Vijf jaar na de overdracht aan China is de voormalige Britse kolonie op zoek naar een nieuwe identiteit.

Foto’s Maria Fialho

Je komt aangevlogen en het ligt er nog zoals voorheen, zoals steeds: met zijn kleuren groen en blauw van de Zuid-Chinese Zee, zijn eilanden als groene toppen die uit het water steken – met meer recht dan Engeland kan Hongkong ‘een half ondergelopen gebergte’ genoemd worden. Het grillig gevormde eiland Hongkong ligt vlakbij de landengte Kowloon en het Chinese vasteland en zal er, als men niet ophoudt de haven te dempen, binnen afzienbare tijd deel van uitmaken. Verder het grote eiland Lantau, met de gigantische nieuwe luchthaven Chek Lap Kok eraan vastgehaakt, en rondom uitgestrooid de groene stippen van talloze eilandjes waar nooit iemand komt dan hun drie of vier inwoners, een vissersfamilie in een sampan, en wellicht de zeerovers en smokkelaars uit de legenden. En tussen de eilanden, Hongkong en het vasteland, de bootjes en schepen met hun strepen zog erachter. Witte cruiseschepen, zwarte vrachtschepen, rode containerschepen, grijze van de Chinese marine, meniekleurige werkboten. En sampans. Allemaal op weg naar Victoria Harbour. Hongkong, de grootste haven van Azië, van de Chinese wereld. Het ligt er nog.

In het midden van het eiland het steeds groeiende Central District aan de steeds kleiner wordende Victoria Harbour: de legendarische haven met de wit en groene Star ferry’s die pendelen tussen het gekrioel van Kowloon en de strakke zakenwereld van Hongkong, met de Britse marinebasis Tamar, nu van de Chinezen, waarover spookverhalen de ronde doen – van ondergrondse faciliteiten, in de rots uitgehouwen dokken voor onderzeeërs, en de Britten die jaren werk hadden om het allemaal af te breken en op te vullen voor het Chinese Volksbevrijdingsleger er aankwam… Verzonnen, ongetwijfeld.

Central District groeit nog steeds, maar sinds 11 september 2001 trager dan voorheen. De grote toren helemaal vooraan, die hoger moest worden dan alle andere en zelfs de Bank van China van meneer Pei in de schaduw ging stellen, stond daar wel ontiegelijk hoog te wezen, maar in de hoogte lagen de werken stil: voor de hoogst gelegen loten dienden zich geen kopers meer aan. Het doelwit was, voor bijgelovige Chinezen, wat al te opzichtig. Het zou goed zijn vanaf Kowloon, of vanaf de Star Ferry (op het bovendek betaal je een peulenschil meer, maar je hebt er een beter uitzicht) naar Central District te kijken, dat elegante bos van meedogenloze wolkenkrabbers uit glas en staal, en iemand achter je te hebben die fluistert: ‘Vijftig jaar geleden was dit hier nog niet.’

DE KALE ROTS

Toen de dichter Slauerhoff op Shanghai voer in de jaren dertig, en gedichten schreef over Macau en niet Hongkong, was dat omdat de stad Macau toen belangrijker was dan Hongkong; die uitkijk- en handelspost, die ‘kale rots’, met zijn onmogelijke klimaat. Maar na de Tweede Wereldoorlog kreeg de kale rots uiteindelijk haar bestemming, toen de communisten het vasteland inpalmden en Mao Zedong China – herdoopt in ‘Chinese Volksrepubliek’ – op slot deed.

Twee dingen die toen zijn gebeurd, hebben Hongkong gemaakt tot wat het is, of beter gezegd, tot wat het tot voor kort was. De kapitalisten en industriëlen van Shanghai (en ook die van andere steden, maar Shanghai was de grootste, de modernste) pakten hun boeltje en zakten af naar Hongkong. Daar begonnen ze opnieuw, met hun kapitaal en met de lokale goedkope arbeidskrachten, en in de jaren vijftig bereikten plastic producten ‘made in Hongkong’ de westerse markt. Goedkoop speelgoed vooral. Dat was het begin, maar als China niet potdicht was gegaan, en gebleven, decennialang, was dat niet genoeg geweest om Hongkong belangrijk te maken.

Maar de Volksrepubliek ging wél dicht, en slechts twee ‘vensters’ bleven open van waaruit gluurders het Middelste Rijk konden blijven beloeren: het toen dictatoriale Taiwan van de fascistoïde Kwo-min-tang, en Hongkong, kroonkolonie van het Britse Rijk. De hele maoïstische periode door bleven deze kijkgaten functioneren, sinologie en ‘ China watch-ing‘ waren twee kanten van eenzelfde munt, en dáár waren hun hoofdkwartieren. Ook toen China belangrijk werd. En toen Mao dood was en China openging onder Deng Xiaoping, was Hongkong voor de pragmatisch geworden leiders in Peking, die in dertig jaar niet in een kapitalistisch land geweest waren en van kapitalisme helemaal niets afwisten, de aangewezen plek om expertise en knowhow op te doen. En om geld te verdienen. Op foto’s van 1980, vanaf de Star Ferry genomen, staat het torengebouw van Jardine met de ronde vensters, pas afgewerkt, bijna aan de waterkant in Central District, het steekt boven de andere uit. Keer 22 jaar later terug en het wordt even zoeken, want bijna alles eromheen is hoger en schitterender, en het water is naar een eind verder verjaagd. Zo dus: de grondslagen lagen er wel degelijk, maar de écht grote bloei, de ‘boom’ van Hongkong kwam door de opening van China, niet alleen voor nieuwsgierigen, maar voor alles wat Hongkong kon leveren.

Dat was de basis van het succesverhaal en, later, wellicht ook van de neergang. Nee, het ligt er nog, het schittert nog, de Star Ferry vaart nog, het is alleen maar dat… De zakenlieden klagen. Hongkong is mettertijd, toen China verder openging en het veiliger werd om er zaken te doen, zijn productie naar het vasteland gaan verleggen, om daar te profiteren van lagere kosten (de grond- en dus vastgoedprijzen in Hongkong rezen de pan uit), én van de nu in China zelf veel goedkopere arbeidskrachten. In Hongkong bleef de expertise, de diensten-industrie, de financiering en, zolang China zijn havens, zijn wegen- en spoorwegnet niet in orde had, de uitvoer van de productie. Vorig jaar had Hongkong 6000 fabrieken in de provincie Guangdong en de delta van de Parelrivier. Daar werkten zes miljoen mensen. In Hongkong zelf blijven niet veel fabrieken over, en voor het eerst sinds mensenheugenis klaagt men over werkloosheid – niet veel naar West-Europese normen maar voor de wereldstad zijn het deprimerend hoge cijfers: 6,1 procent voor 2001, 7,7 procent in juni 2002.

Kan dat wel, geen echte productie overhouden én wereldstad blijven, alleen draaiend op financiën, diensten en communicatie? Zelfs als je de grootste haven van China bent? ‘Zeker wel!’ roepen Donald Tsang, de Chief Secretary, en alle leden van zijn regering luid. En ook de Chief Executive Tung Chee Hwa zal dat wel mee roepen, want Hongkong zit nu juist op die ongelooflijke motor van de Guangdongprovincie, de meest dynamische provincie van het meest dynamische land ter wereld: China. Daar is groei en bloei te over voor iedereen, en zeker voor een parel als Hongkong, met zijn grootste haven, zijn grootste luchthaven, zijn financiële expertise, zijn geschiedenis. Met die boodschap reizen zij de wereld af, ze brengen ze met brio en overtuigingskracht, in Brussel en in Wenen en in Sydney en waar u wilt. En dit jaar, zeggen ze, wordt er na vijf jaar deflatie zelfs weer twee procent groei verwacht.

DE OVERDRACHT

Er is iets gebeurd, maar wat?

Vijf jaar geleden, bij de handover of overdracht – de takeaway noemen vuiltongen het nog steeds -, stond iedereen klaar om de somberste toekomstbeelden voor Hongkong te schilderen. Immers werd de kolonie afgegeven aan communistisch China, ging het Chinese leger binnenmarcheren, en de Hongkongers gingen zien wat ze zouden zien: persvrijheid, rechtsstaat, vrijheid van meningsuiting, zelfs dat kleine beetje democratie dat Chris Patten, de laatste gouverneur, nog ingevoerd had, het zou allemaal afgebroken worden en vervangen door slogans uit de Culturele Revolutie.

De Democratische Partij van Martin Lee en zijn vrienden voorspelde niet direct moord en brand, maar wel een grote gelijkschakeling met de Volksrepubliek. En hun tegenstanders in de pro-Chinese partijen voorspelden ongelukkig genoeg niet veel anders, behalve dat het allemaal zo’n vaart niet zou lopen, want dat het onder de Britten toch ook driehonderd jaar geduurd had eer Chris Patten over democratie kwam praten, en dat men er al bij al niet veel tegen kon hebben, want men was nu eenmaal Chinees en onder Chinese soevereiniteit en men was niet beter dan een ander, of wel misschien?

En het liep zo’n vaart niet. De kranten verschijnen nog steeds, ook het ‘ Apple Daily‘, de mensen spreken er trouwens schande van. De South China Morning Post is nog steeds degelijk en de Far Eastern Economic Review nog steeds liberaal. En krijgt men soms de indruk dat zij ‘zacht’ geworden zijn voor Peking, de verhalen over zelfcensuur en hommeles met redacteuren worden nooit bevestigd.

Het gerecht doet zijn werk en trapt af en toe in een valkuil (recht op immigratie ligt gevoelig hier, de grens is elektronisch beveiligd en wordt permanent gecontroleerd op would be-immigranten – en vorig jaar had het hooggerechtshof een uitspraak daarover gedaan die de regering niet zinde, en die daarom doorgespeeld werd aan de opperste autoriteit in Peking, die de zaak rechttrok: schandaal natuurlijk! Wie was hier de baas? Waar was die rechterlijke onafhankelijkheid?). Maar zelfs Martin Lee hoort men niet zeggen dat het mis zit met de rechtspraak.

En de politiek interesseert blijkbaar geen hond meer. C.H. Tung – een voormalige reder met een brede glimlach, nauwe relaties in Peking, en weinig talent voor de meer representatieve kanten van het politieke bedrijf – is erin geslaagd zich voor een tweede termijn te laten herkiezen. Door een geselecteerd kiezerscollege, zonder dat er tegenkandidaten waren, en daar is niet eens zoveel tegen geprotesteerd.

De politiek is nochtans waar men de draden kan zien lopen. Het eerste wat China deed na de overdracht in 1997 was het onder Patten half verkozen parlement ontslaan en een helemaal aangeduide ‘voorlopige raad’ aanstellen. Daarna werd C.H. Tung geparachuteerd vanuit Peking, en eigenlijk is het daarna allemaal navenant geweest: er werden regels uitgevaardigd die met wat politieke creativiteit wel met de ‘ Basic Law’, de Hongkongse minigrondwet, in verband konden worden gebracht, maar waar het respect voor de geest van de wet ten enen male ontbrak – maar wiens geest moest dan tellen? Die van kolonialistisch Londen, of die van nationalistisch Peking?

DE BIERKAAI

De Hongkongers hebben het in vijf jaar tijd blijkbaar wel begrepen. Die gaan niet vechten tegen de bierkaai. Dus toen Tung een systeem van lokale raden afschafte, als per toeval de enige die rechtstreeks verkozen werden, kwam er wel wat protest, maar niet genoeg om tot op heden onthouden te worden. Toen hij vorig jaar in zijn regering de topambtenaren verving door ‘ministers’ die aan hem verantwoording verschuldigd waren, dit in het teken van de ‘responsabilisering’ van het systeem, en tegelijk verklapte dat de ambtenaren overbetaald waren in vergelijking met de rest van de bevolking en dus tien procent zouden moeten gaan inleveren, veroorzaakte dat grimmige grappen en niet méér: aan wie anders dan aan Peking zouden die ministers dan rekenschap moeten geven?

Beetje bij beetje, zeiden opposanten, werd het systeem dichter bij dat van Peking gehaald, en in sommige aspecten van democratie dreigde men zich al te laten voorbijsteken door China, waar veel dorpen toch al hun gemeentebestuur zelf verkiezen… Maar wie dan volkswoede verwacht en betogingen zoals Hongkong die zag na het bloedbad bij Tien-an-men in juni 1989, heeft het mis: bij verkiezingen nu haalt de Democratische Partij geen overwinningen meer. Zelfs de lichtjes kritische pro-Chinese liga ‘voor de verbetering van Hongkong’ dreigt nu populairder te worden dan de Democraten.

Zo was alles rustig, ogenschijnlijk, en de regering had nog één klus op haar agenda staan, dat was ‘Artikel 23’. Dat artikelnummer slaat op de Basic Law, die Hongkong verplicht op zijn tijd wetten aan te nemen tegen subversie, opstand en verraad. Dat ‘op zijn tijd’ was blijkbaar nu, na vijf jaar Chinese soevereiniteit, en de wetgeving werd grotendeels uit het arsenaal van oude Britse wetten gehaald, die natuurlijk behoorlijk draconisch konden uitvallen. Het protest was dit keer nochtans luider. Het werd ook internationaal becommentarieerd. Rechtsgeleerden in Hongkong ruziën erover. Het is toch niet erger dan wat westerse democratieën aan wetten in huis hebben, zeggen sommigen. Maar westerse democratieën hebben niet de Chinese Communistische Partij als opzichter. Bovendien weigerde men de volledige tekst, met al zijn voetnoten en zijn kleine lettertjes, te publiceren. Ach, er was een hemelsblauwe brochure met de basistekst erin en die zal best compleet geweest zijn, wat weet een leek in juristerij daar nu op te zeggen? Maar voor een opgeschrikte, argwanende bevolking was dat lang niet genoeg.

Of voor Frank Lu Siqing (37), die gewapend met een pieper, een zaktelefoon en een faxmachine brug speelt tussen de wereld van Chinese dissidenten en de internationale media. Haast alle dissidenten in de Volksrepubliek hebben zijn nummer. Waar er ook iets gebeurt û een zakenman die twee jaar gevang krijgt wegens subversie in Shanghai bijvoorbeeld -, met wat geluk is het vijf minuten later bij Frank Lu Siqing in Hongkong, en die brieft het over aan de pers. Nooit aflatend. Koppig. Maar als die wet goedgekeurd wordt zegt hij, vaag als ze is, kan hij binnen de kortste keren opgepakt worden wegens het verspreiden van staatsgeheimen of zoiets. Wat men niet gezegd wil hebben in Hongkong is dat Peking eens het probleem gesteld is, willekeurig zal kunnen beslissen wat opstand of secessie is en wat niet. Dat is al eerder gebeurd. En wat als Peking beslist de moedige aanhangers van Falung Gong, in China verboden en vervolgd als ‘boosaardige sekte’, ook in Hongkong buiten de wet te stellen? Dan kan Hongkong wel godsdienstvrijheid hebben, maar geldt dat ook voor sekten waarvan Peking beslist heeft dat ze subversief en staatsgevaarlijk zijn? Eind januari liep de consultatieperiode over de wet ten einde, het vervolg is voor binnenkort.

DE LUCHTBEL

Is dat genoeg om er gedeprimeerd bij te lopen? Nee. Hongkongers zijn praktische mensen, maar zij zijn hun geloof verloren. Hun geloof, dat was de immer stijgende waarde van de grond- en vastgoedprijzen in dit peperdure, minuscule stukje van China. Hemelhoog stegen die prijzen, hoger dan de toren van de Bank van China – ook al omdat de regering van Hongkong het monopolie heeft op alle grond, ook op alle nieuw op de zee gewonnen grond. En door het aanbod van gewonnen grond kleiner te houden dan de vraag wist ze de prijzen en dus ook haar eigen inkomsten hoog te houden. Niemand had in de gaten dat het eigenlijk een speculatieve luchtbel was. Toen kwam de Aziatische financiële crisis. Hongkong kreeg twee recessies achter elkaar te verwerken, waarbij prijzen en lonen instortten en zaken met tientallen per dag failliet gingen. Uiteindelijk brak de luchtbel. Dit jaar zijn de vastgoedprijzen zestig procent lager dan in 1997. Veel mensen moeten nu hypotheken afbetalen die groter zijn dan hun eigendom waard is, en Hongkong is nog steeds te duur.

Hoe komt het toch? Voor de dwarsliggende beurs- en investeringsgoeroe Marc Faber, geboren in Zwitserland, is er geen geheim: enerzijds is er het verband tussen de gebarsten luchtbel van de vastgoedprijzen en de aan de Amerikaanse dollar vastgeklonken Hongkongdollar die de economie van Hongkong in een wurggreep houdt – en het zou niemand verbazen als Dr. Faber daar een tekeningetje bij wou maken. Maar dat is de echte ellende niet, zegt hij. De bron van de economische moeilijkheden van Hongkong is dat het niets meer produceert en op de enorme Chinese markt rekende voor zijn eeuwige voortbestaan als veel te duur financieel en dienstencentrum. ‘Maar China is snel zo ver aan het geraken dat het Hongkong niet meer nodig heeft. Alles wat Hongkong kan, kan China zelf goedkoper. De grote bedrijven staan in de rij om zich recht- streeks in China zelf te vestigen.’

Marc Faber woont niet meer in Hongkong, al heeft hij er nog een kantoor, en geen weldenkende Hongkonger zul je zulke doemdenkerij over zijn stad horen spuien. Nee: het gaat goed, en de groei is er terug. C.H. Tung heeft tegenslag gehad en de Aziatische crisis mogen beheren in plaats van de bloei die Patten heeft gekend. Nee, de diepwaterhaven en de delta van de Parelrivier, en de grote rivaal Shanghai die veel te ver weg ligt om te kunnen schaden… Wat is het dan dat Hongkong onzeker maakt, onzeker over zijn eigen identiteit misschien, vijf jaar na het vertrek van de Britten en nog niet helemaal Chinees? Vroeger leek alles zo duidelijk. Nu zijn de oudgedienden aan het wegtrekken. Hongkong is geen plaats waar je blijft wonen na je pensioen. Te duur. Marc Faber: ‘De journalisten zullen wel blijven. Hoewel, er zijn stilaan andere steden die voor journalisten aantrekkelijker zijn. Peking of Shanghai bijvoorbeeld.’

En: ‘Hongkong is als een vissershaven begonnen. Misschien zal het ook als vissershaven eindigen.’

Sus van Elzen

De Hongkongers hebben het in vijf jaar tijd wel begrepen. Die gaan niet vechten tegen de bierkaai.

Alles wat Hongkong kan, kan China zelf goedkoper.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content