DOOR FRANS VERLEYEN
Over de nieuwe politieke cultuur wordt zoveel gebabbeld, dat ze gemakshalve een letterwoord is geworden : NPC. Die bevat geen visie op land en volk, of een programma voor een aangenamer samenleving. Ze beperkt zich tot het politieke bedrijf zelf, meer bepaald tot de manieren waarop dat zou moeten worden beoefend. Het gaat dus meer om een interne werkmethode dan om een bezinning over de maatschappij en haar behoeften.
De gangmakers van de NPC zijn nogal veel bezig met hun eigen leef- en werkwereld. Zo willen ze het aantal mandaten dat een politicus mag hebben beperken, bij voorkeur tot één enkel. Ze vragen onpartijdige benoemingen en bevorderingen in de administratie of de magistratuur. Ze dromen ervan dat elk lid van een parlement of regering openlijk zou laten weten hoeveel beroepen het simultaan uitoefent en welk inkomen het daarmee verdient. Naast overbevolkte ministerkabinetten wordt politiek dienstbetoon dat vaak neerkomt op : ergens een schroefje uit een wet draaien zeer onwelvoeglijk genoemd.
Verder dienen, volgens de NPC-promotoren, regeringen vóór hun aantreden een ?parlementaire verklaring? goed te keuren. Die zal dan de agenda van de ministerraad bepalen. Daar kan een bewindsman met zijn collega’s pas over een te nemen maatregel beraadslagen, nadat hij daartoe via een parlementsvisum groen licht kreeg. Voor het overige mogen burgemeesters niet langer de gemeenteraad voorzitten en moet het land gaan wemelen van ombudsmannen, wijkraden, meldpunten en publiek toegankelijke commissievergaderingen.
Dat alles is prachtig en wenselijk. Wie krijgt geen zin om erbij te staan juichen ? Het zijn trouwens heel jonge, onverdorven politici die dit soort bittere pillen door de soep van hun voorgangers willen draaien. De oudere Wetstraatgeneratie ziet zich daarbij, ook in de deftigste teksten of vraaggesprekken, trouwens steevast afgeschilderd als : apparatsjiks, bonzen of krokodillen.
De jonge leeuwen, mooi en meedogenloos, staan niet langer alleen met dat oneerbiedige woordgebruik. Het raakte zodanig ingeburgerd dat de ermee bedoelde prominenten het zich van hun kant eveneens graag toeëigenen. ?Krokodil? is een positief gewaardeerde geuzennaam aan het worden. Ook het begrip ?politieke klasse?, tien jaar geleden nog een venijnige sneer, klinkt nu heel gebruiksvriendelijk. De betrokken heren en dames zijn zonder ergernis overgeschakeld op dat zelfbeeld. Ze zien zich inderdaad als een lichtjes aparte wereld met ambities en eigenschappen die bij andere soorten mensen niet voorkomen.
Te vrezen valt dat de NPC, als gespreksonderwerp overigens zo oud als de straat, ook in 1997 niet tot volle bloei zal komen. Ze lijkt verdacht veel op een verhaal van professionele ik-gerichtheid. In beeld komen nogal wat onverkozen maar fel kandiderende woordvoerders met een hongerige blik.
Zij fluisteren : we hebben een groot tabula rasa nodig, een schoktherapie, een omwaarding aller waarden. Die zit echter boordevol verwijzingen naar ?ons stelsel? en ?onze? problemen zoals de cumul, het publieke personeelsbeleid, de machteloosheid tegenover de volmachten, de bekostiging van de eigen studiediensten, de financieel ongelijke strijd tussen de regering en het ?eenzame? parlementslid, het ?wie is eigenlijk wie en met welke macht ??
Die laatste, eeuwigdurende vraag slaat op de vage groepen aan de rand van de besluitvorming, niet alleen het zogenaamde middenveld maar ook het parastatale universum van leuke, dure jobs. De volksburgerij heeft er geen benul van hoe reusachtig groot hun aantal èn invloed is. In de afweging tussen kosten en baten, staat hun ware betekenis echter vast : die is parasitair. Trek aan het staartje van de Boelwerf, de Gimv’en of de economische omschakeling in Limburg, en er begint een volle orkestbak muizen met chauffeur te piepen. Door vrijwel niemand bij naam en toenaam gekend.
De NPC-rimram is een dochter van het toverwoord ?vernieuwing?, op zijn beurt een neefje van het vorig jaar door progressieve denkers uitgezonden Sienjaal. En wat hebben al die grijs wordende vernieuwers op het terrein teweeggebracht ? Een volmachtencoalitie die ons de duistere zegeningen van het jaar 1996 bezorgde en tot dusver geen enkele grote hervorming, aangekondigd in haar regeerprogramma, waarmaakte. Dat de verkozenen in de zes op Belgisch grondgebied actieve parlementen proberen wat minder boers te debatteren, is meegenomen. De sociale, economische en democratische positie van de bevolking wordt daar echter niet beter van.
NIET VAN GEHOORD
De nieuwe politieke cultuur bestaat uit weinig meer dan een doos gadgets voor speltherapie. Zij is een fleurig opgesmukte zandbak voor ingewijden. Tijdens al die aan de NPC gewijde, elegante debatjes worden de elementaire zaken verzwegen. Ten eerste : de aan het bewind zijnde federale regering heeft, volgens het aantal in mei 1995 uitgebrachte stemmen, geen meerderheid.
Ten tweede : België wordt bestuurd door het vetorecht van de Waalse socialisten die ongeveer één kiezer op tien vertegenwoordigen.
Ten derde : binnen die PS bestaat hoegenaamd geen belangstelling voor de NPC, een Vlaams hersenspinsel.
Ten vierde : de bevolking beschikt aan de vooravond van verkiezingen over geen enkel middel om de almacht van de grondwettelijk niet gelegitimeerde partijbesturen (?cenakels?) in te perken. Bijna alle voorzitters die de regerende coalitie en haar netwerken ondersteunen, worden zonder tegenkandidaat geplebisciteerd door een congres dat bestaat uit een zeer beperkte groep van aan de partij schatplichtige aanwezigen. Die toestand is tergend.
Ten vijfde : om te zijn wat het wil blijven, neemt het uitstekend gesoigneerde Belgische sociaal-politieke bedrijf bijna de helft van heel de nationale economische opbrengst voor zich. De door de democratie niet gedekte ?middengroepen? beheren daar een flink deel van, zoals de jaarlijks aan sociale zekerheid bestede duizendvijfhonderd miljard frank. In weerwil van dat aandoenlijke wereldrecord inzake solidariteit gaan er bij ons nog altijd landgenoten dood van miserie, wanneer het enkele dagen vriest. Het zijn de pummels die nog nooit van NPC hebben gehoord.