De auteur is verbonden aan de vakgroep Politieke Wetenschappen van de Vrije Universiteit Brussel.

Ondanks het vertrek van de inspecteurs van UNMOVIC en het Internationaal Atoomagentschap, een dag voor de eerste Amerikaans-Britse aanvalsgolf op Bagdad, gaat de zoektocht naar Saddams massavernietigingswapens onverminderd voort. Nu zijn het de coalitietroepen zelf die de klus van de VN-inspecteurs moeten klaren. De eerste resultaten van de Amerikaanse inspecties waren, niet geheel onverwacht, redelijk teleurstellend. Onderzoek van een tiental verdachte plaatsen rondom Najaf en Nasiriya leverde slechts voorraden beschermende pakken tegen chemische aanvallen en een assortiment van gebruiksklare atropinespuiten en gasmaskers op. ‘De twijfel omtrent het gebruik van die dingen blijft in elk geval bestaan’, zegt Joseph Cirincione van het Carnegie-onderzoeksinstituut. ‘Het is duidelijk dat die voorwerpen ook voor niet-verboden defensieve doeleinden gebruikt kunnen worden.’

Londen en Washington zouden de vondst van een smoking gun nochtans zeer goed kunnen gebruiken. De oorlog werd immers deels gelegitimeerd vanuit de vrees dat Irak over massavernietigingswapens beschikt die een onmiddellijk gevaar vormen voor de internationale vrede. Vorige week zag het er nog even naar uit dat de bewijzen geleverd waren. In een trainingskamp nabij Karbala werden vaten met chemische agentia gevonden die op de aanwezigheid van verboden chemische wapens konden wijzen. Maar het is wachten op de resultaten van het onderzoek dat nu door Amerikaanse militaire labs wordt uitgevoerd. President Bush wees er overigens onlangs op dat Operatie Iraqi Freedom vooral gaat over het gevaar dat een dictatoriaal regime dergelijke wapens zou kunnen inzetten. Een niet onbelangrijke nuance waarmee hij impliciet aangaf dat bepaalde niet-conventionele wapens in handen van verantwoordelijke besluitvormers best wel kunnen.

Met de internationale gemeenschap als scherprechter worden de VS en het Verenigd Koninkrijk onder druk gezet om de zoektocht naar bewijzen voort te zetten. Maar tegelijkertijd geldt in het Witte Huis: wat we zelf doen, doen we beter. Veiligheidsadviseur Condoleezza Rice bracht het Internationaal Atoomagentschap een voltreffer toe toen ze stelde dat het agentschap assertiviteit mist en dat ‘er na Irak toch eens zal moeten worden nagegaan hoe de wereld zich beter kan organiseren tegen de dreiging van massavernietigingswapens’. Die kritiek betrof niet zozeer de inspecteurs dan wel het internationale mandaat dat aan de basis van hun inspectiewerkzaamheden ligt. Het gevoel overheerst dat in het raam van de VN geen doortastende wapeninspecties mogelijk zijn omdat die organisatie de speelbal blijft van de vaak tegengestelde belangen van de leden binnen de Veiligheidsraad.

Nu de Amerikanen zelf inspectieteams willen opzetten, vormen de VN-inspecteurs wel een begerenswaardig menselijk kapitaal: onder de bescherming van de strijdkrachten, zo redeneert Washington, kunnen ze met hun kennis en inzicht in de Iraakse bewapeningsprocessen bijdragen tot succesvolle inspecties, zonder dat men zich druk hoeft te maken over zoiets als een dubbelzinnig te interpreteren internationaal mandaat. Ondanks de tegenkanting van premier Blair, die terecht vindt dat de ontwapening een internationaal-publieke aangelegenheid moet blijven, rekruteren de VS momenteel mensen uit de privésector om het leger bij de inspecties bij te staan. Samen met Charles Duelfer, tot in 2000 inspecteur bij de voorloper van UNMOVIC, zouden nog een vijftal inspecteurs op het Amerikaanse aanbod ingegaan zijn. Uiteraard zeer tegen de zin van het hoofd van UNMOVIC, Hans Blix, die er dan weer op hamert dat de ex-inspecteurs contractueel geen informatie mogen vrijgeven die zij tijdens hun werkzaamheden voor de VN wisten te vergaren.

Over de rol van de internationale gemeenschap in het Irak van na Saddam beloven de discussies nog fel te worden. Naar verluidt is Mohamed ElBaradei furieus over de Amerikaanse Sturm und Drang omdat de internationale inspecties zo te grabbel gegooid worden. Zijn Atoomagentschap werkte lang en hard aan zijn geloofwaardigheid als onpartijdige speler op het terrein en beschikt volgens hem bijgevolg als enige over de legale autoriteit om de Iraakse nucleaire ontwapening vast te stellen.

De vraagt rijst of Amerikaanse inspecties wel zoveel efficiënter zullen zijn. De controle over de zoektocht naar massavernietigingswapens mag niet worden overgelaten aan een beperkte schare, zonder dat de internationale gemeenschap enige inspraak krijgt. Met hun outsourcing-strategie, waarbij taken uitbesteed worden aan experts die vaak voor privéondernemingen werken, willen de Amerikanen de totale controle behouden over het Iraakse ontwapeningsproces. Daarbij ontstaat duidelijk gevaar voor de vermenging van publieke en private belangen. Het Defense Threat Reduction Agency, een orgaan van het leger dat onder andere instaat voor de uitvoering van bij internationaal verdrag opgelegde inspecties, gaat momenteel de laatste onderhandelingsfase in met een subdivisie van energie- en constructie- gigant Halliburton. Die onderneming, waar vice-president Dick Cheney tot in juli 2000 lid was van de raad van bestuur, krijgt dan wellicht een rol in de ontmanteling van faciliteiten die geassocieerd werden met de aanmaak van niet-conventionele wapens. Eerst moeten evenwel de wapens gevonden worden, en dat is volgens een zelfverzekerde bron uit het ministerie van Defensie slechts een kwestie van dagen, nu Saddam naar de geschiedenis is verwezen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content