Een magistrale ideeënroman van Orhan Pamuk.

Luister. Soms moet je je gêne overwinnen en superlatieven gebruiken. Wel, hier zijn ze: overweldigend, adembenemend, betoverend, fascinerend, huiveringwekkend. De naam van de schrijver is Orhan Pamuk. Zijn meesterwerk heet “Het zwarte boek”.

Het verhaal is snel verteld en, hoe tragisch ook, banaal en niet ter zake. Er is een advocaat, Galip, die dacht een liefhebbende vrouw, Rüya, te hebben. Op een dag constateert hij dat ze verdwenen is en hij vermoedt dat ze bij haar halfbroer, Celal, is ingetrokken. Deze Celal is een befaamd columnist die Turkije betovert met zijn verhalen, zijn standpunten, zijn herinneringen, zijn persoonlijke mythologie. Galip is ervan overtuigd dat hij zijn vrouw zal terugvinden als hij Celal volledig zou kunnen begrijpen; als hij de ander zal kennen, zal hij ook weten waar beiden zich verborgen houden. Geleidelijk aan neemt Galip de identiteit van Celal over. “Het zwarte boek” is het verslag van een zoektocht door Istanbul (want natuurlijk is het – naast zoveel meer – ook een stadsroman in de traditie van James Joyce) die één week duurt en waarbij het einde het einde zal zijn.

Het boek is in tweeën verdeeld: afwisselend een column van Celal (later van Galip zelf) en de beschrijving van de zoektocht van de bedrogen advocaat. Elke column is een commentaar op de zoektocht, die op zijn beurt weer verder wordt gedreven door teksten die soms al tientallen jaren geleden geschreven zijn. Pamuk jongleert met tijd en ruimte, met mogelijkheid en realiteit. Voortdurend heeft de lezer de neiging om vorige stukken te herlezen om zijn vermoeden te controleren: stónd het er zo of heb ik het me ingebeeld (nadeel is dat je niet vooruitkomt in dit boek, dat je best bedachtzaam leest – alhoewel, soms kun je ook lezen met je ogen dicht). Maar niet alleen binnen dit boek barst het van de verwijzingen, die zijn er ook naar de andere boeken van Pamuk en naar de volledige wereldliteratuur.

EEN TURKSE RICHARD MINNE

Tegelijkertijd relativeert Pamuk die verwijzingen door elk hoofdstuk te beginnen met een al dan niet ter zake doend citaat. Met het eerste motto al ( “Gebruik geen motto’s, want die zijn dodelijk voor het mysterie van het stuk.”) zet hij de lezer op het verkeerde been. Soms doet hij denken aan een Turkse Richard Minne. Maar hij gaat nog een stapje verder. “Niets is zo verbazingwekkend als het leven. Behalve schrijven”, constateert hij op het einde van het boek, en dat is dan weer géén grapje.

Wat is identiteit? Wat maakt iemand tot dié bepaalde persoon? Dat zijn de vertrouwde thema’s van Orhan Pamuks boeken, en ze worden ook in deze roman weer op een ongelooflijk ingenieuze manier behandeld. Het begint bij het dualisme van de ik tegenover de andere, en daaruit worden allerlei andere tegenstellingen afgeleid. Om er maar enkele te noemen: verleden/toekomst, individu/gemeenschap, waarheid/leugen, oost/west, ernst/spel, realiteit/fictie, vorm/chaos, lichaam/geest. “Het zwarte boek” is dan wel een ideeënroman, maar daarom is het nog geen simpele tendensliteratuur.

Want Pamuk mengt zich ook in de authenticiteitsdiscussie. Voor hem is de zoektocht naar het authentieke, naar het echte en het ware, tamelijk belachelijk. Hij is geen metafysicus maar staat midden in het leven. Hij gaat niet op zoek naar een eeuwige kern maar bekijkt processen, bewegingen, acties. De mens is een open systeem en kan slechts bestaan door te aanvaarden dat er mensen en dingen rondom hem zijn, die hem beïnvloeden en maken tot wie hij is. De mens is een beetje van dit en een beetje van dat – een hutspot. De mens (en dat is het mysterie waar we naar op zoek zijn en tegelijkertijd de afschuwwekkende waarheid voor wie wéét) draagt in zichzelf een gapende leegte. Hij wordt pas zichzelf door te imiteren en na te vertellen. En wat kan de literatuur anders doen dan altijd weer hetzelfde verhaal te vertellen alsof het nieuw is? Op ieder mens worden woorden geschreven.

KUNST ALS BEHOEDSTER

Heel deze problematiek wordt in verschillende verhalen gedemonstreerd: de macht van de fantasie, van de vrijheid die leidt naar de waarheid. Ook de structuur van het boek duidt hierop: er is geen centrum en soms vraagt de lezer zich vertwijfeld af wat de schrijver nu wel beoogt, welk verhaal nu wel het belangrijkste is. Maar het probleem is juist de boodschap: elk verhaal, elk feit is een bouwsteen. Dit humanistische credo (de mens is een aards wezen) weerklinkt op elke bladzijde. Hier wordt de menselijke waardigheid geëerd.

Het zal geen verbazing wekken dat Pamuk deze problematiek ook op het politieke wereldgebeuren projecteert. De discussie tussen oost en west, tussen islam, christendom en atheïsme waarbij beide kanten steeds zuiver, authentiek willen zijn, lijkt hiermee afgesloten. Het fundamentalisme heeft in de ogen van Pamuk geen overlevingskansen en is in ieder geval leugenachtig. En ook Turkije zelf worstelt met een identiteitsprobleem: behoort het nu tot het Oosten of tot het Westen; moet het nu de westerse kennis of de oosterse wijsheid omarmen; moet het het westers secularisme/republikanisme, dat Atatürk heeft ingevoerd, volgen of de zogenaamd authentieke Turkse samenleving doen herleven? Telkens weer gaat het om definities: wie zijn wij en wie zijn de anderen? Die problematiek kennen we hier ook. Literatuur versus politiek: voor Pamuk is de kunst de behoedster van de menselijkheid tegen de neiging om alles te categoriseren en de menselijke potenties aan banden te leggen.

Klinkt dat hoogdravend? Vergeet dan al het bovenstaande en geniet van de verhalen, de grappen, het vernuft van de schrijver. En de fantasie, de fantasie.

Orhan Pamuk, “Het zwarte boek”, Arbeiderspers, Amsterdam, 485 blz., 1300 fr.

Johan Velter

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content