Sommige speurders proberen de gedachten van de verdachte te lezen. Anderen lezen de plaats van de misdaad. Welkom in de wereld van leugendetectoren en profilers, een wereld waarin vreemde vragen worden gesteld. ‘Hebt u gisteren bloemkool gegeten?’ ‘Nee.’ ‘Oké. Als straks de vraag komt of u uw dochter misbruikt hebt, moet dat dezelfde nee zijn als bij die bloemkool.’

Een poort, een veiligheidsagent, een slagboom. Dan langs een lange kasseiweg naar een gebouw, achteraan op het terrein. Een beveiligde deur die niet open kan, een lift, onder begeleiding naar de eerste etage. Daar, in de gebouwen van de federale politie in Elsene, bevindt zich een vreemde, stille kamer. Vier bij vier meter groot. De kamer is grijs-blauw geverfd. Hier test Gregorio Cornelis het leugenachtige gedrag van de mens.

Een bruine tafel, een grijze stoel, een video-camera subtiel in de hoek. Het onderzoekssubject gaat zitten in de grijze stoel, op een matje dat iedere beweging detecteert, en krijgt een bloeddrukmeter om de bovenarm. Om de romp twee rubberen riemen om de ademhalingscyclus te registreren. Twee zilverkleurige metalen plaatjes om de wijs- en ringvinger om de afscheiding van de zweetklieren te meten. Een koperen clip om de middelvinger die het bloedvolume registreert.

Dan geeft Cornelis enkele kaarten waarop aan de achterkant getallen staan. ‘Trek een kaart en onthoud het getal. Ik zal u vragen welk getal u getrokken hebt. Ook als ik het getal noem dat u in uw hand houdt, zegt u: “Nee, dat was het niet.”‘

Verplicht worden te liegen. Dan zegt hij. ‘De mensen die hier zitten, moeten bang zijn om de test te ondergaan. Er moet een spanningsveld zijn.’

Hij gaat achter zijn laptop zitten, die verbonden is met de toestellen die registreren hoe een liegend lichaam functioneert.

‘7.’ ‘Nee.’

’15.’ ‘Nee.’

‘9.’ ‘Nee.’

‘5.’ ‘Nee.’

’12.’ ‘Nee.’

‘U hebt het getal 5 getrokken.’

Hij heeft gelijk.

Een echte polygrafietest duurt minstens drie uur. De getallentest geeft een beeld van hoe de leugen bij een testpersoon op het lichaam inwerkt. ‘Iedereen reageert verschillend’, weet Cornelis. ‘Bij de ene zal de ademhaling sneller of trager gaan, bij de andere zie je een rustige ademhaling maar een verhoogde bloeddruk of hartslag.’

In een twee uur durend voorgesprek wordt nagegaan of er tegenindicaties voor de test zijn. ‘De mensen die bij ons komen, moeten de test vrijwillig ondergaan. Ze moeten medisch en psychisch in orde zijn. En we gaan na welke medicatie ze gebruiken: testpersonen die onder invloed staan van drugs, alcohol of antidepressiva worden in principe geweigerd.’

Iedereen die in de stoel van Gregorio Cornelis komt te zitten, krijgt een informatiepakket waarin veelgestelde vragen over de test worden beantwoord. Daarin staat de geruststellende gedachte ‘een oprecht iemand kan zenuwachtig zijn uit schrik voor het onbekende’. Cornelis is een van de pioniers die in 2001 een opleiding volgden in Canada en is nu een van de vier polygrafisten van de federale politie. Voordien had hij vijftien jaar bij de BOB van Asse gewerkt. ‘Ik heb in die periode een geval meegemaakt van mensen die onterecht opgesloten zaten. Dat heeft me gepakt.’

De leugendetector is een populaire maar een bedrieglijke definitie van de polygraaf. In het Grieks betekent het woord polygraaf ’talrijke geschriften’. Het toestel kreeg die naam omdat het in de vorm van grafieken de verschillende reacties van het menselijk lichaam registreert. Een waarheidsindicator zou een geschiktere term zijn dan polygraaf, omdat de statistieken aantonen dat het toestel in de meeste gevallen dient om de oprechtheid van een onschuldige te bevestigen. In 2007 werden er in België 356 mensen getest op oprechtheid. 65 procent bleek niet ‘leugenachtig’. 20 procent was ‘leugen-achtig’. 10 procent was ‘onbeslist’ en 5 procent begreep de test niet of weigerde er nog verder aan deel te nemen. ‘Er zijn er ook die de test willen boycotten. Ze lezen de trucs op het internet. Er zijn er die punaises in hun schoenen stoppen om zo pijnscheuten te krijgen en de test in de war te sturen. Of ze tellen in groepjes van twee af: 100-98-96… Dat maakt ze rustig, en zorgt ervoor dat ze zich niet op de vragen concentreren.’

LIEGENDE LIJVEN

De kunst om de waarheid te achterhalen is een eeuwenoude obsessie van de mens. Ze moet ontstaan zijn bij de eerste leugen. Het doorprikken van de leugen is door de eeuwen heen maar traag uitgegroeid tot een wetenschap. Dat leugenachtige gedrag ook fysiologische gevolgen had, wist men allang. De praktijken om dat te achterhalen waren niet altijd even secuur. In 300 voor Christus gebruikte de Griekse fysicus Erasistratus voor het eerst de polsslagmeting om een huiselijk drama op te lossen aan het koninklijk hof. Er was discussie ontstaan over de vraag of Antiochus verliefd was op zijn stiefmoeder. Hoewel hij ontkende, werd zijn verdachte gedrag getest door zijn polsslag te meten terwijl hij met zijn stiefmoeder praatte. En jawel, de polsslag werd hoger.

Uit oude Arabische geschriften blijkt dat schuld of onschuld vaak werd afgeleid uit blaren. Op de tong van de verdachte werd een roodgloeiend ijzer gelegd. Als er blaren verschenen, leidde men daaruit af dat de ondervraagde schuldig was. De theorie erachter was deze: angst heeft een vermindering van het speeksel tot gevolg. Een droge mond verhoogt het risico van verbranding en blaarvorming. Dat was wat kort door de bocht, maar een soortgelijke techniek was ook in zwang in het oude China en India. Verdachten moesten droge rijst kauwen en hem daarna uitspuwen. Als de verdachte het moeilijk had om de rijst als een natte bal op te spuwen, werd hij schuldig verklaard.

De echte basis voor de fysieke leugendetectie werd gelegd door de negentiende-eeuwse Italiaan Angelo Mosso. Hij was gefascineerd door de lichamelijke gevolgen van angst. Hij vond methodes uit om de veranderde hartslag en ademhalingscyclus te detecteren. In diezelfde periode experimenteerde de Italiaanse criminoloog Cesare Lombroso met metingen van de veranderende bloeddruk van leugenachtige verdachten. Na de Eerste Wereldoorlog werd het onderzoek uitgebreid door Amerikaanse pyschologen. William Marston riep zichzelf uit tot ‘de vader van de polygrafie’. Hij nam de bloeddruk van verdachten en registreerde hun ademhalingscyclus. De zoektocht naar een perfect apparaat om de leugen uit te sluiten, bleef onverminderd doorgaan. De technieken werden verbeterd en er kwamen draagbare polygrafen. In 1966 werd in de VS de Amerikaanse Polygrafenvereniging opgericht, die heel wat lobbywerk verrichtte om de test te promoten. Computers registreerden steeds verfijnder. In de VS werkt men intussen al aan een soort hersenscanapparaat om leugenachtigheid te detecteren. In Amerika wordt de betrouwbaarheid van de leugendetector op 98 procent geschat; Belgische onderzoekers zijn wat modester en gaan uit van 90 procent.

recent in belgië

De polygraaf of leugendetector werd in ons land in 1999-2000 geïntroduceerd. Johan Dewinne van het Disaster Victim Identification (DVI)-team was al drie maanden vruchteloos op zoek naar kinderlijkjes in verlaten mijngangen in Charleroi. Hij besloot zijn informant te laten testen door een Canadese polygrafist. De informant bleek ‘leugenachtig’. Zijn tips waren waardeloos.

Een bekend geval uit die tijd is de zaak van de paracommando Olivier Pirson. Hij reed in 1998 met zijn twee kinderen van vijf en zes jaar op de achterbank het kanaal in. Hij vluchtte uit zijn zinkende auto en zwom naar de oever. Bij de autopsie van zijn dode kinderen bleek dat ze een antivriesmiddel in het bloed hadden. Hij bekende aan de Canadese polygrafist dat hij zijn kinderen wou vermoorden. Het Krijgshof bevond hem schuldig. Toch werd Pirson in beroep vrijgesproken, omdat de Canadese onderzoeker niet dezelfde was als degene die aanvankelijk gevorderd werd.

Nog sterker was de zaak van Daniël Lekeuche voor het assisenhof van Henegouwen. De 47-jarige bouwvakker stond terecht voor de moord op zijn 17-jarige dochter. Haar naakte lichaam werd in 1995 in Doornik gevonden. Het was in een zeil gewikkeld. Ze moest om het leven zijn gekomen door een stevige slag of val. De vader werd in voorarrest genomen maar wegens gebrek aan bewijzen vrijgelaten. Om zijn onschuld uit te schreeuwen stapte hij mee op in de Witte Mars naast de ouders van de slachtoffers van Marc Dutroux. In mei 2000 werd hij aan de leugendetector onderworpen. Op cruciale vragen die met de moord op zijn dochter te maken hadden, vertoonde de polygraaf opvallende hartslagversnellingen, verhoogde transpiratie en ademhalingsverschillen. Geconfronteerd met het resultaat ‘leugenachtig’, bekende hij, maar hij trok die bekentenissen weer in. De jury hield rekening met de verklaringen van de polygrafist en verklaarde hem schuldig.

Omgekeerd was de leugendetector een bevrijding voor Florent Brysse. Hij werd lang verdacht van de moord op een bejaarde vrouw, maar bleef altijd beweren dat hij de vrouw niet uit het raam had gegooid. De polygraaf toonde dat hij ‘niet leugenachtig’ was. Hij werd vrijgesproken.

DODE IN INDIANENPAK

De vrouw had nog maar net haar intrek genomen in het appartement in de stad A. Op een ochtend vond men haar tussen haar pas uitgepakte spullen vermoord terug. Gesmoord in een handdoek. Ze droeg een indianenpak.

Van de dader geen spoor. Haar vriend met wie ze gebroken had, verklaarde dat hij niet in de flat was geweest. Had ze een nieuwe vriend opgepikt? Was het een wildvreemde die haar vermoord had? Het indianenpak werd op vreemde vezels onderzocht, maar wie komt een mens allemaal niet tegen op carnaval? De hele stad ging op zoek naar wat men ‘de carnavalsmoordenaar’ ging noemen.

Het telefoongebruik van de ex-vriend werd onderzocht. Uit het onderzoek van zijn gsm-verkeer bleek dat hij de avond van de moord in het appartement van de vrouw was geweest. ‘Ik heb haar daar geobserveerd’, zei hij. ‘Ik heb haar zien thuiskomen met een man en ben toen weggereden.’

Men vond vezels van haar indianenpak op zijn kleren. ‘Ik lieg niet’, zei hij. ‘Ik heb er niets mee te maken.’ De man werd naar de leugendetector gebracht.

‘Hebt u enige fysieke daad gesteld die de dood van deze vrouw tot gevolg had?’ vroeg Gregorio Cornelis. ‘Nee’, zei de man.

Uit de test bleek dat de man leugenachtig was. De zaak kwam voor op 13 juni 2004. De man werd veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf.

De advocaat van de man, die in de rechtszaal op de onderzoekers van de leugendetector had zitten schelden, zei achteraf tegen hen: ‘Dat is een prachtig toestel. Jullie moeten voor de privésector gaan werken. Met al die echtscheidingszaken zouden jullie fortuinen verdienen.’

GEEN BEWIJS

In Canada en de VS bieden privépolygrafisten hun diensten aan in echtscheidingszaken of voor verzekeringsmaatschappijen. De polygraaf wordt er ook gebruikt in aanwervingprocedures, om na te gaan of een nieuw personeelslid wel betrouwbaar is. Het toestel wordt er zelfs al sinds de jaren vijftig gebruikt in de populaire televisieshow Lie Detector. Maar niet alleen het gevecht van populaire vedetten, ook het gevecht van nobele onbekenden tegen de leugendetector is voor de Amerikaanse televisiewereld een fijn tijdverdrijf. Het televisiestation Fox ontwikkelde het lugubere spel The Moment of Truth. Daarin krijgen deelnemers een polygrafietest. Voor de camera’s en een studiopubliek dat bestaat uit vrienden en familieleden, moeten de deelnemers verbonden aan de polygraaf waarachtig antwoorden op 21 vragen. Die vragen worden naarmate het spelt vordert steeds persoonlijker en intiemer. Wie de test het langst uitzit door ‘waarachtig’ te worden gevonden, kan 500.000 dollar winnen.

En dan is er nog de populaire psychiater van de televisieshow Dr. Phil, in België te zien op Vijftv. Hij gebruikt in zijn show een polygrafist, die werd opgeleid door het FBI, om mensen openbaar hun zonden te doen bekennen.

Maar het kan natuurlijk ook ernstig. In het Verenigd Koninkrijk worden sommige seksuele delinquenten voorwaardelijk vrijgelaten als ze hun toestemming geven om regelmatig een polygrafietest te ondergaan. In België is men in gerechtelijke kringen steeds meer geloof gaan hechten aan de resultaten van polygraaf, maar het gebruik is streng beregeld. In 2003 kwam er een ministeriële omzendbrief over bijzondere verhoortechnieken. Daarin wordt gesteld dat de polygrafietest beschouwd moet worden als een hulpmiddel in het gerechtelijk onderzoek maar geen bewijs is. Het is richtingaangevend en vaak een middel om bekentenissen af te dwingen.

BLIJ TE BEKENNEN

De betrouwbaarheid van een test is niet alleen afhankelijk van het toestel. De persoon die het bedient is zeker zo belangrijk. Gregorio Cornelis stelt bij elke test nauwgezet een vragenlijst op nadat hij het dossier heeft besproken met de onderzoeksrechters. ‘Niet alleen wat je vraagt, maar ook hoe je het vraagt is van belang. Wij zullen nooit de vraag stellen: hebt u uw vrouw vermoord? Wij zullen vragen: hebt u een fysieke activiteit verricht die de dood van uw vrouw tot gevolg had?’ Voor hij aan de test begint, stelt hij mensen gerust. ‘Nee,’ moet hij vaak zeggen, ‘ik zal niets vragen over overspel of over zaken die niets met het dossier te maken hebben.’ Koffie, uitleg, een pauze voor een sigaret kan altijd. In de stille kamer loopt niemand in en uit. Geen telefoons. ‘De testpersoon krijgt alle aandacht. Alleen daardoor bekennen mensen soms.’

Cornelis merkt dat de mensen die niet leugenachtig blijken, zich het meest zorgen maken over de betrouwbaarheid van de test. ‘Ze zijn uitgespuwd door hun omgeving. Ze willen koste wat het kost de waarheid aantonen. “Ik zal toch niet binnen die foutmarge van 10 procent vallen?” vragen ze dan.’

Daartegenover heb je de psychopaten die graag spelen met de test, die het toestel willen overwinnen. ‘Hoewel het geboren leugenaars zijn, weten ze wanneer ze liegen’, zegt Cornelis. ‘We kunnen dat ook aflezen uit de testresultaten.’ Abdallah Ait Oud was een van de recente verdachten die door de test als leugenachtig werd beschouwd. Nochtans had hij zelf om de test gevraagd. Dat komt wel meer voor. Cornelis: ‘Het zijn mensen die hopen dat ze de lotto kunnen winnen. Als er niets meer te verliezen is, hopen ze nog dat ze binnen die 10 procent vallen.’ Bij de 20 procent ‘leugenachtigen’ gaat een derde tot bekentenissen over nadat ze met de testresultaten werden geconfronteerd.

Maar hoe breekt iemand dan? ‘Dat is combinatie van een bepaalde manier van ondervragen en mensenkennis’, zegt Cornelis. ‘De ervaring van vijftien jaar onderzoek op de straat speelt daar ook mee. Je moet de persoon in een bepaalde toestand brengen.’ Dat gebeurt tijdens het vooronderzoek al. Soms met heel eenvoudige voorbeelden, waardoor de mensen weten welk type vragen ze tijdens de test zullen krijgen. Soms zegt Cornelis: ‘Ik weet dat deze vraag zeer emotioneel is. Hebt u gisteren bloemkool gegeten?’

‘Nee, ik heb geen bloemkool gegeten.’

‘Als straks de vraag over het verrichten van een seksuele daad met uw dochter komt, moet dat dezelfde nee zijn als die van dat bloemkool eten.’

Tijdens zijn opleiding polygrafie in Canada werd Cornelis verwelkomd met deze woorden: ‘Als u denkt dat polygrafie een kwestie van wit of zwart is, dan is dit niet uw plaats. ‘Mensen kunnen je bedriegen en je bedotten en maskers dragen’, zegt Cornelis. ‘Dankzij dit toestel kun je wat maskers aftrekken. Dat is alles.’

Volgende week: 120 jaar na het eerste slachtoffer van Jack the Ripper – Roy Hazelwood over de kunst van het profilen, en over de seksuele sadist, zijn fantasieën en rituelen. En Robert Hare, dé wereldautoriteit als het over psychopaten gaat. ‘U ontmoet de psychopaat waarschijnlijk ook op het werk.’

DOOR ANNA LUYTEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content