Mandela is tachtig jaar oud, pas hertrouwd, en hij stopt ermee. In Zuid-Afrika heeft hij zijn plaats in de mythologie en de literatuur al.

Vrijdag 26 maart sprak hij zijn afscheid uit aan het Zuid-Afrikaanse parlement. Na de algemene verkiezingen die de tweede juni moeten plaatsvinden, zal hij aftreden als president. Naar alle waarschijnlijkheid zal hij dan opgevolgd worden door de man die de facto al een hele tijd de dagelijkse leiding waarneemt, ANC-leider Thabo Mbeki.

Over de betekenis van Madiba, zoals men hem noemt, zal nog veel geargumenteerd worden. Aan één kant staan de mensen die aan hem alle goeds toeschrijven dat Zuid-Afrika is overkomen: de genegotieerde revolutie, het uitblijven van de aangekondigde rassenoorlog, de bijna geweldloze overgang naar een democratischer regime. Aan de andere kant veel lieden die dat beu gehoord zijn, en hem, alsof hij inderdààd in zijn eentje de regering is, de criminaliteit verwijten, de economische put en de gestegen werkloosheid die Zuid-Afrika teisteren.

Wat was het échte werk van Mandela? Dichteres en journaliste Antjie Krog brengt een Zuid-Afrikaanse blik op de man die specialiseerde in onmogelijke opgaven.

VRIJHEID IS IN JOUW HANDEN

Het hing in de lucht, die warme decemberdag in 1989 nu bijna tien jaar geleden: het absolute tarten van het apartheidsregime. Niet dat er dadelijk iets veranderde, maar in Zuid-Afrika liet iedereen gewoon zijn angst varen.

Ze hingen op straat: vijf zwarte T-shirtjes aan hangertjes, wapperend in de stoffige plattelandse dorpsstraat. Op alle shirtjes stond hetzelfde gezicht van een man afgebeeld, en achterop een tekst: “Ik zal vechten tegen zwarte overheersing zoals ik heb gevochten tegen blanke overheersing – en als het nodig is, zal ik mijn leven ervoor geven – Nelson Mandela.”

Mijn adem stokte. Zag hij er echt zo uit? Had hij zulke dingen echt gezegd?

Een paar van ons kochten die T-shirtjes en trots paradeerden we ermee over straat, op onze ruggen prijkte een van de belangrijkste morele uitspraken van de eeuw, gebezigd door een man die bereid was er een mensenleven lang voor te betalen.

Twee maanden later werd Nelson Rohlihlahla Mandela vrijgelaten.

Het gebeurde tijdens de eerste Mandelabijeenkomst op het platteland, in de provincie, bij ons in de Vrystaat. Urenlang duurde het wachten in het verblindende zonlicht dat het enorme stadion van Bloemfontein opwarmde. We zongen het steeds opnieuw: “Mandela, freedom is in your hands”. Op de daken van de hoge gebouwen rond het stadion zag je honderden stipjes, blanken die te bang waren om zich onder zoveel zwarten te begeven, maar die op deze zondagmiddag toch kwamen om niets van het schouwspel te missen. De hele ochtend stroomden duizenden mensen ordelijk in rijen het stadion binnen. Vanaf halftwaalf tot kwart over vier zaten we daar met ons dertigduizenden te wachten.

En ineens stond hij daar bij de ingang – alsof het de gewoonste zaak van de wereld was.

Geen beter symbool was denkbaar: hij torende boven iedereen uit, gekleed in een biscuitkleurig pak en smalle rode das. Met zijn vuist in de lucht liep hij langzaam het hele stadion rond, te midden van het uitzinnige publiek. Elke stap die hij zette, was een belichaming van de dromen en de verzuchtingen van de aanwezigen. Toen hij voorbijliep, leek het net of hij de aanwezigen stuk voor stuk even aankeek. Plotseling barstte iedereen los in het Free Nelson Mandela-lied. Het ging als een storm over de stad en echode door de warme slapende witte woonwijken. Bij het zingen van Nkosi sikelel’iAfrika leek het alsof alle angst, de kwellingen, het verzet, de agressie, de vergeefsheid, de woede als een korst loslieten van je huid en we onze tranen de vrije loop konden laten.

“Zo’n mirakel van een man, hier in de Vrystaat“, zei iemand achter mij.

DE ONZICHTBARE WERD ZICHTBAAR

Drie jaren later volgden de eerste democratische verkiezingen en Nelson Mandela werd onze eerste president. Tijdens zijn inhuldiging op het terrein voor de Uniegebouwen in Pretoria traden twee imbongi’s op, traditionele lofdichters. Hun optreden was een pikante saus over een overigens volledig westers aangeklede plechtigheid. Juist de imbongi’s hadden de belangrijke taak om aan de miljoenen zwarte Zuid-Afrikanen uit te leggen in welke context ze zijn nalatenschap moesten zien. Omdat het om Mandela ging, waren er twee imbongi’s nodig om de man die al zolang “dood” was, of in ieder geval afwezig, weer zichtbaar te maken. De imbongi vervult van oudsher de rol van collectief geheugen, vertolkt de geschiedenis, de ervaringen van een volk.

De imbongi’s zijn geen kritiekloze nalopers, maar fungeren als tussenpersoon tussen leider en volgelingen. Voordat een imbongi overgaat tot zijn voordracht, ijsbeert hij en prevelt bezwerende klanken om zichzelf in een verhoogde staat van bewustzijn te brengen – een geestestoestand waarin de diepste collectieve vermogens worden geactiveerd en geuit in taal. Je weet nooit precies wanneer een imbongi begint, omdat hij wacht op het moment waarop alles als vanzelf komt.

Uit het collectieve geheugen wordt de man die jaren onzichtbaar was op Robbeneiland door reeksen namen en codes, historisch en politiek weer ingelijfd in de samenleving. Een van de imbongi’s maakte Mandela duidelijk dat hij daar niet zomaar op dat podium stond, dat hij niet dankzij eigen kracht of reputatie was teruggekeerd, maar juist als collectief leider door talloos velen naar die historische plek was gedragen – een veelkoppige wurgslang.

“Legendarisch is hij – veelkoppige wurgslang

hij uit het huis van Thambeka

uit het huis van Nomathokazi

legendarisch is hij – veelkoppige wurgslang

uit het huis van Baliwe

uit het huis van Notyatu.”

Deze strofe verbindt Mandela met zijn voorgeslachten. Ongewoon is dat er vrijwel alleen maar vrouwennamen worden gebruikt. In de mythologie van de Xhosa zijn slangen onder meer een symbool van de voorvaderen en hun beschermende kracht. Mandela wordt gezien als een wurgslang – een slang groter en belangrijker dan andere slangen. Hij is veelkoppig en kan dus niet worden vernietigd – hij draagt de kracht van de voorvaderen en wordt er één kop vernietigd, dan komt er meteen weer een andere voor in de plaats.

“De beenderen ratelen in de graven

de beenderen van John Dube

de beenderen van Kotana

de beenderen van Albert Luthuli

de beenderen van Oliver Thambo

de beenderen van Tshoyane zelf

ja, ook die van Chris Hani

en de beenderen zeggen: Afrika kom terug

kom terug!”

In deze strofe wordt Mandela’s politieke context geschetst. De beenderen duiden erop dat zijn politieke voorgangers nu ook zijn persoonlijke voorvaderen zijn geworden. Verschillende lijnen van voorouders en politieke leiders hebben hem gebracht tot waar hij nu is.

DE MAN MET DE LICHTE HUID

“Hier is hij dan

de lange man met de verschrikkelijk lange benen

de zoon van Jogintaba

de zoon van Hlahla

de zoon van Ndaba

de zoon van Ngubengcuka

de zoon van Dalindyebo

de zoon van Mandela

uit de gevestigde familie van Ngubengcuka

zoon van Varoyi en Nkonka

afkomstig van de rivieroevers van de iNqunu

breng eer aan de vrouw van de Mpemvini

die het leven hebben geschonken aan de man met de lichte huid

ja, ik heb het over uNosekeni

uNosekeni de moeder van Mandela.”

Deze strofe noemt de stamboom van Mandela, hoewel niet in de juiste volgorde. Hij bevestigt hoe roemrijk de familie is – de Thembu zijn een van de belangrijkste en oudste huizen in de Zuid-Ngunigroep en historici beweren dat ze al in 1100 na Christus bestonden. Ook Mandela’s gelaatstrekken worden genoemd – de man wiens gezicht dertig jaar lang was verbannen, wordt weer levend en zichtbaar. De lichte teint van zijn huid heeft twee betekenissen. De letterlijke betekenis is: gloeiend van binnen, een teken van adel en voorspoed. De meer aanvechtbare uitleg is dat ook de stamboom ermee wordt aangeduid. De Oost-Kaapse Xhosa met de lichte huidkleur zijn naar verluidt afstammelingen van een groep blanke schipbreukelingen eeuwen geleden – in tegenstelling tot de groep waartoe de oorspronkelijke bewoners, de KhoiSan, behoren.

“Hier staat hij nu voor ons

Rohlihlahla

losgetrokken tak van lang geleden

het spoor van zijn bladeren ligt

tussen vele naties

het spoor reikt zelfs tot in Zambia

daarom ook

daarom dat Kaoenda

toen hij het spoor zag

moest huilen.”

Deze strofe is een poëtisch hoogtepunt. Mandela wordt voor de eerste keer direct aangesproken. Het begint met de naam Rohlihlahla (de “r” wordt als “g” uitgesproken), waarin alle metaforen en klankmogelijkheden worden verkend. Rohlihlahla betekent letterlijk rola ihlahla, gevormd uit het werkwoord rola, uittrekken, en ihlahla, tak. Vandaar dus “losgetrokken tak”. Figuurlijk betekent deze naam: iemand die het zichzelf en anderen niet gemakkelijk maakt en moeilijkheden veroorzaakt. Oud-president PW Botha heeft dan ook eens gezegd dat hij iemand met zo’n naam onmogelijk kon vrijlaten. Het is een profetische naam, die Mandela bij zijn geboorte van zijn ouders kreeg. De sporen die de tak op de grond maakt, worden het werkwoord waarmee klankimiterend wordt ingespeeld op deze erenaam. Maar tegelijkertijd staat de naam Rohlihlahla voor het verdriet en de verschrikkingen die Mandela te beurt vielen. Zo erg zelfs, dat de leider van een van de grootste landen van Afrika huilde toen hij ze zag. En het herinnert Mandela aan de bijzondere steun die hij van Kenneth Kaoenda ontving.

Aah! Dalibhunga!

Bdee gram!

Dit slot komt in alle lofliederen voor. Eerst wordt de ceremoniële naam van het stamhoofd gebruikt als hommage: Dalibhunga, gevolgd door een ideofoon: “ik kan nog doorgaan en doorgaan, maar ik stop hier”. Dit markeert het einde van het gedicht.

DE KUNST VAN HET ONMOGELIJKE

Mandela. Icoon van de twintigste eeuw. Mandela, zwarte pimpernel. Depoëzie uit de tijd van het verzet tegen de apartheid noemt hem: hij die niet lacht en niet huilt. Met een gezicht als uit steen gehouwen. De man die zevenentwintig jaar beroofd was van zijn vrijheid en geen eigen gezicht meer had, een masker was geworden. Maar een man wiens gezicht een en al glimlach is sinds zijn huwelijk met Graça Machel. De man die zich tijdens zijn scheiding van Winnie Mandela in de rechtszaal liet ontvallen: “Ik ben een vrij man, maar nog nooit ben ik zo eenzaam geweest.”

Jarenlang wist niemand hoe hij eruitzag, maar sinds 1990 is zijn gezicht niet meer weg te denken: het staat op vlaggen, T-shirts, posters, etuis, tot onderbroeken en condooms toe!

En iedereen zoekt iets van zichzelf in hem. En iedereen wil met hem op de foto. Tijdens de bijeenkomst van de organisatie van niet-gebonden landen vorig jaar in het Zuid-Afrikaanse Durban wilden alle leiders met hem afzonderlijk worden gefotografeerd. Het was zo’n uitputtingsslag voor de tachtigjarige dat hij het bijna niet volhield en Graça opdracht gaf hem een stoel te brengen. Sinds 1990 verschijnt de man die zevenentwintig jaar lang alleen te maken had met cipiers ineens in het gezelschap van koningen en kelners, en is zijn portret overal te vinden: in paleizen, ambassades, directiekamers, kantoren, woonkamers, aan lantaarnpalen, in krottenbuurten, op bureaus, in lijstjes achter glas. Hij deelt zijn stralende charme met duizenden.

En in Zuid-Afrika? In Zuid-Afrika is hij het symbool geworden van wat voor onmogelijk werd gehouden. Hij kan bij Betsie Verwoerd, de vrouw van de in 1966 vermoorde premier Hendrik Verwoerd, op de thee gaan en ze zal hem vereerd en zonder een centje pijn de hand schudden, het doet haar reputatie alleen maar goed. Mandela kan kolonel Moammar Kadhafi omhelzen en Bill Clinton zal zich veilig voelen in zijn armen. Mandela maakt het onmogelijke mogelijk. Stormen bezweert hij, hij brengt voorspoed. Als morele barometer zorgt hij ervoor dat blank en zwart elkaar geen haar zullen krenken.

Politiek is de kunst van het haalbare. Maar het beleid van Mandela berust op de kunst van het onmogelijke. Zijn nalatenschap bestaat hierin, dat hij zijn morele gezag in dienst heeft gesteld van het onmogelijke. Daarin is hij uniek. Mandela is een zwarte man in een racistische wereld en daar zit hem de kneep, daarheen leidt de ontknoping: hij is het die de blanken heeft gewogen en beoordeeld op hun eigen morele waarden en hij heeft hen te licht bevonden.

De nalatenschap van Mandela houdt in dat hij de definitie van politiek heeft omgebogen van de kunst van het haalbare naar de kunst van het onmogelijke. Bovendien is hij het levende bewijs dat een doorleefde moraal de enige brug is die daarheen voert. Hij heeft getoond dat het voor een politiek leider mogelijk is om zijn diepste morele overtuiging te volgen en een lichtend voorbeeld te zijn en onbesmet te blijven.

Maar voor gewone stervelingen is het grootste dat hij nalaat: waardigheid – niet zozeer voor Zuid-Afrikanen, zelfs niet zozeer voor zwarten, maar voor de voormalige belijders van de apartheid. Door zijn leven van doorleefde waarden laat hij ons, zwart, maar ook blank waardig achter, en voor ons blanken geldt: eindelijk, na driehonderd jaar, ook menswaardig.

(Vertaling: Robert Dorsman)

Antjie Krog

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content