De Vlaamse socioloog Anton Derks zocht samen met twee Nederlandse collega’s naar een antwoord op de vraag: waarom stemt de historische achterban van links steeds vaker op rechts? Een gesprek over waardigheid en klassenbewustzijn.

In hun boek Farewell to the Leftist Work-ing Class zoeken Derks en co. naar een verklaring voor de aanzuigkracht van rechts. Derks is onderzoeker aan het Vlaamse ministerie van Onderwijs, maar spreekt hier in zijn hoedanigheid van academicus. Als gastprofessor aan de VUB doceert hij het vak Grote culturele tendensen van de moderne tijd. ‘Wij zijn vertrokken van de vaststelling dat het verband tussen de arbeidersklasse en linkse partijen allang afneemt’, legt hij uit. ‘En we hebben een aantal inzichten toegevoegd aan de verklaringen die al bestonden.’

Welke verklaringen kende men al?

ANTON DERKS: Kort samengevat: de opkomst van de zogenaamde nieuwe breuklijn. Uit onderzoek in binnen- en buitenland blijkt dat een aantal cultureel-maatschappelijke thema’s bij de bepaling van het stemgedrag in verhouding belangrijker zijn geworden dan de klassieke sociaaleconomische motieven. De oude economische breuklijn is die tussen links en rechts, de nieuwe die tussen progressief en conservatief. Op die laatste dimensie zie je vooral het onderscheid tussen hoog- en laaggeschoolden. De arbeidersklasse stemt steeds vaker op cultureel conservatieve partijen, die in economisch opzicht doorgaans een rechts profiel hebben.

En dat is niet alleen in Vlaanderen zo?

DERKS: Nee, dat zie je in alle westerse landen, ook in de Verenigde Staten. Het is een evolutie die al geruime tijd aan de gang is, en die vooral geassocieerd wordt met mei 68. De ideeën die eind jaren zestig tot de tegencultuur behoorden, zijn hoe langer hoe meer het dominante culturele verhaal geworden: het milieubewustzijn, de vrouwen-emancipatie, de anti-autoritaire opvoeding… Men spreekt weleens van de omschakeling van een bevelshuishouding naar een onderhandelingshuishouding. Die ontwikkeling zie je ook in de politiek, en in het stemgedrag. Linkse partijen met een progressief profiel zijn hun oude kiezers kwijtgespeeld. In 1991, bij de eerste Zwarte Zondag, zagen we duidelijk dat socialistische kiezers naar het Vlaams Blok trokken. Dat aanzuigeffect van rechts gaat nog door, denk maar aan het succes van Lijst Dedecker.

Jean-Marie Dedecker is met zijn libertaire ideeën toch een erfgenaam van mei 68?

DERKS: Ja, maar de héle bevolking is onderhevig geweest aan de impact van mei 68, ook de lager opgeleiden. Het is dus niet zo dat zij heimwee hebben naar het autoritarisme van de jaren vijftig. De terminologie is ook geëvolueerd: populisme is een betere term dan autoritarisme om aan te geven waardoor de arbeidersklasse zich aangesproken voelt. Wat hen bij Dedecker aantrekt, is het pleidooi voor een populistische ontvoogding, tegenover het dominante progressieve discours. Hij schopt tegen de schenen van de gevestigde waarden. Die gevestigde waarden, het huidige politieke gezag, worden bijna voorgesteld als een parasitaire klasse, een groep die teert op de rest van de maatschappij. Dat was vroeger een typisch ingrediënt van het linkse discours: daarin was de kapitalist een parasiet die profiteerde van de arbeider. Vandaag worden ook de zogenaamde profiteurs van de verzorgingsstaat door rechts voorgesteld als parasieten. Ook dat discours is aantrekkelijk voor arbeiders, die zich achtergesteld voelen.

En zij zijn niet noodzakelijk voor het behoud van een sterke verzorgingsstaat?

DERKS: Nee. Dat is het cruciale inzicht dat mijn collega’s en ik hebben uitgewerkt. Men heeft de aantrekkelijkheid van rechts de afgelopen jaren proberen te verklaren vanuit die nieuwe breuklijn. Men ging ervan uit dat de oude kiezers van de socialistische partij nog altijd wel voorstanders waren van economische herverdeling. Dat is ook wel zo, maar ze volgen daarbij niet altijd de linkse politieke recepten. Ook op economisch vlak wordt de oude achterban van links vandaag sterker aangetrokken door rechts, vanwege de grote vatbaarheid voor de radicale kritiek op de verzorgingsstaat.

En hoe komt dat?

DERKS: Links mist niet zozeer een programma, maar wel een verhaal dat haar klassieke achterban opnieuw een zekere maatschappelijke status verleent. Vroeger was de arbeider een held – denk maar aan de 1 meisymboliek: de heroïsche arbeider versus de kapitalistische baas. Vandaag spreekt men vooral over laaggeschoolden. Vroeger had men het over de toegevoegde waarde van de arbeider, vandaag over zijn tekort: een tekort aan opleiding. Zelfs als men het eufemisme ‘kortgeschoold’ gebruikt, blijkt daaruit dat iemand die niet lang heeft gestudeerd iets mist in deze kennismaatschappij. En dat idee geeft die mensen te weinig waardigheid. Het is al vaker gezegd, maar linkse partijen moeten minder bezig zijn met mediatraining en meer tijd stoppen in fabrieksbezoeken.

Maar dat doet Jean-Marie Dedecker toch ook niet, fabrieken bezoeken?

DERKS: Misschien niet, maar hij straalt het wel uit. En wie van de SP.A doet dat nog? Wie van de socialistische volksvertegenwoordigers kan nog een volks café binnenstappen en de mensen op een geloofwaardige manier duidelijk maken dat hun verzuchtingen in het parlement zullen worden vertolkt?

Als de traditionele arbeider vandaag rechts kiest, wil dat dan zeggen dat hij tegen zijn eigenbelang in stemt?

DERKS: Als je gelooft dat alleen links meer gelijkheid tot stand kan brengen via de klassieke herverdelingsmechanismen, dan is dat zo. Maar klopt dat wel? We weten dat een groot deel van de sociale uitgaven in een verzorgingsstaat niet terechtkomt bij de mensen die het echt nodig hebben – dat is het bekende Mattheuseffect. De vraag of links het best geplaatst is om de economische belangen van de arbeiders te verdedigen, is dus een ideologische kwestie. Rechts zal erop wijzen dat ons systeem veel profiteurs telt. Dus een arbeider die denkt dat hij weinig risico loopt om werkloos te worden, hoeft vanuit zijn eigenbelang niet noodzakelijk op een socialistische partij te stemmen. Men heeft het nogal snel over de demagogische misleiding van rechts. Maar dat rechtse of populistische verhaal hoeft niet per definitie demagogisch of misleidend te zijn. De vraag is of links nog in staat is om een meerwaarde te creëren voor de klassieke achterban.

DERKS: Bij de allochtone gemeenschap is de steun voor links nog behoorlijk groot, voor zover daar betrouwbare cijfers over bestaan. Alleen loopt links uiteraard het risico om op termijn de allochtone gemeenschap tegen de borst te stuiten, vanwege maatregelen zoals het homohuwelijk – dat is dan die nieuwe breuklijn die je daar zult zien ontstaan. Maar voorlopig wordt dat electoraal potentieel voldoende benut. Het is bij de zwakste groepen in de autochtone bevolking dat het linkse verhaal bijna alle steun kwijt is. Bij steuntrekkers leven sterke gelijkheidsverzuchtingen, maar die zijn zelden geïntegreerd in een universalistisch links discours. De mensen die leven van overheidssteun hebben dikwijls ook de hardste standpunten over sociaal profitariaat. Om het eens in marxistische termen te formuleren: bij de autochtone bevolking vind je nog maar weinig klassenbewustzijn.

Die mensen stemmen dan toch echt tegen hun eigenbelang in?

DERKS: Volgens henzelf niet. Zij maken een strak onderscheid tussen rechtmatige en onrechtmatige steuntrekkers. En ze gaan ervan uit dat zijzelf pech hebben en steun verdienen, en dat de anderen profiteurs zijn. Ze houden er vaak een strenge arbeidsethiek op na. Die mensen bereik je heel goed met een rechts discours. Zo zie je dat links het erg moeilijk heeft om de verliezers van de modernisering te bereiken. Dat was in de jaren dertig van de vorige eeuw ook zo, toen de verliezers van de modernisering voor het fascisme stemden.

DERKS: De vraag die linkse politici moeten beantwoorden, is simpel: hebben ze nog wel de ambitie om die kiezers terug te winnen? Volgens mij is dat hun historische plicht, ze mogen hun traditionele achterban niet overlaten aan rechts. En dus moeten ze zich ervan bewust worden dat ze veel te veel zijn meegegaan in het idee van de academische meritocratie dat in onze kennismaatschappij overheerst. In een meritocratie hangt je beloning af van je verdienste. Daar is op zich niets mis mee. Maar die verdienste wordt in onze samenleving veel te academisch geïnterpreteerd. Het belang van handenarbeid wordt enorm miskend. Daardoor worden arbeiders minder gewaardeerd. Terwijl volgens bepaalde schattingen ook in onze kennismaatschappij het percentage van eenvoudige jobs nog zal toenemen. We moeten het belang van een academische opleiding misschien een beetje leren relativeren.

DICK HOUTMAN, PETER ACHTERBERG, ANTON DERKS, FAREWELL TO THE LEFTIST WORKING CLASS, TRANSACTION PUBLISHERS, NEW BRUNSWICK (U.S.A.), 2008, 144 PAGINA’S.

DOOR JOëL DE CEULAER

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content