Als Dehaene III er komt, zullen de Belgen weten wat het betekent om scout te zijn. Nu de begroting in orde is, wil de premier meer “wij-gevoel” in de samenleving. Een gesprek over vereenzaming, angst en oorlog. Maar toch ook een oefening in positief denken, van Kosovo tot Brussel.

Geen Belgisch politicus durft dezer dagen nog met goed fatsoen over verkiezingen te spreken, zonder het ook even over Kosovo te hebben. Premier Jean-Luc Dehaene was zelfs hoogst verrast dat hem tijdens zijn tweede optreden op Topradio, vorige zondag, zo weinig vragen over Kosovo werd gesteld.

De oorlog beroert de geesten. Wegens de oorlog zelf, maar in de Wetstraat ook wegens het mogelijke effect op de stembusgang. Er heerst al geruime tijd angst over de veelbesproken maar nooit gepubliceerde “geheime” peilingen die een tweede gitzwarte zondag voorspellen. Kosovo kan voor een wending zorgen. Het is een gewaagde speculatie die sommige politici dezer dagen maken, zonder dat we daar enige cynische berekening achter moeten zoeken. Angst voor onveiligheid in de straat is humus voor extreem-rechts. Maar het soort angst dat voortspruit uit economische crisissen of oorlogen doet de mensen hunkeren naar zekerheid, niet naar politieke avonturen. De oorlog in Kosovo maakt niet alleen de politici, maar ook de kiezers stiller en serener. Zo luidt althans de redenering.

Het is een strohalm wellicht, in deze beroerde tijden.

Elke democraat weet al jarenlang dat er iets schort aan de samenleving, aan de houding van burgers en politici onderling en wederzijds. En dat dit mankement niet langer alleen te vatten valt in termen als koopkracht. Dit gaat niet over biefstukken, maar over gestoorde relaties, egoïsme, je m’en foutisme, negativisme. In elke kleine en grote democratische partij wordt daar al langer over nagedacht, gesproken en geschreven. De SP predikt het “samen-ik-zijn”, de VLD herontdekt de wortels van het “zorgzaam liberalisme”. Allemaal hebben ze het over een herstel van het evenwicht tussen rechten en plichten. Over “veiligheid” in de ruimste zin. In de CVP heeft vice-premier Herman Van Rompuy zijn visie neergepend in een boekje en hij heeft ook al laten weten dat hij zich niet nog eens vier jaar wil buigen over cijfertabellen: hij prefereert een meer “menselijk” departement.

Ook Jean-Luc Dehaene schrijft een boek. Het zou verbazen mocht ook hij daarin niet behoorlijk wat plaats inruimen voor de blinde vlekken uit zijn eersteling, “Sleutels voor morgen”. Zeg maar: voor het immateriële. Het beest dat hij in 1995 losliet, is inmiddels getemd. Het komt er op aan de openbare financiën de komende vier jaar onder controle te houden. En de verbouwingswerken aan de sociale zekerheid zullen, net zoals de staatshervorming, nooit af zijn. Maar tegelijkertijd komt er ruimte voor wat hij – hoekig als altijd – “de algemene samenlevingsproblematiek” noemt.

Zondagnamiddag won Frank Vandenbroucke Luik-Bastenaken-Luik, en enkele uren voor Club Brugge gelijk speelde tegen Racing Genk scheen de zon nog in Vilvoorde. Jean-Luc Dehaene heeft er zeven jaar premierschap op zitten. Maar hij is nog niet uitgepraat. Hij loopt met zijn gedachten alweer drie stappen vooruit. In Kosovo is de taak voor Europa nog maar goed en wel begonnen. En met de euro staan de Belgen nog maar op de drempel van de informatiemaatschappij.

Maanden geleden al waarschuwde u in dit blad: “De beide wereldoorlogen zijn begonnen met incidenten à la Kosovo”. Toen de eerste Navo-bom viel, hulde u zich evenwel in stilzwijgen. Er worden nochtans voor minder regeringsmededelingen gedaan. Het was vrij snel duidelijk dat de Belgen ongerust waren, dat ze aanvoelden dat dit conflict van een andere orde was dan bijvoorbeeld het kat-en-muisspel in Irak.

Jean-Luc Dehaene: Ik geloof niet al te veel in regeringsmededelingen. Zodra de eerste bommen vielen heeft de regering het parlement ingelicht over het hoe en waarom. De situatie is ernstig, maar je moet niet dramatiseren. Er zit mij overigens iets dwars bij die onrust van de bevolking, nu het conflict zich zo dicht bij huis voordoet. Toen we vorig jaar een pleidooi hielden voor luchtoperaties in Kivu, kregen we nagenoeg geen respons. Als men mij vandaag vraagt: waarom wel in Kosovo optreden en niet elders, heb ik daar ook geen pasklaar antwoord op. Of het moet zijn dat het hier om een conflict van nationalismen gaat, een conflict dat gepaard gaat met etnische zuiveringen in een gebied dat ook in het verleden al Europa heeft gedestabiliseerd. Het is dus niet abnormaal dat die instellingen die na de Tweede Wereldoorlog juist zijn opgericht om de vrede in Europa te bewaren, vandaag zo snel optreden opdat het conflict niet zou uitbreiden.

Het lijkt er nochtans op dat dit veeleer een optreden van de Verenigde Staten dan van Europa is. Alsof de VS en de atlantici in de Navo eens wilden laten zien wie hier in het Westen nog altijd de lakens uitdeelt. En dat de Europeanen zich vooral geen illusies hoeven te maken. Hun euro mogen ze hebben, maar er kan geen sprake zijn van een eigen buitenlands en defensiebeleid.

Dehaene: Die analyse klopt van geen kanten.

U klaagde daar nochtans zelf al ten tijde van Bosnië over. “De VS claimen steeds het politieke leiderschap”, zei u, “maar de factuur (voor de wederopbouw) schuiven ze vervolgens door naar Europa”.

Dehaene: Ja, en daarin is Kosovo juist anders. Europa heeft hier een zeer grote rol gespeeld, ook al is dat grotendeels onzichtbaar gebleven. Het Dayton-akkoord voor Bosnië werd uitgestippeld door Amerika en de Europeanen kregen de uitvoering. In Rambouillet werden de onderhandelingen voorgezeten door de ministers van Buitenlandse Zaken van Frankrijk en Groot-Brittannië. Alleen heeft de EU helaas nog altijd niet één gezicht voor zijn buitenlands beleid, zoals de Navo Solana heeft. Maar ook in het verdere verloop van deze crisis zal Europa een politieke rol spelen. We zien de uiteindelijke politieke oplossing in een VN-kader, en op die manier willen we ook de Russen weer mee in de boot. Die bekommernis leeft wellicht meer in Europa dan in de VS.

Kosovo is geen terugslag, maar juist een aanmoediging om verder te denken over de uitbouw van een Europees buitenlands en militair beleid. De Navo moet, via de West-Europese Unie (WEU), een Europese poot hebben. Het zal evenwel nooit volledig los van de VS kunnen, want zij leveren grotendeels de logistiek. Ook al treedt Europa in de toekomst alleen op, er zal altijd een minimum aan consensus met de VS moeten zijn. De Balkan ligt in onze achtertuin en dat verklaart die vaste Europese wil om samen met de VN het voortouw te nemen. De publieke opinie moet weten dat Europa nog voor jaren troepen zal hebben in Bosnië en Kosovo. Op langere termijn is er in heel dat zuidoostelijk Europees gebied van de Balkan een structureler initiatief nodig om de nationalismen te overstijgen. Zoals de Amerikanen in Europa hebben gedaan met het Marshallplan, zo zal Europa moeten investeren in de heropbouw en de economische expansie van de Balkan. En er zal tegelijkertijd moeten worden gezocht naar een politiek element van integratie, eventueel door een supranationaliteit in te bouwen, waardoor de volkeren daar geen reden meer zullen hebben om met elkaar te vechten. Maar daarvoor moet vandaag wel eerst Milosevic worden gestopt.

Ondertussen is de etnische zuivering wel al een tijd aan de gang. Had het Westen niet vooraf meer kunnen investeren in contacten met gematigden in Servië en Kosovo die tot voor enkele jaren nog wel iets zagen in een vorm van federalisme?

Dehaene: Dat had gekund, maar had het ook effect gehad? Je moet oppassen met vergelijkingen, maar in de jaren dertig had je naast Hitler ook wel Duitsers die zeer redelijk waren. Het probleem was dat die zich niet durfden te laten zien, en als je al met ze had kunnen onderhandelen, zou dat geen impact hebben gehad. In Dayton is er een poging ondernomen om preventief een regeling voor Kosovo te treffen, maar Milosevic weigerde. Op dat moment zou het onverantwoord geweest zijn ten aanzien van Bosnië om Dayton dan maar volledig op te blazen. De publieke opinie zou dat niet hebben begrepen, te meer omdat het op dat moment nog relatief rustig was in Kosovo. Het is een oneerlijke strijd. Want Milosevic voelt zich door geen enkel internationaal verdrag gebonden, terwijl de Navo bestaat uit landen die zich wél aan regels houden, die met elkaar moeten overleggen en die ook verantwoording moeten afleggen aan parlement en media. Vrede moet je altijd met z’n tweeën willen. Het absolute pacifisme heeft geen ander alternatief dan alles toegeven aan wie geen vrede en geen respect voor mensenrechten wil.

Er is een moment waarop je diegene die geweld gebruikt slechts met geweld kan stoppen. Het beste wat we vandaag kunnen doen is Milosevic tegenhouden en de vluchtelingen zo goed mogelijk opvangen, maar we moeten al verder denken voor de stabiliteit in Europa.

De solidariteit met de gevluchte Kosovaren lijkt vandaag zo groot in België dat sommigen daar zelfs al uit besluiten dat er nu wel “een maatschappelijk draagvlak” zou bestaan om het hele asielbeleid te versoepelen.

Dehaene: Dat lijkt mij een verkeerde associatie. Je krijgt nu een grote emotionaliteit, maar die zal waarschijnlijk niet aanhouden. Met alle sympathie voor de edelmoedigheid waarmee zovele Belgen vandaag Kosovaren bij hen thuis willen opnemen, maar als je daar systematisch op ingaat, krijg je binnen de kortste keren problemen. Die vluchtelingen vragen overigens niet om verspreid te worden over Europa en de rest van de wereld. De meesten willen terug naar huis. Samen met het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen (UNHCR) moet onze prioriteit zijn om zoveel mogelijk opvang ter plaatse te voorzien. Daarnaast moet er in overleg met het UNHCR gezocht worden naar gestructureerde opvang in Europa voor die Kosovaren voor wie het ginds onhoudbaar is, en voor diegenen die hier bijvoorbeeld al familie hebben. Het aanbod van Belgische gezinnen kan een oplossing zijn voor acute situaties van korte duur. Als het voor langere duur is moet je eerst grondig nagaan of de burgers die spontaan hulp hebben aangeboden ook in staat zijn om die opvang daadwerkelijk te dragen.

SP-voorzitter Fred Erdman zag in Kosovo een dodelijke waarschuwing voor elke vorm van extremisme, ook in eigen land. Dat had toch een interessante boodschap kunnen zijn voor een regeringsmededeling?

Dehaene: Zeker in tijden van verkiezingen moet je daarmee opletten. Het Kosovo-debat in de Kamer was zeer sereen en op niveau. In zo’n context zou het terecht als demagogisch kunnen worden bestempeld als je dit te snel en te simplistisch gaat vertalen naar binnenlandse toestanden. Het is natuurlijk wel zo dat we in Kosovo zien wat er gebeurt als je een nationalisme tot in zijn uiterste consequenties doordrijft, en als je daar een etnische dimensie aan verbindt. Maar het lijkt mij een democratie onwaardig om dat te misbruiken in een kiescampagne. We moeten die complexe situatie op onze beurt niet gaan vertalen in oneliners.

Aan de vooravond van de verkiezingen in 1995 zei u te vrezen dat het Vlaams Blok 15 procent van de stemmen zou halen. Dat is toen niet gebeurd. Acht u het nu wel mogelijk?

Dehaene: Ik wil mij niet met de potentiële resultaten van anderen bemoeien. Ik weet alleen dat ik mij tijdens de campagne zal inzetten met de boodschap dat we dankzij wat we de voorbije jaren gerealiseerd hebben nu een solide basis hebben om een aantal nijpende maatschappelijke problemen aan te pakken. En ik zal ervoor pleiten dat men een positieve stem zou uitbrengen, op mensen die aan de opbouw van die maatschappij willen meewerken. Een samenleving kun je alleen maar opbouwen als je mensen bij elkaar brengt. Een stem voor politici die mensen tegen elkaar opzetten, is een negatieve stem en ik hoop dat ik de kiezer daarvan kan overtuigen.

In 1995 speculeerden Louis Tobback en uzelf op de angst voor sociale onzekerheid. Het verschil is dat er vandaag ook echt angst ís. Het effect van de gebeurtenissen van 1996 borrelt nog ondergronds, er is de onveiligheid, er is de oorlog…

Dehaene: Je zult die angst niet wegwerken door de tegenstelling tussen burgers verder te versterken. Je moet duidelijk mobiliseren in positieve zin. We moeten weer leren samenleven. En het is cruciaal dat we beseffen dat we er ook samen aan zullen moeten werken. Het is al te eenvoudig om het allemaal door te schuiven naar de politiek alsof dit een extern lichaam zou zijn, vreemd aan de maatschappij.

Er is de afgelopen jaren al veel nagedacht over betere en andere bruggen tussen overheid en bevolking. Er zijn ombudsdiensten, er wordt geëxperimenteerd met vormen van rechtstreekse democratie en nagegaan of de representatieve democratie niet representatiever kan. Mark Elchardus schreef onlangs dat deze zoektocht op langere termijn wellicht belangrijker is voor de gezondheid van de democratie dan het permanent gebiologeerd zijn door extreem-rechts en hoe je dat bestrijdt. Die zoektocht lijkt onomkeerbaar.

Dehaene: Ik heb grote moeilijkheden met de manier waarop men dat resultaat wil bereiken. Ik krijg het gevoel dat er veel te veel wordt gezocht in één richting. Men wil steeds rechtstreekser lijnen naar alle burgers leggen. Men blijft het maar voorstellen alsof de democratie een optelsom zou kunnen zijn van individuele meningen. Dat bestendigt het waanidee van de politiek als een alles-fixer. Bovendien versterkt het ook nog de individualisering terwijl we juist meer aandacht zouden moeten hebben voor het samenleven, het rekening houden met de ander.

De VLD wil voor een aantal ingrepen ter verfijning van de democratie de grondwet wijzigen.

Dehaene: We zullen daarover zeker een debat hebben. Ik blijf reserves hebben bij het instrument van de referenda en de afschaffing van de lijststem. Na de slechte ervaringen die we in het raam van de zogenaamde NPC hebben opgedaan, onder meer met de onredelijk stoïcijnse beknotting van de verkiezingscampagnes, hoop ik dat we in een volgende legislatuur het kader kunnen creëren waarin één en ander serener en in al zijn consequenties kan worden bekeken.

Dat kan een hoofdstukje worden in een nieuw regeerakkoord?

Dehaene: Ik denk dat het inderdaad noodzakelijk zal zijn om een aantal zaken uit te praten bij de vorming van een regering.

U verkondigt al jaren dat u als premier België klaar probeert te maken voor de overgang naar de informatiemaatschappij. De hervorming van de sociale zekerheid was daar een belangrijke hoeksteen van. Echt vlot is dat niet gegaan, en het werk is niet af. Had u er in 1995 misschien toch niet doortastender aan moeten beginnen?

Dehaene: Ik kijk liever naar wat ik wel binnen heb. Niemand betwist dat er een doorbraak is gekomen in de sanering van de openbare financiën, waardoor we in de EMU zijn geraakt. Beide zijn cruciaal om te overleven in de wereldwijde informatiemaatschappij. We zullen die inspanning moeten voortzetten. We hebben al gezegd dat er de komende vier jaar geen ruimte voor zottigheden is. Het primair saldo van zes procent moeten we aanhouden om de schuld verder af te bouwen. Er is dus een belangrijke structurele kering die je kan volhouden zonder grote operaties te moeten doorvoeren. Ook het interprofessioneel akkoord 1999-2000 is een mijlpaal. Eindelijk zijn we tot een consensus gekomen over een minimum aan voorwaarden om de concurrentiekracht te vrijwaren. Anders gezegd, iedereen is het er nu over eens dat je de lonen niet sneller kunt laten groeien dan in je directe buurlanden. Bijna twintig jaar nadat de Nederlandse sociale partners in Wassenaar zo’n akkoord hadden gesloten, heeft België dat nu ook op zak. Bovendien zitten er in ons akkoord ook elementen die de bedrijven meer armslag geven om de flexibiliteit te organiseren die ze nodig menen te hebben. En flexibiliteit in de twee richtingen hé, ook voor de werknemer. Die moet ook kansen krijgen om zijn werk te combineren met andere functies die hij in de maatschappij wil vervullen. Dat oogt misschien allemaal niet spectaculair, maar het zijn wel allemaal kleine schakels waarmee we geleidelijk afstappen van een al te uniforme en centralistische organisatie van de arbeid. We zullen in die richting verder moeten bouwen in een volgende legislatuur. Op sommige domeinen, zoals de financiële werknemersparticipatie, had ik persoonlijk al veel verder willen staan.

Het ging inderdaad trager dan verwacht. Het is wachten op de hervorming van de ambtenarenpensioenen, de alternatieve financiering, het tweepijlersysteem…

Dehaene: Ja maar, ge zit nooit alleen in een regering hé. En de gevoeligheden groeiden inderdaad misschien iets te traag. Maar als je te snel gaat, krijg je opstand met als resultaat dat je nog minder bereikt.

De eensgezindheid is vrij groot als je het bijvoorbeeld hebt over de verlaging van de arbeidskosten, maar de onenigheid is navenant als je de vraag stelt hoe je dat dan wilt financieren. De werkgever voelt de patronale bijdrage in zijn arbeidskosten, maar de werknemer niet. Die laatste voelt wél de belasting die de vermindering van die patronale bijdrage moet financieren. En niemand wil dan de moed opbrengen om uit te leggen dat die belasting verband houdt met de vermindering van de loonlast en dus met meer tewerkstelling. Ik blijf voorstander van een alternatieve financiering via de BTW, een CO2-taks of een belasting op roerend inkomen (vermogensbelasting, nvdr), maar in een open economie als de onze, en zeker met de komst van de euro, kan dat alleen maar Europees. Anders snij je in je eigen vel.

Nog op andere vlakken hadden we verder kunnen staan. Het zou beter geweest zijn hadden we in het interprofessioneel akkoord ook een opening kunnen maken om de leeftijd voor brugpensioen geleidelijk op te trekken tot zestig jaar, nadat we het in 1997-’98 al op achtenvijftig jaar hadden gebracht. Dat zal er in de toekomst toch van moeten komen. De vermindering van de schuldenlast zal niet volstaan om de pensioenen te betalen. Je hebt een grotere activiteitsgraad nodig. Dus moet je het einde van de professionele carrière op een later moment situeren. Tegelijkertijd moet je mogelijkheden scheppen om die carrière geschakeerder te maken, aangepast aan de leeftijd, zodat je niet pardoes op de straatstenen wordt gezet als je te oud bevonden wordt voor een bepaalde job. Het kan dus wel, alleen moet je zorgen dat je iedereen stapsgewijs meekrijgt.

We hebben misschien ten onrechte de indruk gewekt dat we de Grote Hervorming in één klap gingen doen, maar dat is nooit mijn bedoeling geweest. De sociale zekerheid zit zodanig ingebed in de samenleving dat je bij elke ingreep een duidelijke kijk moet hebben op het effect. Zo hebben we in de ziekteverzekering duidelijk meer greep gekregen op het hele proces. Inzake het tweepijlersysteem (de aanvullende vergoedingen, zoals kinderbijslag en ziekteverzekering, loskoppelen van de arbeidsvervangende inkomens en de eerste financieren met belastingen en dus niet langer uit bijdragen op arbeid, nvdr) hadden we verder kunnen staan. Ook bij de vakbonden was men daar vrij algemeen voor gewonnen, tot op het moment dat iemand daar de voorafspiegeling van een splitsing van de sociale zekerheid in zag. Dan was het grote paniek. Ik heb de Franstaligen meer dan eens gezegd dat ze spoken zagen, maar ze waren niet van hun gedacht af te brengen. Spijtig.

Ze zullen het morgen nog minder geloven, nu u als goede CVP’er ook de regionalisering van de kinderbijslag en de gezondheidszorg komt verdedigen.

Dehaene:Bwààh, dat is voor na de verkiezingen. We zien wel hoe ver we geraken in dat debat. Dat hangt ook af van de krachtsverhoudingen na 13 juni. Je kunt het trouwens ook omgekeerd stellen: indien we het tweepijlersysteem hadden doorgevoerd, hadden we vandaag wellicht een ziekteverzekering en een kinderbijslag die veel beter zouden zijn aangepast aan de reële maatschappelijke noden. Het getuigt van verkeerde argumenten als je een hervorming die op zich waardevol is stopzet omdat ze zogezegd gekoppeld zou zijn aan de communautarisering. De sociale zekerheid is zoals de staatsstructuur: zodanig verweven met je maatschappij dat je ze op geregelde tijdstippen moet aanpassen aan veranderingen van die maatschappij. Niet alleen financieel, maar ook inhoudelijk. Het systeem is bijvoorbeeld niet langer aangepast aan de groei van het aantal eenoudergezinnen.

Alles ligt vast voor de volgende legislatuur: het primair saldo, de gestage voortgang van de hervorming in de sociale zekerheid… Nochtans mag je van een nieuw regeerakkoord ook altijd iets enthousiasmerends verwachten, een beetje visie. Is er ruimte voor nieuwe accenten?

Dehaene: Er zal meer aandacht kunnen gaan naar de kwaliteit van de tewerkstelling, zowel naar een groter zelfbeheer voor de werknemer van zijn arbeidstijd als naar de investeringen van bedrijven in vorming. En er valt nog heel wat werk te verzetten om onze maatschappij ook infrastructureel aan de informatiemaatschappij aan te passen. Niet alleen de bedrijven en de administratie, de ganse bevolking moet toegang hebben tot de mogelijkheden van elektronische post en andere. En er zal veel meer moeten worden gewerkt aan de algemene samenlevingsproblematiek. Heel wat van onze problemen, gaande van mobiliteit tot veiligheid en vereenzaming, kun je niet vanuit de overheid alleen oplossen. Maar het is wel aan de overheid om middelen te vinden om de bevolking te mobiliseren opdat we er samen een antwoord op kunnen vinden. Ik hoop dat we opnieuw een sterker wij-gevoel kunnen inbouwen.

U wilt als het ware een nieuw contract met de burger?

Dehaene: Ja, maar dat is ook alweer zo’n versleten begrip. Laten we daar maar iets anders voor vinden.

Met die, zeg maar “zachtere waarden” komt u op het terrein van de gewesten en gemeenschappen.

Dehaene: En dan? Gemeente, gewest, federaal, Europa: dat zijn geen hokjes. Ook de sanering van de openbare financiën hebben we alleen maar kunnen regelen dank zij het Europese kader en dank zij een pact met de gewesten. We zullen verder moeten puzzelen.

Hoe ver staat u met de lijst van de grondwetsartikelen die in een volgende legislatuur herzien kunnen worden?

Dehaene: Ik heb nog tijd. Wat er zeker in zal staan, zijn de artikelen die betrekking hebben op de rechten van het kind en de gelijkheid van man/vrouw. Het is niet nodig om de boot vol te laden met artikelen die te maken hebben met de staatshervorming. Het is mijn inschatting dat je voor de institutionele prioriteiten geen grondwetsherziening nodig hebt. Ik ben het daar roerend eens met André Alen.

Die tegelijkertijd wel zegt dat alle vorige staatshervormingen maar kaduuk waren precies omdat er te veel met “kunstgrepen” en “impliciete grondwetsherzieningen” werd gewerkt.

Dehaene: Dat is professor Alen die het werk van kabinetschef Alen op de korrel neemt. Dat is zeer legitiem als academische kritiek, maar hij weet ook wel dat je er in de praktijk niet komt zonder pragmatiek.

Als u de contouren van een staatshervorming vooraf vastlegt in een verklaring tot herziening van de grondwet, wint u toch tijd? Anders gaat de doos van Pandora al vanaf de eerste dag open.

Dehaene: Waarom? Ik zie geen enkel voordeel om in de periode die ons nog rest tot aan de verkiezingen een groot communautair debat op gang te brengen. De inzet van de verkiezingen ligt naar mijn gevoel elders.

U bent dus toch weer kandidaat voor een derde mandaat?

Dehaene: Als het van mij persoonlijk afhing, had ik iets anders willen gaan doen. Ik weet dat ik een risico heb genomen door te aanvaarden dat de CVP mij als boegbeeld gebruikt. Als het verkeerd afloopt, zal alle lof die de CVP nu heeft voor het werk van de afgelopen jaren snel vergeten zijn. Maar ik wilde ook de mensen die dat werk mee mogelijk hebben gemaakt, niet in de steek laten. Bovendien was er niet onmiddellijk een evident alternatief en riskeerde de partij in CDA-toestanden verzeild te raken. Dat wens ik mijn partij absoluut niet toe en ik wil er nog minder verantwoordelijk voor zijn.

Had u zich kunnen indenken dat u zich ooit nog zou lenen tot reclameboodschappen over “uw eerste keer”, of dat u in Topradio zou blijven glimlachen als ze u vragen naar uw privé-leven?

Dehaene:Bah, dat zijn de wetmatigheden van een campagne. Die neem je er bij. En op die vraag over mijn privé-leven heb ik geantwoord dat het hun zakens niet zijn.

Als een Wetstraat-journalist u dezelfde vragen zou stellen, zou u hem prompt de deur uit zetten.

Dehaene:Ge moogt gerust zijn!

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content