Met twee eenakters van Zemlinsky toont De Munt nog eens hoe aangrijpend opera kan zijn.

Deze beide opera’s nog in De Munt op 6, 8 en 11 februari om 20 uur.

Het is ongelooflijk hoeveel prachtige opera’s er in de laden blijven liggen en hoe in de meeste operahuizen de affiche beperkt blijft tot een paar dozijn publiekstrekkers. Onbekende, hoogstaande werken ontdekken, is ware verademing. Dit is momenteel het geval in De Munt, waar twee eenakters van Alexander von Zemlinsky gespeeld worden: De Florentijnse Tragedie en De dwerg. Het zijn fascinerende producties. Nee, geen opera’s waarvan je een deuntje nafluitend de zaal verlaat, maar wel werken die je in een verrijkend muzikaal bad dompelen. Ook de dramatische inhoud van deze eenakters – beide gebaseerd op verhalen van Oscar Wilde – achtervolgt je nog dagen.

Misschien hebt u nog nooit van genoemde Alexander von Zemlinsky (1871 û 1942) gehoord. Dat komt, omdat hij zo lang in de vergetelheid is geweest. Zelfs in de tiendelige Algemene Muziek Encyclopedie (Den Haan) worden maar zestien regeltjes aan hem besteed. In feite is hij lang net zo onbekend gebleven als zijn tijdgenoot Franz Schreker, van wie Gerard Mortier in ’88 godzijdank twee fascinerende opera’s programmeerde, zijnde Der ferne Klang en Die Gezeichneten. Dat hun muziek tijdens de naziperiode niet uitgevoerd mocht worden, is een van de redenen geweest waarom ze in de vergeethoek raakten.

JALOERSHEID

We zijn in Florence, ergens in het verleden. Simone, handelaar in textiel, komt vermoeid terug van een zakenreis. Thuisgekomen betrapt hij zijn vrouw Bianca met een andere man. Het is prins Guido Bardi, de zoon van de hertog en gereputeerd rokkenjager. Een afgelikte nietsnut in feite. Simone heeft de situatie onmiddellijk door: zijn vrouw bedriegt hem. Eigenlijk zou hij zijn rivaal dadelijk in elkaar willen rammen, maar hij beheerst zich. Eerst speelt hij een uur lang een geraffineerd psychologisch spel. Hij veinst vriendschap, chanteert, babbelt over handel, politiek en, huwelijkstrouw. Poeslief drijft hij zijn adellijke rivaal de hoek in. Tussendoor laat hij met vlijmscherpe ironie blijken hoe verdraaid goed hij weet wat er precies aan de hand is. Het komt tot een speels kruisen van de degens. ‘Maak hem af’, fluistert Bianca haar lief Guido toe. Zover komt het niet. In plaats daarvan wordt Simone de winnaar, niet met de degen, maar met blote handen: hij wurgt de prins. Bianca kijkt vol bewondering toe. ‘Waarom heb je mij nooit verteld dat je zo sterk bent?’, vraagt ze. ‘Waarom heb je mij nooit gezegd dat je zo mooi bent!’, antwoordt hij. En dan vallen ze in elkaars armen. Herboren liefde boven een lijk.

Dit gruwelijke verhaal van Oscar Wilde heet A Florentine Tragedy. Het is een afschuwelijke story, maar briljant geschreven. Even briljant is de opera die Alexander von Zemlinsky er in 1917 van maakte. Ondanks de korte duur zit er een spanning in die een boogwijdte heeft van een Wagnerwerk. Zemlinsky’s partituur is er een van verfijnde lyriek en van demonische kracht. Het realisme in de muzikale uitbeelding raakt je zo diep dat je erdoor als het ware in de fauteuil bij Freud ligt.

HET GEDROCHT

De tweede eenakter, De dwerg, is gebaseerd op Wilde’s The Birthday of the Infanta. Het gaat over de verjaardag van de Infante van Spanje, Donna Clara. Een van de geschenken die zij krijgt, is een levende dwerg. Hij is lelijk en misvormd. Zelf weet hij dat niet, omdat hij nog nooit in een spiegel heeft gekeken. De mensen lachen hem uit, maar hij denkt dat ze lachen omdat hij zo lief en mooi is. ‘Vrede straal ik uit, want iedereen die mij ziet, lacht en is blij.’ Als hij Donna Clara opmerkt, wordt hij op slag verliefd. Hij draagt een teder lied aan haar op, want mooi zingen kan hij wel. De Infante wil geen intieme toenadering. Ze geeft het kamermeisje Ghia de opdracht om hem een spiegel voor te houden: hij moet maar eens beseffen hoe lelijk hij is. Maar Ghia kan dat niet over haar hart krijgen. Tot de dwerg ten slotte toch in een spiegel kijkt en de vreselijke waarheid ontdekt, de waarheid van zijn afschuwelijk uiterlijk. De Infante zegt hem: ‘Je bent zo lelijk dat je lachwekkend bent. Je bent een gedrocht, je bent geen mens.’ De dwerg sterft ervan. Donna Clara reageert koel: ‘Het speelgoed voor mijn verjaardag… Ik heb het nog maar pas gekregen en nu is het al stuk.’

Heel treurig allemaal. Hard en meedogenloos zoals kinderen kunnen zijn. Zemlinsky’s suggestieve klanken verscherpen de gevoelens tot het uiterste.

Deze beide producties, gemaakt in samenwerking met de Komische Oper van Berlijn, mogen gerust tot het beste gerekend worden van wat De Munt ooit heeft gebracht. Het orkest speelt gedreven en alert; dirigent Markus Stenz kent de beide eenakters door en door. Opvallend goed zijn de regie van Andreas Homoki en de decors en kostuums van Wolfgang Gussmann. Centraal staan dozen: in de Florentijnse Tragedie is dat een hele wand van dozen, waar de textielkoopman behendig over klettert. In De Dwerg zijn het de dozen van het speelgoed. Heel knap is ook dat het speelgoed uitvergroot is, waardoor je de wereld ziet zoals een kind die ervaart, en hoe de in werkelijkheid grote mensen, zoals de Infante en haar vriendinnen, in kleine meisjes zijn omgetoverd.

Maar de grootste lof gaat toch wel naar de rolbezetting, en vooral naar een bijzonder pakkende James Johnson (wat een mooie stem en wat een acteertalent!) als Simone, Douglas Nasrawi (eveneens groots qua stem en acteerkunst) als de dwerg, Claudia Barainsky als Donna Clara, en Geraldine McGreevy als Ghia.

Fons de Haas

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content