Piet Piryns
Piet Piryns Piet Piryns is redacteur bij Knack.

Het circus-Balkenende sluit zijn deuren. In januari mogen de Nederlanders opnieuw naar de stembus.

Een kickboksvereniging. Een ballentent. Een club van gelukszoekers, geldgraaiers en speksnijders. Een verzameling politieke hooligans. Een querulantenbrigade. Een gezelschap van vrije jongens, overmaatse ego’s en gepensioneerde in- triganten. Een rariteitenkabinet.

Het is maar een kleine bloemlezing uit de kwalificaties die de Nederlandse pers de voorbije week gebruikte om het pandemonium op het Haagse Binnenhof te beschrijven. Niemand keek ervan op. Men was intussen gewend geraakt aan het onparlementaire taalgebruik van de erfgenamen van Pim Fortuyn. Een dissident LPF-kamerlid noemde zijn fractieleider Harry Wijnschenk publiekelijk ‘een flapdrol’ c.q. ‘een dikke lul’. En toen Wijnschenk op zijn beurt zijn partijgenoten karakteriseerde als ‘gajes’ was dat voor zijn coalitiepartners het sein om het vertrouwen in de regering-Balkenende op te zeggen.

Natuurlijk, achteraf voorspellen is gemakkelijk. Maar een blinde kon het zien aankomen. Knack bijvoorbeeld schreef op 24 juli, bij het aantreden van het nieuwe kabinet: ‘Het zal minister-president Balkenende niet meevallen zijn bonte coalitie vier jaar bij elkaar te houden. De politieke onervarenheid van de LPF-ministers en het ruziesfeertje binnen die partij vormen niet eens het grootste probleem. De LPF kan zich niet permitteren de coalitie op te blazen. Maar de liberale VVD hoeft alleen maar de stekker eruit te trekken om bij nieuwe verkiezingen het verloren terrein terug te winnen. Zelfs in Nederland kan de gekte niet blijven duren.’

DOLKSTOOTTHEORIE

Zo is het dus gegaan. En de LPF rea- geerde, zoals ook weer te verwachten en te voorzien was, verongelijkt. De nieuwe fractieleider Mat Herben klaagde dat de val van het kabinet ‘geënsceneerd’ was, al gaf hij ook wel toe ‘dat de LPF er de afgelopen maanden heel goed in is geweest om het hout voor de eigen brandstapel aan te dragen, zelfs nog met een pakje lucifers erbij’.

Vooral de ruzies tussen de LPF-ministers Eduard Bomhoff van Volksgezondheid en Herman Heinsbroek van Economische Zaken, die allebei het vice-premierschap ambieerden, waren een voortdurende bron van ergernis. De steile professor Bomhoff en de onconventionele parvenu Heinsbroek konden elkaars bloed wel drinken. Als Bomhoff op een bestuursvergadering van de LPF weer eens Wittgenstein citeerde, bromde Heinsbroek achter het handje, maar wel voor iedereen hoorbaar: ‘Wat een lulverhaal.’ De twee kemphanen werden door hun LPF-collega’s in de ministerraad tot ontslag gedwongen. ‘We waren er eindelijk in geslaagd de gelederen te sluiten,’ oordeelde de LPF-top, ‘alle voorwaarden voor een doorstart van het kabinet waren vervuld.’ Maar de liberale leider Gerrit Zalm vond dat het welletjes was geweest. Een doorstart, graag, maar dan na nieuwe verkiezingen en zonder de LPF. De fortuynisten zijn in de peilingen inmiddels van 26 naar 4 zetels getuimeld, en als het een beetje meezit, halen christen-democraten en liberalen straks samen een werkbare meerderheid voor het conti- nueren van een centrum-rechts beleid.

‘Na de puinhopen van Paars de puinhopen van Pim’, sneert de oppositie nu. Ook zonder op het graf van de vermoorde politicus te spugen, is het niet verboden de vraag te stellen of het mét Fortuyn anders zou zijn gegaan. Zijn hele carrière lang is hij in staat gebleken stenen te doen vechten: ‘Waar Pim komt, komt ruzie.’ Toen hij twee dagen voor zijn dood de kandidaat-kamerleden van zijn partij toesprak, schreef hij nog in koeienletters op een bord: ‘Eenheid, eenheid, eenheid!’ Hij had kennelijk redenen om zich daar zorgen over te maken, maar hij had zijn volgelingen – voornamelijk self made ondernemers – wel zelf gekozen. Wat hen bond was veel- eer hun voorliefde om hun Bentley op de stoep te parkeren dan het ‘gedachtegoed’ van Pim. Daar was dat ‘gedachtegoed’ ook veel te ongearticuleerd voor en bevatte het te veel tegenstrijdigheden: Fortuyn stond niet voor een ideologie maar voor een stijl van politiek bedrijven. Of, zoals de mediasocioloog Peter Hofstede het uitdrukt: ‘Fortuyn was een creatie van de tv-camera’s. Hij was een politieke cabaretier, een briljante entertainer met de donkere charme van een Rattenvanger van Hamelen. Meer dan een miljoen orde- en fun-lievende Nederlanders sloten hem in het hart. De kans dat zo kort na de moord massaal op een fantoom zou worden gestemd en dat langs die weg een verzameling ongeleide projectielen in de Tweede Kamer zou belanden, was reëel aanwezig.’

GROETEN UIT ‘S GRAVENHAGE

Hadden de verkiezingen op 15 mei, zo kort na de moord op Fortuyn, dan maar moeten worden uitgesteld, zoals Hofstede suggereert? Dat had ongetwijfeld tot een volksopstand geleid. De fractieleider van de kleine Staatkundig Gereformeerde Partij Bas van der Vlies vatte het vorige week mooi samen: ‘De ontbinding van dit kabinet was net zo onvermijdelijk als de vorming ervan.’

Jan Peter Balkenende, met de LPF de grote overwinnaar van 15 mei, maakte één grote fout: hij had nooit zelf premier moeten worden. Hij komt beschadigd uit het avontuur. Balkenende wordt naïviteit en gebrek aan leiderschap verweten. Terwijl hij ‘het herstel van normen en waarden’ tot inzet van zijn kabinet maakte, verzuimde hij LPF-ministers tot de orde te roepen die politieagenten afblaften (‘Zou je niet beter boeven gaan vangen?’) omdat ze een bekeuring kregen voor overdreven snelheid. Nadat GroenLinks-fractievoorzitter Paul Rosenmöller vragen had gesteld over het geruzie binnen de LPF, stuurde Balkenende het parlement een door alle bewindslieden ondertekende jolige ansichtkaart met ‘groeten van het kabinet, in gezamenlijkheid en eenheid bijeen’. Dat zal hem nog lang blijven achtervolgen. En het feit dat hij uitgerekend op de dag dat prins Claus werd bijgezet koningin Beatrix de val van zijn kabinet moest meedelen, wordt uitgelegd als een gebrek aan piëteit. Balkenende was maar voor één ambtsperiode beschikbaar, had hij bij zijn aantreden gezegd. Hij heeft zich intussen bedacht. Zijn partij, het christen-democratische CDA, gaat de verkiezingen in met de slogan: ‘Laat Balkenende zijn karwei beginnen’ – een subtiele variant op de campagne ‘Laat Lubbers zijn karwei afmaken’ uit de jaren tachtig.

De liberale leider Gerrit Zalm – een van de grote verliezers van 15 mei – telt intussen zijn zegeningen. Het ‘strategisch akkoord’ dat hij in juli met LPF en CDA sloot, draagt duidelijk zijn stempel, en het CDA kan daar moeilijk op terugkomen. Zalms weigering om nog een lijmpoging te accepteren (zoals de LPF zondag nog vroeg), getuigt van een goed gevoel voor timing: verkiezingen kunnen de VVD alleen maar winst opleveren. De voormalige coalitiepartners in het Paarse kabinet, D66 en PvdA, hangen nog altijd uitgeteld in de touwen en moeten op zoek naar nieuwe leiders. Voor hen komen de verkiezingen nog te vroeg.

De gevallen PvdA-leider Ad Melkert, die toevallig net op de dag dat de val van het kabinet-Balkenende bekend raakte een champagnefuif hield om zijn vertrek naar de Wereldbank in Washington te vieren, sprak parmantig van ‘een zegen voor het land’. Business as usual? Dat zou wel eens een voorbarige conclusie kunnen blijken. Natuurlijk, de LPF zal verkruimelen, want de 1,6 miljoen Nederlanders die op die lijst gestemd hebben voelen zich bedrogen. Eigen schuld, dikke bult heet dat dan: ze hadden kunnen weten dat politiek een vak is en niet anders dan saai en grijs kan zijn. Ze kozen voor orde én fun, en ze kregen alleen maar fun. De amusementswaarde van het kabinet was hoog – talkshows met al die grofgebekte LPF-ministers haalden ongekende kijkcijfers – maar de reële problemen die Fortuyn aan de orde stelde, zijn blijven rotten. De wachtlijsten in het onderwijs en de gezondheidszorg. De files op de wegen. Het falend integratiebeleid. De – excusez le cliché – kloof met de burger.

Het kabinet-Balkenende heeft het slechts 87 dagen uitgezongen, en dat is een naoorlogs record. Maar je hoeft niet helderziend te zijn om nu al te voorspellen dat in januari nog een ander record zal sneuvelen: dat van het laagste opkomstpercentage. ‘Weldadig zou het zijn,’ schreef de nestor van de Nederlandse journalistiek H.J.A. Hofland, ‘als, door ervaringen wijzer geworden, de rationele traagheid die onze politiek in zijn beste tijden kenmerkt, weer de overhand kreeg. Maar soms – dat is strikt particulier – denk ik dat dit hele land eerst naar de psychiater moet.’

Piet Piryns

‘Na de puinhopen van Paars de puinhopen van Pim’ sneert de oppositie nu.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content