In het hedendaagse intellectuele en politieke debat is een nieuw argument opgedoken. Het is het argument ‘nostalgie’. Het heet dan dat sommigen bepaalde meningen aankleven omdat ze heimwee hebben naar vroeger, omdat ze terugverlangen naar het verleden, toen zogezegd alles beter was. Wie bijvoorbeeld dezer dagen hoofdschuddend tv kijkt en meent dat daar verkleutering of verruwing vast te stellen valt, krijgt algauw het verwijt een cultuurpessimist te zijn, een conservatieve, elitaire en nostalgische ouwe sok. Of, o gruwel, misschien betreft het wel een door politieke correctheid vergiftigde intellectueel die niets begrijpt van de moderne tijd of van de jeugd van heden. Hij of zij zou de fatale denkfout begaan om te vinden dat vroeger alles beter was. En dat verwijt komt neer op een vorm van verkettering, waarmee de vermeende nostalgicus het recht op spreken kan worden ontzegd.

Was vroeger alles beter? Natuurlijk niet, integendeel. Gelukkig is ‘vroeger’ voorgoed voorbij, ook op tv, in de politiek of in de menselijke en sociale verhoudingen. Alleen reactionairen denken daar anders over – en zo zijn er ook genoeg. Maar dat wil daarom niet zeggen dat elke verandering een verbetering is geweest. Het is niet omdat ‘vroeger’ voorbij is, dat ‘nu’ boven alle kritiek verheven kan zijn. Het is dus nogal gemakzuchtig om, zonder op de argumenten in te gaan, anderen te verwijten dat ze nostalgisch zijn.

Maar het is waar, het klinkt positief en geruststellend om zich als nieuw en eigentijds voor te doen. Het is vooral goed voor het ego, want het bevestigt dat ‘wij’ goed bezig zijn, dat ons niets te verwijten valt. We doen het immers anders dan vroeger, we denken niet meer zoals vroeger, of het nu gaat over de media, de links-rechtstegenstelling, de democratie, de multiculturaliteit of desnoods over de snelheidsbeperkingen. Dat anti-nostalgische denken is comfortabel, want het bevestigt het eigen gelijk en maakt het immuun voor elke kritiek.

Zulke redeneringen getuigen van een historisch bewustzijn dat even moralistisch als simplistisch is. Het ziet de gang der dingen door de tijd als een helder, rechtlijnig, lineair proces, dat evolueert van slecht naar goed. Het ontkent alle ambivalenties en paradoxen, alle toevalligheden en tegenstrijdigheden, alle meanders en omwegen die nu eenmaal eigen zijn aan de geschiedenis. Het ziet het verleden alleen maar als iets om zich tegen af te zetten, want als vroeger niet alles beter was, dan is dat nu wel zo.

Dat is een curieus, maar toch frequent opduikend fenomeen. Mensen denken wel vaker dat zijzelf het toppunt van de vooruitgang beleven, dat elke maatschappelijke ontwikkeling een ontwikkeling ten goede is geweest en dat de beste der mogelijke werelden is bereikt, ja, dat in hun tijd, misschien wel dankzij hen, de geschiedenis ten einde is en het niet meer beter kan. In klassieke tijden zou zoveel gebrek aan bescheidenheid en zelfkritiek hybris worden genoemd. Het steunt in dit geval op een vooruitgangsgeloof dat alleen maar als naïef en beaat kan worden omschreven. Want het is niet omdat vroeger niet alles beter was, dat het heden geen voorwerp van debat of verschil van mening kan zijn.

Maar mensen hebben nu eenmaal vaak een schoon gedacht van zichzelf. Daardoor is hun wereldbeeld zo eenzijdig gericht op het eigen ik, het hier en het nu. Hoewel. Als elke vorm van tegenspraak hen zo korzelig stemt dat ze het als nostalgisch moeten verketteren, kan dat wereldbeeld toch niet zeer stevig zijn.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content