Een hoge magistraat dreigt ermee de regeringspartij van premier Recep Tayyip Erdogan buiten de wet te stellen.

In Turkije zet de seculiere elite van het land haar strijd tegen de regerende, islamistische Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AK) van premier Recep Tayyip Erdogan voort. De AK stelt zich nochtans gematigd op en beloofde om Turkije in de Europese Unie te loodsen. Vorig jaar zag Erdogan zich verplicht om nieuwe verkiezingen uit te schrijven, toen de aanstelling van zijn partijgenoot en minister van Buitenlandse Zaken Abdullah Gül tot president van Turkije in het parlement werd geblokkeerd omdat zijn vrouw in het openbaar de hoofddoek draagt.

Dit keer stelde procureur Abdurrahman Yalcinkaya een dossier van 162 bladzijden samen, waaruit moet blijken dat de AK de democratie gebruikt als een vehikel om de sharia in te voeren, de wet van de islam. Omdat ze een gevaar vormen voor de seculiere republiek van Mustapha Kemal Atatürk, de stichter van het moderne Turkije, vraagt hij dat meer dan zeventig mandatarissen van de partij, onder wie premier Erdogan en president Gül, voor vijf jaar hun politieke rechten verliezen. Dat komt erop neer dat de partij in feite wordt verboden. De rechtbank beslist in april of ze de zaak in behandeling neemt.

In afwachting dook de beurs in Istanbul naar beneden en zakte de Turkse munt met 3,5 procent tegenover de dollar. De zakenwereld vindt het verbieden van partijen geen manier om aan politiek te doen en ook Amerika en de EU sprongen Erdogan bij. Zelf maakt de premier zich niet te veel zorgen. Iedere keer als de oude elite probeert om de AK dwars te zitten, komt die sterker uit de strijd. Toen het leger er vorig jaar zelfs mee dreigde om de macht te grijpen als Gül president werd, haalde de partij bij verkiezingen 47 procent van de stemmen en genoeg zetels om haar kandidaat staatshoofd te maken, zonder dat ze de hulp van andere partijen nodig had.

Volgens sommigen is de poging om de AK buiten de wet te stellen een laatste poging van de oude garde om zich aan de macht vast te klampen. Een nieuwe en gelovige groep Anatolische ondernemers, die onder het bewind van de AK goed boeren, legt de oude elite het vuur na aan de schenen. ‘Het rijk van de prinsen van de Bosforus is uit’, zegt een westerse bankier in Turkije.’

Minister van Cultuur Ertugrul Gunay heeft een andere verklaring. Hij gelooft dat de zaak een gevolg is van recente arrestaties van generaals, academici en journalisten die met een reeks moorden in verband worden gebracht – onder meer die op de etnisch-Armeense schrijver Hrant Dink. Hij wijst erop dat de eerste islamistische regering in Turkije in 1997 ten val werd gebracht, nadat ze de banden tussen het leger en de georganiseerde misdaad was begonnen te onderzoeken. Procureur Yalcinkaya zelf verwijst in zijn aanklacht onder meer naar de maatregel van de regering om het verbod op het dragen van de hoofddoek aan de universiteiten te versoepelen. Ander bewijs voor een ophanden zijnde islamistische putsch vindt hij, bijvoorbeeld, in de heisa over meisjes in bikini in een advertentie en in de uitspraak van een AK-mandataris, die het afleggen van de hoofddoek voor een meisje vergeleek met het zich op straat vertonen zonder ondergoed.

Ook bondgenoten van Erdogan geven toe dat hij zich meer had kunnen inspannen om zijn seculiere tegenstanders tegemoet te komen. Hij had bijvoorbeeld kunnen opkomen voor de rechten van vrouwen die verkiezen om hun hoofd niet te bedekken. Hij had ook het fameuze artikel 301 uit de strafwet kunnen schrappen, op basis waarvan schrijvers en journalisten zijn vervolgd omdat ze de Turkse identiteit zouden hebben beledigd. Van hun kant zouden zijn tegenstanders misschien wat meer uit hun ivoren toren moeten komen en de tijd nemen om ook naar gewone Turken te luisteren.

© The Economist

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content