De Belgische land- en tuinbouw is een stevige exporteur. Maar de concurrentie op de internationale markten neemt toe, niet het minst door de almaar vrijer wordende wereldhandel. Een stand van zaken.

De succesverhalen zijn bekend. België stuurt azalea’s naar Zuidoost-Azië, exporteert tomaten naar Duitsland, witloof naar de Verenigde Staten, varkensvlees naar Japan en het Wit-Blauw-rundvlees komt op de Franse tafels terecht. Maar is België daarmee een exporterend land- en tuinbouwland ? Het valt ongelooflijk goed mee ; na Nederland, Frankrijk en Duitsland is het de belangrijkste Europese exporteur van agrarische producten.

De studiedienst van de Groep Landbouwkrediet rekende een en ander na (?De Belgische land- en tuinbouw in het buitenland?, bijlage bij het te verschijnen financieel jaarverslag). En de dienst kwam tot de conclusie dat de buitenlandse handel in producten verbonden met de land- en tuinbouw in de nationale economie een belangrijkere plaats inneemt dan de bijdrage van de sector aan het bruto nationaal product of aan de werkgelegenheid laat vermoeden. De landbouw brengt maar goed anderhalf procent van het bruto nationaal product op, of nauwelijks vijf procent met de voedingsnijverheid erbij gerekend. De sector verschaft slechts twee procent van de werkgelegenheid of met de voedingsindustrie verrekend een kleine zeven procent. Maar de export steeg de jongste zes jaren ononderbroken, met in het totaal bijna 35 procent, tot een fatsoenlijke 600 miljard frank voor de hele land- en tuinbouw, de agrovoeding eerste verwerking en de agro-industriële producten (zoals meststoffen, bestrijdingsmiddelen en landbouwmaterieel). Kortom, het bedrijfsgebied is goed voor 11,7 procent van de totale uitvoer van België (eigenlijk van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie).

JONAGOLD IS GELIEFD

De studaxen van het Landbouwkrediet waarschuwen echter voor zelfvoldaanheid. Grote cijfers in de exportstatistieken zijn het gevolg van de belangrijke doorvoerfunctie in het internationale handelsverkeer via onder meer de Antwerpse haven. Die heeft een aanzienlijke reputatie inzake graanhandel. Zo exporteren Franse handelaars via Antwerpen graan uit de Europese Unie, om de Europese restituties in sterke Belgische frank uitbetaald te krijgen. In de internationale wereld van voedingsgrondstoffen is speculatie inderdaad nooit ver weg. Ook in andere gevallen is de export groter dan de binnenlandse productie. Cacao en oliehoudende zaden en de afgeleide producten ervan staan voor bijna 60 miljard frank op de exportstatistieken zo’n tien procent van het totaal hoewel België die grondstoffen niet zelf produceert. Het gaat om doorvoer en wederuitvoer na verwerking, want België is een chocoladeland. Dat alles brengt mee dat tegenover de ruime uitvoer een licht hogere invoer staat. De buitenlandse handel vertoont een negatief saldo voor de landbouwproducten, maar een positief saldo voor de agrovoedingsproducten.

Toch blijft de uitvoer van de Belgische producenten belangrijk. Zij werken voor de export. Zo beloopt de zelfvoorzieningsgraad voor suiker 238 procent, een productie dus die bijna 2,5 keer groter is dan wat de Belgen samen kunnen verteren. Voor varkensvlees bedraagt de zelfvoorzieningsgraad 197 procent en voor aardappelen 173 procent.

Akkerbouw en dierlijke producten staan elk zowat voor een derde van de totale uitvoer van de landbouwsector. Toppers zijn de zuivelproducten zoals melk en melkpoeder (76,5 miljard frank), graanproducten zoals banketbakkersproducten, meel en mout (46 miljard frank) en varkensvlees (36,2 miljard frank).

Met een exportwaarde van 70 miljard is de tuinbouw bescheidener. Maar 60 procent van de verse groenten en fruit gaan naar het buitenland. Tomaten, Jonagold-appelen en azalea’s zijn de beste uitvoerproducten. Sinds enkele jaren is België de op twee na belangrijkste uitvoerder in de wereld van potplanten.

Het witloof in Amerika en het varkensvlees in Japan verbergen dat het overgrote deel van de agro-uitvoer gaat naar de landen van de Europese Unie, 82 procent zelfs naar de directe buurlanden Nederland, Duitsland en Frankrijk. Nu de Europese markten verzadigd geraken, is het noodzakelijk de exportinspanningen buiten de Europese Unie te versterken.

Uit de studie van het Landbouwkrediet blijkt dat de export van de agrarische sector niet zonder inspanningen te realiseren valt. De internationale concurrentie is immers almaar scherper en dat bemoeilijkt ook het doen en laten op de binnen-Europese markten. Zo heeft de tuinbouwsector, voor zijn groenten en fruit, zowel op de binnenlandse markt als op zijn exportmarkten, steeds meer af te rekenen met de concurrentie van de Middellandse-Zeelanden, die lage loonkosten koppelen aan stijgende productiviteit. De voormalige Oostbloklanden kampen nu nog met zwak genetisch materiaal, hebben gebrek aan kapitaal en problemen van verwerking en commercialisering. Maar er huist een enorm groeipotentieel. Voorts zet Europa zijn interne markt steeds wijder open voor invoer uit derde landen. Er bestaan nu al partnerschaps-, samenwerkings- of vrijhandelsakkoorden met de Middellandse-Zeelanden, de landen van Oost- en Midden-Europa, de Mercosur-landen in Zuid-Amerika en met Zwitserland.

De studiedienst van de kredietinstelling voorspelt dat de Europese eenheidsmunt straks de uitvoer van de Muntunielanden zal bemoeilijken. De sterke euro, die een dure munt zal zijn, handicapt dan de uitvoer naar de landen die niet aan de EMU deelnemen. Niet-deelnemers, zoals vermoedelijk Italië, kunnen uit hun zwakke munt een concurrentievoordeel op de exportmarkten putten.

WEG MET SUBSIDIE EN HEFFING

De internationale vrijhandelsakkoorden, de zogenoemde Gatt-akkoorden (nu opgenomen in het stelsel van de Wereldhandelsorganisatie), bemoeilijken het sterkst de export van land- en tuinbouwproducten uit de Europese Unie. Om de uitvoer naar derde landen te bevorderen voorziet het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid in exportsubsidies. Ze versterken de concurrentiepositie van de duurdere Europese producten op de wereldmarkten. Zo kreeg België van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) in 1995 voor 46 miljard frank uitvoersubsidies voor vooral granen, zuivelproducten, rundvlees en suiker.

Dat staat natuurlijk haaks op de ideeën van een vrije wereldhandel. In uitvoering van de Gatt-akkoorden, moet Europa tegen het jaar 2000 zijn exportsubsidies met een derde inkrimpen en de met subsidies uitgevoerde hoeveelheden met een vijfde. Dat bemoeilijkt de export, wat tegelijk de concurrentie op de Europese markten zal vergroten. Die wordt nog harder naarmate, volgens de Gatt-regelingen, terzelfdertijd Europa een grotere invoer van buiten de Unie moet toelaten en zijn invoerheffingen daarop met een derde moet verminderen. Het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid zal in de jaren tot 2000 ongetwijfeld nog enkele stevige politieke, sociale en dus ook budgettaire schokken ondergaan.

Intussen blijft uitvoeren in de agrarische business een hele bureaucratie. Europa, dat de landbouwproductie zelf al controleert (zie kader), legt per productgroep jaarlijks uitvoercontingenten vast met een ingewikkeld systeem van uitvoercertificaten. Zoals dat bij bureaucratieën gaat, kon de EU niet voorzien dat in het eerste werkingsjaar van dat stelsel al, ten gevolge van de dollekoeienziekte, de producenten het uitvoercontingent voor rundvlees niet haalden. Dat gebeurde evenmin voor het varkensvlees, omdat de Europeanen plots hun goedkopere varkens zelf gingen opeten.

Binnen de Europese Unie zijn de grenscontroles weliswaar afgeschaft, maar de intracommunautaire handel loopt verre van papierloos. Er zijn de steekproefcontroles op de handel van levende dieren en voedingswaren. Plantaardige producten krijgen een plantenpaspoort dat goede fytosanitaire maatregelen tegen ziekten bewijst. De veterinaire inspectiediensten schrijven gezondheidscertificaten, die sneller dan de dieren en het vlees, via het elektronisch Animo-net tussen de Europese lidstaten, door de Unie circuleren.

Guido Despiegelaere

Belgisch vlees is een extra exportproduct. Maar de dollekoeienziekte en de varkespest ontredderen nu Europa.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content