De meeste Iraniërs zijn de religieuze dictatuur beu. Verandering is alleen mogelijk als de conservatieve clerus het daarmee eens is. Maar de leidende geestelijken willen niet horen van hervormingen.

EEN BERICHT UIT TEHERAN

Devote moslims drinken geen alcohol, dat is de regel. In een land zoals Iran, waarin de islamitische voorschriften de wet stellen, kan van drankgebruik dan ook absoluut geen sprake zijn. Maar wat dient er te gebeuren wanneer een hooggeplaatste Iraniër naar het Westen op bezoek komt? Mag er dan meer bepaald op officiële diners wijn ter tafel komen? Nee, vinden ze in Iran, want een moslim vindt het al zondig om aan zo’n tafel te zitten, zelfs al blijft hij zelf van de alcohol af.

De kwestie is niet zonder belang. Ze nam een hele diplomatieke palaver in beslag bij de voorbereiding van het bezoek van de Iraanse president Mohammed Khatami eind oktober aan Spanje. En ja, zo luidt de consensus, er wordt dan toch niet alleen limonade geschonken wanneer hoge dignitarissen uit Iran naar de EU komen afgezakt. Dat zal ook zo zijn wanneer Khatami over afzienbare tijd zijn opwachting komt maken in Brussel. Een glaasje foezel behoort met andere woorden tot ‘onze’ westerse waarden. Ervoor kunnen kiezen om een borrel te drinken, maakt deel uit van de mensenrechten. En op zoiets worden geen toegevingen gedaan om het godsdienstige fundamentalisme te plezieren.

Maar diezelfde Khatami is het door zijn politieke tegenstanders in Iran ook ten kwade geduid dat hij bij een officieel bezoek aan Italië goed drie jaar geleden is gefotografeerd aan een tafel waarop ook (weliswaar lege) wijnglazen stonden. En tot overmaat van ramp verkeerde in zijn gezelschap ook nog eens een ongesluierde deerne. Al bleek dat bij nader toezien, ocharme, de zeer protocollaire dochter van de Italiaanse president te zijn. Het is soms kwaad kersen eten met die lui in Teheran.

Over mensenrechten spreekt het Iraanse regime hoe dan ook niet graag. Dat mocht de Belgische minister Annemie Neyts (VLD), toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, eind vorige maand ervaren toen ze op officieel bezoek was in Teheran. Toen ze – goed gesluierd en wel – de mensenrechten ter sprake bracht, kreeg ze te horen: ‘Daar hebben we het toch al over gehad, is dat dan niet afgehandeld?’ Nee dus. Mensenrechten zijn een permanente zorg, niet zomaar een formele voorwaarde. Als Iran met name graag een handels- en samenwerkingsakkoord met de Europese Unie wil sluiten, dan horen daar ook zekere, minimale gedragsvormen bij. Geen akkoord zonder respect voor de mensenrechten dus. En al evenmin zonder engagement over de strijd tegen het terrorisme.

DISCRETE CONTACTEN MET DE DUIVEL

Iran wil graag zo’n akkoord – de randvoorwaarden daarbij dus wat minder – , maar de EU evenzeer. Iran is tenslotte een aanzienlijk land (66 miljoen inwoners, strategisch gelegen), dat vooral over geweldige petroleum- en gasreserves beschikt. Vooral het Iraanse gas zou het Europa mogelijk maken om de invoer daarvan, nu grotendeels uit Algerije en vooral Rusland, te diversifiëren. De slechte relaties tussen Iran en de Verenigde Staten – die virtueel onbestaande zijn sinds de Islamitische Revolutie van 1979 – bieden Europa alvast de gelegenheid een unieke tussenpositie in te nemen.

De VS is nog niet over het ‘verlies’ van Iran heen, en al evenmin over de 444 dagen durende gijzeling van het Amerikaanse ambassadepersoneel toen en de antagonistische positie van Teheran tegenover de Amerikaanse politiek in het Midden-Oosten. Het heeft ertoe geleid dat de VS Iran nog altijd als een pariastaat beschouwt, een waardig lid van ‘de as van het kwaad’. Van geregelde diplomatieke betrekkingen is nog lang geen sprake, al onderhouden Teheran en Washington wel discrete, informele contacten en wordt van elke officiële westerse bezoeker aan Teheran verondersteld dat hij een boodschap vanwege het Witte Huis op zak heeft. Zijn de opzichtige slogans van indertijd met de boodschap ‘weg met de VS’ vandaag grotendeels uit Teherans straatbeeld verdwenen, de onvoorwaardelijke steun van Washington aan Israël zorgt er voor geregelde opstoten van antiamerikanisme. Nog vorige week verbood Iran daarom alle reclame voor Amerikaanse producten.

Als de EU vandaag een constructieve relatie met Iran wil uitbouwen – en met name België toont zich daar bedrijvig in – wil ze zich daarmee, naar eigen zeggen, niet distantiëren van de VS, maar zich ‘anders’ opstellen. Er moeten met Iran zaken te doen zijn, en dat niet alleen in strikt mercantiele zin. Het land wil tenslotte niet langer in een isolement opgesloten blijven. Het regime in Teheran was al bepaald geen vriend van wijlen de Taliban in Afghanistan en is dat al evenmin van Saddam Hoessein in Irak. Het is vanzelfsprekend niet erg gesteld op veel Amerikaans militair interventionisme in zijn regio, zodat het bezwaarlijk zeer enthousiast kan zijn over Washingtons oorlogsplannen tegen Irak. Maar erom treuren dat het bewind in Bagdad mogelijk binnenkort weggebombardeerd wordt, nee, dat zou ook te veel gevraagd zijn.

Europa heeft nog een andere reden voor die ‘andere’ houding tegenover Iran. Het meent dat het daarmee de hervormingsgezinden in dat land kan steunen. Iran is inderdaad niet te vereenzelvigen met de sombere karikatuur die de propaganda ervan maakt. Zijn bevolking bestaat niet alleen uit een bende bebaarde godsdienstfanatici. De meerderheid ervan is de religieuze dictatuur meer dan beu en hoopt bijvoorbeeld dat de regering wat meer oog zou hebben voor problemen als de hoge werkloosheid en de toenemende armoede.

Opiniepeilingen wijzen uit dat de grote meerderheid van de Iraniërs niets anders ambieert dan een rustig en zo welvarend mogelijk leven en daarom het liefst snelle politieke hervormingen doorgevoerd wil zien. Een meerderheid vindt zelfs dat het tijd wordt om de relaties met de VS weer stilaan te normaliseren.

EEN GEBAAR VAN ONMACHT

De jongeren, die de meerderheid van de bevolking uitmaken en geen persoonlijke herinnering koesteren aan de revolutie van ayatollah Khomeiny, willen al evenzeer niets liever dan een ‘gewoon’ leven, waarin al eens een glaasje kan worden gedronken, naar Madonna mag worden geluisterd, op de nu al eveneens verboden Arabische popmuziek kan worden gedanst of met wat minder complexen met het andere geslacht kan worden omgegaan. Dat alles moet nu in het geniep – en het gebeurt zeer zeker en op grote schaal. En de eerste zorg is een job vinden, vooral voor de vele goed opgeleide afgestudeerden die hun heil nu alleen kunnen vinden in een nog steeds aanzwellende brain drain, vooral richting Canada en de VS.

De verkiezingen zijn er om de drang naar verandering te bewijzen. Nadat de hervormingsgezinde Khatami in 1997 met een overduidelijke meerderheid voor een eerste keer tot president werd verkozen, boekte hij vorig jaar een nog grotere overwinning bij zijn gooi naar de herverkiezing. Hij geniet de steun van een grote meerderheid in het parlement. Vorige week nog waarschuwde de commentator van de progressieve krant Iran Daily voor een ‘kloof met de burger’, tussen de naar hervormingen snakkende bevolking en de zelfgenoegzame clerici die het voor het zeggen hebben.

Uiteindelijk kent Iran een paradoxaal politiek systeem. Aan de ene kant decreteerde de revolutie dat alle macht bij God ligt, waardoor alle concrete bevoegdheden berusten bij diens afgevaardigde op aarde, de Opperste Leider, indertijd Khomeiny, vandaag ayatollah Ali Khamenei. Aan de andere kant kent Iran sinds 1906 een parlementair-democratische traditie, die impliceert dat de macht bij de natie ligt, die haar mening te kennen geeft via vrije verkiezingen (waaraan overigens ook vrouwen mogen deelnemen). Het probleem is dat een rechtstreeks door de Opperste Leider aangestelde Raad van Hoeders van elke nieuwe wet moet nagaan of die wel conform is aan de islam. Bovendien hebben clerici het recht om kandidaten bij verkiezingen uit de lijsten te wieden, waardoor bijvoorbeeld de nochtans rechtstreeks verkozen Raad van Experts, een ander toezichthoudend orgaan, grotendeels door conservatieven wordt bevolkt – omdat zowat alle hervormingsgezinden als kandidaat werden geschrapt.

De contradictie tussen de goddelijke (en dus door clerici belichaamde) macht en de democratische legitimiteit leidt de politiek in Iran tot een permanente patstelling. Ze heeft meer bepaald president Khatami – nochtans eveneens een clericus – tot machteloosheid gebracht en de hoge verwachtingen die in hem waren gesteld, hopeloos gefrustreerd. Hij probeert daar nu wat aan te doen met twee wetsvoorstellen die de macht van de president moeten verruimen en die van de Raad van Hoeders zal beperken, met name in het vetorecht tegenover kandidaten bij verkiezingen.

Vorige woensdag keurde het Iraanse parlement dat laatste wetsvoorstel al goed. En nu wordt de Raad van Hoeders dus geacht zich uit te spreken over de vraag of deze nieuwe wet, die zijn eigen bevoegdheden fors zal inperken, wel in overeenstemming is met de islamitische wet. Dat de Raad goedschiks zal instemmen met zijn eigen feitelijke degradatie, valt niet meteen te verwachten. Dan zal Khatami weinig anders meer resten dan het laatste gebaar dat hij nog kan stellen: zijn ontslag indienen. Het zal een gebaar van machteloosheid zijn.

Marc Reynebeau

IRAN IS NIET DE KARIKATUUR DIE DE PROPAGANDA ERVAN GEMAAKT HEEFT.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content