budgetten beheren, zich verdedigen ook. ‘Daarna ging ik wiskunde geven in Hasselt, fantastische job. Maar op het einde van het jaar moest ik benoemd worden. Zes mensen moesten daarover beslissen. Vijf waren heel sympathiek – hun steun heb ik, dacht ik. Een kon ik niet overtuigen. Later bleek dat die vijf tegen mij gestemd hadden, die ene voor.’ Chrétien kwam uiteindelijk in de verwarmingssector terecht. Vandaag, zo veel jaren later, oefent hij weer zijn oude passie uit: lesgeven, hij gidst in het fort van Eben-Emael.

‘U sprak Peeters aan als een leraar’, zeg ik.

Hij lacht. ‘Misschien wou ik hem ook iets duidelijk maken. Ik ben een kind van de christelijke zuil: bij de KSA en de KAJ geweest, lid van de Christelijke Mutualiteiten, elke week naar de kerk… Het was bijna vanzelfsprekend dat we ons geld aan Arco zouden toevertrouwen. Over dat geld maak ik mij weinig illusies, dat zie ik niet terug. Wat mij ontgoochelde, is de houding van de politici van mijn zuil. Een week eerder waren we gaan betogen bij Wouter Beke in Leopoldsburg: hij stak zich weg, liet zijn gezicht niet zien. En daar in Leuven zag ik evenmin kopstukken. Tot bleek dat ze langs achteren naar binnen waren gegaan. Om ons te mijden. Ik vond dat laf.’

Nog zo’n les die hij tijdens dat presesjaar geleerd had: nooit mensen ontwijken, ook niet als het moeilijk gaat. Vooral dan niet. ‘Ik ben één ding vergeten te zeggen tegen Peeters: de keizer komt langs voren binnen, mijnheer de minister-president, de ratten langs achteren.’

‘Spijt?’ vraag ik.

‘Nee, want God straft altijd.’ (lacht)

Een dag later heb ik afgesproken met Johan Cabello. Een man met dezelfde initialen als Jezus Christus. Hij lijkt er ook wel wat op: lange haren, baard, hart op de tong. Ik had hem voor het eerst gezien op een foto met Bart De Wever in Gazet van Antwerpen. Het beeld is genomen op de nieuwjaarsreceptie op de Grote Markt. ‘De Wever klinkt met Antwerpenaars op 2013’ luidt het bijschrift.

Toch is er iets met die foto. De Wever en Cabello kijken elk een andere richting uit. De handdruk moet zowat de koudste zijn sinds die tussen Richard Nixon en Fidel Castro in 1959. Net als toen zit er ook een onwaarschijnlijk verhaal achter.

Maanden eerder, in mei 2012, neemt Bart De Wever voor het eerst deel aan de Antwerp Ten Miles. ‘Triomftocht’ koppen alle kranten. Een enkele journalist maakt melding van een klein incident: een man met een masker had een beker water in het gezicht van De Wever gesmeten.

Een paar maanden later rakelt De Wever het incident op in een column in De Standaard. ‘Gij burgemeester? Nooit!’ Om zijn exclamatie kracht bij te zetten, keilde de roeper gelijk ook een beker water naar mijn hoofd. Feitelijk was het een welgekomen verfrissing omdat ik op dat moment ongeveer twee derde van de Antwerp Ten Miles had afgelegd. Maar omdat een mens in zulke omstandigheden niet rationeel reageert, smeet ik intuïtief de mij zopas aan de ravitaillering aangereikte, kostbare portie water in de richting van mijn belager. Daarbij zag ik dat de onverlaat, moedig als die mensen meestal zijn, zich achter een masker verstopte. Met name het bekende masker van Guy Fawkes dat wereldwijd opduikt waar er subversief straatprotest georganiseerd wordt, in het bijzonder dan door de Occupy- en Anonymous-bewegingen.

De Wever vindt Guy Fawkes maar niets en heeft een goede raad ‘voor de progressieve schalk en zijn would-be rebelse kornuiten’: ‘Zet dat masker af, idioot.’

Zeven maanden later is De Wever burgemeester. Hij houdt zijn eerste nieuwjaarsreceptie op de Grote Markt. Voor de ogen van de camera’s duikt plots een man van middelbare leeftijd op, deze keer zonder masker.

Cabello: ‘Dag mijnheer De Wever, ik hoop dat we tot een solide samenwerking met het stadsbestuur kunnen komen om armoede uit te sluiten vanaf 2013. Blijkbaar zijde gij daar de geschikte persoon voor.’

De Wever: ‘Is ’t waar?’

Cabello: ‘Ik ben de persoon die u die verfrissing gegeven heeft tijdens de Ten Miles.’

De Wever (schrikt, rolt met zijn ogen): ‘Allez…’

Cabello: ‘En ik kom u dat nu melden, nu gij onze burgemeester zijt.’

De Wever: ‘Allez, vooruit.’

Cabello: ‘Ik hoop dat wij goed overeen zullen komen.’

De Wever: ‘We zullen ons best doen.’

Cabello: ‘U zult ook wel gehoord hebben van ons project in Berchem, solidair wonen.’

De Wever: ‘Aja, daar heb ik van gehoord.’

Cabello: ‘Ik hoop dat we eens een klapke kunnen doen als er wat minder mensen rond ons staan.’

De Wever: ‘Dat is geen probleem. Beste wensen nog.’

‘Het jaar daarop ben ik teruggegaan naar de Ten Miles’, zegt Johan. ‘Telkens als ik in de buurt van een waterstandje kwam, stonden er plots een paar agenten rond mij.’ (lacht).

‘Waarover wou je een klapke doen met De Wever?’ vraag ik.

‘Elke mens wordt gevormd door zijn verleden’, zegt hij. ‘Ik heb een heel moeilijke jeugd gehad. Mijn moeder heeft zelfmoord gepleegd, ik heb in alle mogelijke tehuizen gezeten. Jaren was ik verslaafd aan de cocaïne en de heroïne. Op mijn 31e zei mijn toenmalige vriendin: “Ik ben zwanger.” “Ik wil dat kind heel graag”, antwoordde ik. “Maar ofwel pleeg je abortus. Ofwel stoppen we allebei met de dope.”‘

Ze kozen voor het laatste. ‘Ik slaagde erin om helemaal af te kicken. Mensen zeiden mij direct: “Johan, wees blij dat je die cirkel doorbroken hebt.” Alleen beseft niemand dat dan de ellende pas begint. Mijn sociaal leven, dat was jarenlang die drugswereld en alles wat daaraan vasthing. Ik had plots niemand meer en viel in een groot gat.’ Ook lichamelijk ging het niet goed. Johan werd invalide verklaard en kreeg een uitkering. ‘Fantastisch dat dat bestaat in onze maatschappij. Daarom wou ik iets terugdoen.’

In 2000 kraakte hij een leegstaand pand en trok erin met een aantal daklozen. ‘Niet omdat ik op straat stond, wel als statement. Ik was het beu om in de krant te lezen dat er weer een dakloze doodgevroren was. Met die kraak wou ik het gebrek aan goedkope sociale woningen aanklagen.’ Lang duurde het niet: Johan en co. werden eruit gezet. Maar hij volhardde, en werd zowat de opperkraker van ’t Stad. ‘De laatste tien jaar heb ik vijf panden gekraakt.’ Een prijs kreeg hij daar niet voor, wel zware boetes. Zoals die ene keer dat hij uit de voormalige rijkswachtkazerne gezet werd: 160 bewapende politieagenten namen het op tegen 7 krakers zonder munitie. Een strijd die er geen was, maar wel 6000 euro boete opleverde. ‘Terwijl wij niets fout deden. De buurt was heel blij met die kraak.’

Een vrederechter noemde Johan later een ‘moderne Robin Hood’. Tegen de stad zei hij: ‘Zorg voor een oplossing of hij gaat opnieuw kraken.’ Die oplossing kwam er ook, met dank aan de dienst Samenleven en de socialehuisvestingsmaatschappij De Ideale Woning. Met hun steun stampte hij het solidaire woonproject Regenboog uit de grond. In een paar leegstaande panden in Berchem woont hij samen met zeven mensen. ‘Elk gezin betaalt 300 euro per maand. Iedereen heeft een slaapkamer, maar voor de rest is alles gemeenschappelijk. Dat loopt fantastisch. Dit is ons antwoord op al die eenzaamheid in de sociale blokken.’

De Regenbooghuizen vallen op: ze liggen langs de spoorlijn Antwerpen-Brussel en zien er minstens even kleurrijk uit als hun bezieler. ‘Toen we hier begonnen, zeiden ze: “Geen graffiti op de muren.” “Excuseer,” zei ik, “daar kan ik niet mee akkoord gaan. Natuurlijk komt er graffiti op de muur.” Zo’n lelijk, grijs pand. Ik ging meteen spuitbussen kopen. Direct klachten uit de buurt. “Ziet dat af! Ziet dat af!” riep het Vlaams Belang. Zelfs de directeur van de dienst Samenleven belde: “Johan, waar ben jij mee bezig?” (lacht) Uiteindelijk kwamen we tot een compromis: er mochten kleuren op het pand, maar wel mooie regenboogkleuren.’

De Regenboog verdwijnt straks: in juli worden de huizen afgebroken, meteen het einde van het project. Of er een vervolg komt en wat er met de acht mensen zal gebeuren, is onduidelijk. Dat hangt ook af van de nieuwe machthebbers op ’t Schoon Verdiep. ‘Daarom ben ik naar de Grote Markt gegaan. Dat zijn de enige gelegenheden waarop je in contact kunt komen met een politicus: als er camera’s bij zijn.’

‘Heb je intussen met De Wever gesproken?’ vraag ik.

‘Nee. Tientallen keren geprobeerd, maar tevergeefs. Voor de camera’s zeggen ze dat ze gaan praten, later blijkt dat onmogelijk. “We kunnen toch niet met iederéén gaan praten?” klinkt het dan. Laatst waren we op het afscheidsfeest van de directeur van de dienst Samenleven. Er waren ook politici. “Wat doe die Cabello hier?” hoorde ik hen fluisteren. “Wie heeft die in godsnaam uitgenodigd? We zijn dan op Liesbeth Homans afgestapt. “Ik ken jullie Regenboog, ik ben daar al geweest”, loog ze, en ze was weg. Zo worden wij telkens afgescheept.’

‘De stad hoeft mij niet op een podium te zetten, maar ik hoop wel op een beetje respect. De N-VA wil dat werklozen aan gemeenschapsdienst doen. Tot je zegt: “Ik ga dat doen, ik zet mij belangeloos in voor wie het moeilijk heeft.” Dan wordt het stil. Toegegeven: Regenboog is een project dat van onderuit ontstaan is, misschien steekt dat. We mogen zelfs de stralende A niet gebruiken. Men spreekt zo graag over ons, maar niet met ons.’

Een dag later. Mijn trein rijdt voorbij het Regenbooghuis. Ik lees nog wat in het boek en de interviews met Monsieur Claude. ‘In deze grijze tijden hebben mensen nood aan figuren die durven te zeggen: cocou.’

Na zijn onwaarschijnlijke stunt in het Elysée stond Monsieur Claude weer op straat. De rest van de wereldleiders nam de limousine, hij de metro. Niemand arresteerde of ondervroeg hem. ‘Wat ook wel bewijst dat we nog altijd in een democratie leven. In een dictatuur hadden ze allang een kogel door mijn hoofd geschoten.’ Nu was hij een gewone man die een paar uur uit zijn rol gevallen was. En eigenlijk was dat niet de eerste keer.

In het midden van het boek zitten een paar foto’s. Monsieur Claude op een armlengte afstand van Nikita Chroesjtsjov, bij de filmsterren in Cannes en op een party van het Deense koningshuis. Herinneringen waar hij nog altijd met veel binnenpret aan terugdacht.

Toch had hij ook belangrijke party’s gemist. De citytrip van Adolf Hitler naar zijn stad in 1940. Hij was te jong, toen. Bovendien wist hij niet hoe een geweer werkte. Daar had hij wel spijt van: hij had niet alleen een gewone man kunnen zijn die even uit zijn rol viel, maar ook een die de loop van de geschiedenis voorgoed veranderd had.

DOOR STIJN TORMANS, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

Hij had niet alleen een gewone man kunnen zijn die even uit zijn rol viel, maar ook een die de loop van de geschiedenis voorgoed veranderd had.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content