De spectaculaire groei van de beleggingsfondsen is nog lang niet afgelopen. Wie wat zekerheid wil, zoekt er zijn heil in.

Hoewel de zomermaanden enige correcties brachten, blijft de beurseuforie duren. Privé-beleggers worden om de oren geslagen met nieuws over stijgende koersen en beseffen dat hun spaarboekje zo goed als niets meer oplevert. Maar direct aandelen kopen, lijkt velen toch iets te riskant. De drempel van beleggingsfondsen – of Instellingen voor Collectieve Belegging (ICB), zoals de officiële naam luidt – blijkt een heel wat makkelijker opstap. Onder meer de fondsen die kapitaalbescherming garanderen, hebben succes. Beleggers kunnen een graantje van de stijgende beurskoersen meepikken, terwijl ze de zekerheid krijgen dat hun kapitaal intact blijft.

Volgens de recentste cijfers van de Belgische Vereniging van de Instellingen voor Collectieve Belegging (BVICB) bedraagt het netto-actief van de Belgische en buitenlandse fondsen op de Belgische markt 3611,5 miljard frank. Ter vergelijking: eind 1992 waren de ICB’s goed voor 1247 miljard frank. In 1996 bedroeg hun netto-actief 2253,8 miljard frank en eind vorig jaar waren ze goed voor 2831,3 miljard frank. De explosieve groei van de beleggingsfondsen tijdens het jongste jaar is voor ongeveer de helft toe te schrijven aan de netto-investeringen door beleggers. Het vermogen groeide natuurlijk ook mee met de steile klim van de beurskoersen.

Een beleggingsfonds verzamelt kapitaal van een massa beleggers in een grote spaarpot. Wie toetreedt tot een fonds, bezit dus een deeltje van dat enorme kapitaal. Een van de eerste grote voordelen van dit systeem is dat zo’n groot kapitaal veel beter geschikt is om risico te spreiden. Op geen andere manier kan de belegger met een beperkt kapitaal zo’n aantrekkelijke diversificatie in zijn portefeuille krijgen. Bovendien wordt het vermogen van een fonds beheerd door vaklui. Zij volgen de economische en politieke ontwikkelingen op de voet, bezitten een grondige kennis van de markt en kunnen kort op de bal spelen. Wie zijn kapitaal uit handen geeft aan zulke professionele beleggers, bespaart bovendien een hoop administratieve rompslomp. Daartegenover staat natuurlijk dat de fondsbeheerder kosten zal aanrekenen om het kapitaal te beheren. Omdat een ICB een groot aantal verrichtingen uitvoert, is het mogelijk dat die kosten lager zijn dan bij individueel beheer, maar dat wordt meestal gecompenseerd door de extra provisies die de fondsbeheerder aanrekent.

AMERIKA ACHTERNA

Specialisten verwachten dat de groei van de ICB’s zich de volgende jaren zal doorzetten. “Door de toenemende welvaart, de verleidelijke returns op de aandelenmarkten, lage rentevoeten en de commercialisering van nieuwe beleggingsformules hebben we ook de conservatieve beleggers warm kunnen maken voor beleggingsfondsen”, zegt Chris Sterckx, productbeheerder beleggingen bij KBC. “Deze trend zal zich ongetwijfeld voortzetten. Naar analogie met de Amerikaanse markt beginnen meer mensen zelf te sparen voor hun pensioen. ICB’s zijn het beleggingsinstrument bij uitstek om daarop in te spelen.”

Europa lijkt inderdaad een paar jaar achter evoluties in de Verenigde Staten aan te hinken. Volgens de Amerikaanse beursmakelaar Salomon Smith Barney was de Amerikaanse fondsenindustrie eind maart 1998 goed voor een vermogen van 4900 miljard dollar (179.340 miljard frank). De jongste vijf jaar bouwden de Amerikanen hun direct aandelenbezit af voor 640 miljard dollar. Dat geld vloeide terug naar de beurs onder de vorm van collectieve beleggingen. Eind 1996 had een Amerikaan gemiddeld 23.000 dollar (850.000 frank) belegd in een fonds. Ter vergelijking: een Europeaan belegde op datzelfde moment gemiddeld 8000 dollar (296.000 frank) in ICB’s.

Vooral de opgang van de beleggingsfondsen in de Amerikaanse pensioensector was opmerkelijk. Eind 1996 vertegenwoordigde de sector 35 procent van alle Amerikaanse fondsenactiva. Volgens analisten zullen ook in Europa steeds meer pensioenplannen opduiken waarbij het eindbedrag afhankelijk is van de prestaties op de financiële markten.

“Door de toenemende problemen in de sociale zekerheid zullen steeds meer mensen individueel voor hun pensioen gaan zorgen”, zegt José Andries, directeur privé-beleggers van Fimagen, het beleggingsfiliaal van de Generale Bank. “Wij verwachten ook dat, net als in de Verenigde Staten, pensioenfondsen fiscaal aantrekkelijker gemaakt zullen worden. Eens zo’n fiscale regeling er is, staat niets meer de massale opgang van de Europese pensioenfondsen in de weg.”

Andries verwacht ook veel van de invoering van de euro. “Nu bestaan er nog fiscale verschillen tussen de beleggingsfondsen van de Europese landen. Die zullen wegvallen. Bovendien zal het wisselrisico verdwijnen. We evolueren dus naar een echte Europese markt met een zeer breed aanbod van fondsen, waarrond nog veel meer promotie en marketing gevoerd zal worden. Als de euro zal concurreren met de dollar, zullen ook de Amerikaanse en Japanse fondsen de Europese markt opzoeken.”

GEUREN EN KLEUREN

De bloei van de ICB’s komt nagenoeg uitsluitend op rekening van de fondsen die, geheel of gedeeltelijk, in niet-vastrentende activa investeren. Het gaat om aandelenfondsen, indexfondsen met kapitaalbescherming, gemengde fondsen, pensioenspaarfondsen en vastgoedfondsen. Zij vertegenwoordigen 59,5 procent van de totale markt. In het begin van 1998 was dat 55,4 procent en een jaar geleden slechts 45,2 procent.

Obligatie-ICB’s blijven met een marktaandeel van 32,9 procent de meest populaire fondsen. Maar hun marktaandeel daalt verder. Vorig jaar waren ze nog goed voor 43,6 procent. Aandelen-ICB’s daarentegen zagen hun aandeel stijgen van 11,7 procent eind 1996 tot 18,8 procent. De Belgische banken spelen gretig op die evolutie in en lanceren steeds meer nieuwe fondsen of compartimenten. Onder meer de sectorfondsen, waarin gekozen wordt voor aandelen in beloftevolle sectoren zoals de farmacie, doen het heel goed. Ook themafondsen worden populair. Heel recent nog opende de BBL een fonds dat enkel participeert in familiebedrijven. De KBC heeft een fonds dat gespecialiseerd is in bedrijven die hun eigen aandelen terug inkopen. En tijdens de wereldbeker voetbal lanceerde de Generale Bank een fonds dat participeerde in de sponsors van het WK.

Nog opmerkelijker is de boom van de fondsen met kapitaalbescherming. Vooral fondsen die gebaseerd zijn op een index doen het goed, met 17,9 procent van de markt. De zogenaamde klikfondsen bieden kapitaalbescherming en klikken periodiek de stijging van de onderliggende index vast. Gemakkelijker kan dus niet. De belegger is zeker dat hij ingebracht kapitaal niet kwijtspeelt en geniet tegelijk mee van de stijging van de beursindexen. Ook de rage van de indexfondsen komt uit de Verenigde Staten. Indexfondsen zijn niet alleen eenvoudig van concept, op termijn blijken ze het minstens evengoed te doen als gewone aandelenfondsen.

Uit Amerikaanse studies bleek dat de klassieke aandelenfondsen de voorbije vijftien jaar een jaarlijkse return van 14,3 procent haalden, terwijl het algemeen marktgemiddelde 16,7 procent was. “Om op lange termijn de index te kloppen, moet je een groot team van heel goede specialisten hebben, die voortdurend naar nieuwe bloeiende bedrijven op zoek gaan”, weet José Andries van Fimagen. “Maar omdat in een klassiek aandelenfonds de iets mindere aandelen de opbrengst van de toppers corrigeren, is het bijna onmogelijk om het op langere termijn beter te doen dan de index. En als je er al in slaagt, moet je daarvoor groot risico durven nemen.”

Bovendien zijn aan indexfondsen geen of nauwelijks transactiekosten verbonden, omdat ze jaren op dezelfde aandelen blijven zitten. In een groeiende en steeds scherper concurrerende markt kan dat tellen. Blijft het nadeel dat wie in zo’n indexfonds stapt geen recht heeft op dividenden en zo een jaarlijkse winst van ongeveer drie procent misloopt.

GERUSTSTELLING ALOM

Hoeveel brengt een beleggingsfonds nu op? Volgens cijfers van het Gemeentekrediet bedroeg de gemiddelde opbrengst van een sicav (beleggingsvennootschap naar Luxemburgs recht) in obligaties in Belgische of Luxemburgse frank het jongste jaar 9,09 procent. In dezelfde periode was een pensioenspaarfonds goed voor een return van 34,85 procent. Wie voor een ICB in Europese aandelen koos, streek een winst van 24,73 procent op. Helemaal op kop staan de sicavs in Belgische aandelen. Die haalden een gemiddelde return van 52,75 procent.

Toch is het altijd gevaarlijk om returncijfers te evalueren omdat ook rekening gehouden moet worden met de gelopen risico’s. Niets is zo gemakkelijk als de return van een portefeuille op korte termijn op te blazen. Op langere termijn wreekt zich dat meestal. De risico’s die aan klassieke aandelenfondsen verbonden zijn, manifesteerden zich in 1994, toen de Amerikaanse centrale bank totaal onverwacht tot een renteverhoging besloot om de dreigende inflatie de kop in te drukken. Vooral de groeimarkten, Mexico op kop, deelden zwaar in de klappen van de daaropvolgende crisis op de financiële markten. Het duurde soms meer dan drie jaar voor fondsen die hun investeringen spreidden over verschillende regio’s weer positieve cijfers konden voorleggen.

Op vraag van investeerders die zich in de maling genomen voelden, beslisten een aantal banken om de klanten te voorzien van eerlijker informatie over de risico’s van beleggingsfondsen. Onder meer de BBL, de Generale Bank en de Kredietbank ontwikkelden een eigen systeem om de risico’s van de ICB’s te evalueren. Het vervelende van die systemen is dat ze elk hun eigen methodes en begrippen hanteren, zodat het moeilijk is om onderling te vergelijken. Onder impuls van de Belgische Vereniging van de Instellingen voor Collectieve Beleggingen werd een uniform meetsysteem uitgewerkt, dat opgenomen wordt in de verkorte prospectus die elk fonds begeleidt. Zo’n prospectus is een relatief beknopt document waarin alle uitgiftemodaliteiten van een fonds opgenomen zijn.

De risicograad of volatiliteit van een fonds wordt aangegeven met een cijfer van 0 tot 5. Klasse 0 staat voor fondsen met een minimaal risico, zoals monetaire fondsen in Belgische frank en sterke deviezen. Fondsen in Japanse aandelen lopen het grootste risico en krijgen graad 5 mee. Fondsen in Belgische aandelen behoren meestal tot risicograad 3. De risicograad is het resultaat van een berekening, waarbij een vergelijking gemaakt wordt tussen het gemiddelde van de returns van het fonds en de mate waarin de afzonderlijke maandresultaten daarvan afwijken. Nieuwe beleggingsfondsen worden in dezelfde risicocategorie gestopt als het typefonds waarmee ze het best vergeleken kunnen worden.

Blijft de vraag wat er gebeurt in het geval van een zware beurscrash. Kan iedereen zich op elk ogenblik terugtrekken uit een fonds? José Andries is er gerust in. “Bij een klassiek aandelenfonds zal de beheerder dan gewoon aandelen moeten beginnen verkopen. Op crisismomenten vind je altijd kopers. Al is het natuurlijk niet zeker dat er een deftige prijs voor betaald zal worden. Dat risico kan je enkel vermijden door in een fonds met kapitaalgarantie te stappen. Omdat een deel van het kapitaal daar op termijnrekeningen geparkeerd staat, is er geen probleem om uit te treden. Alleen als de tegenpartij van de swap-overeenkomst (zie kader) in gebreke zou blijven, ontstaat er een probleem. De bank is dan niet juridisch gebonden om de beloofde returns uit te keren. In de praktijk zal de bank zich echter wel moreel verplicht voelen om de beloften na te komen. Je krijgt enkel een probleem als ook de bank zelf in moeilijkheden zou geraken. Maar dit kan alleen als heel België op de rand van het faillissement staat. En dat is nogal onrealistisch.”

Henk Dheedene

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content